ECLI:NL:RBROT:2019:10773

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 oktober 2019
Publicatiedatum
14 april 2020
Zaaknummer
ROT 19/311 tussenuitspraak
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake leges omgevingsvergunning en vertrouwensbeginsel

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 22 oktober 2019, staat de leges omgevingsvergunning centraal. Eiser, eigenaar van een onroerende zaak, heeft een omgevingsvergunning aangevraagd voor het vervangen van een schuur. De gemeente Rotterdam heeft leges geheven op basis van een bedrag van € 83.600,- aan bouwkosten, terwijl eiser stelde dat de kosten € 35.000,- bedroegen. Eiser heeft beroep ingesteld tegen de aanslag, waarbij hij aanvoert dat de aanslag te laat is opgelegd en dat hem was meegedeeld dat geen omgevingsvergunning nodig was. De rechtbank heeft het onderzoek heropend om eiser in de gelegenheid te stellen bewijs te leveren van zijn stelling dat een bouwinspecteur van de gemeente hem had meegedeeld dat er geen vergunning nodig was. De rechtbank verzoekt verweerder om informatie te verstrekken over de bouwinspecteur en stelt eiser in de gelegenheid om getuigen te horen. De beslissing houdt iedere verdere beslissing aan.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 19/311

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 22 oktober 2019 in de zaak tussen

[naam eiser] , eiser,

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Rotterdam, verweerder,

gemachtigde: mr. B.J. Klein.

Procesverloop

Bij aanslag met als factuurdatum 12 oktober 2018 (de aanslag) heeft verweerder van eiser € 1.994,40 aan leges omgevingsvergunning geheven.
Bij uitspraak op bezwaar, gedateerd 18 december 2018 (het bestreden besluit), heeft verweerder het bezwaar hiertegen gegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 13 september 2019.
Eiser is, samen met zijn echtgenote, op de zitting verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. Ook is namens verweerder verschenen mevrouw [naam 1] , kostendeskundige Stadsontwikkeling/Bouw- en Woningtoezicht, voor wie door verweerder op de zitting een machtiging is overgelegd, die haar bevoegd maakte om namens verweerder op de zitting het woord te voeren.

Overwegingen

1.1
Eiser eigenaar van de onroerende zaak [adres] . Dit betreft een woning en schuur met omliggende grond. Eiser pachtte de onroerende zaak eerst van verweerder en heeft daarna de onroerende zaak van verweerder gekocht.
1.2.
Eiser heeft op 17 mei 2017 online bij verweerder een omgevingsvergunning aangevraagd. In die aanvraag staat onder meer het volgende:
“(…)
Projectomschrijving sloop op instorten staande schuur, vervangen door nieuw zelfde model, hoogte
Opmerking lastige vragen van toepassing moeten zijn, we gaan eigenlijk renoveren, dan zijn ook leges niet van toepassing. Er is hierover veel gebeld en gemaild en er gaat veel tijd overheen om steeds weer te moeten verdedigen. Heer [naam 2] weet ervan. Deze kent allen problemen /reacties die onterecht waren. Kan niet alles zetten ivm max tekens. heer [naam 2] heeft mail gehad over deze aanvraag.
(…)
Bijlagen die later komen geen idee welke bijlage. We moeten renoveren/verbouwen omdat schuur zeer slecht is, zoals ook bekend is bij heer [naam 2] en anderen, spoed is daarom noodzakelijk! Alles wordt t zelfde als er staat qua meters, zelfs iets kleiner ! zie de diverse mails hierover.
(…)
Wat is er op het bouwwerk
van toepassing?er wordt gedeeltelijk vervangen
(…)
Wat zijn de geschatte kosten
in euro’s (exclusief BTW)? 35000 (…).”
1.3.
Op 26 juni 2017 is de omgevingsvergunning afgegeven. In de vergunning staat onder meer:
“(…) Werkzaamheden
Uit de aanvraag blijkt dat het de bedoeling is de bestaande schuur te vervangen door een nieuwe schuuropbouw op de bestaande (betonnen) begane grondvloer.”
1.4.
In afwijking van de door eiser opgegeven bouwkosten, heeft verweerder de aanslag gebaseerd € 83.600,- aan bouwkosten. In het bestreden besluit heeft verweerder dit gehandhaafd.
2. In geschil is of de aanslag kon worden opgelegd en zo ja, of de aanslag op de juiste hoogte is vastgesteld. Volgens eiser kon de aanslag niet worden opgelegd. De aanslag is pas na anderhalf jaar en dus te laat opgelegd. Ook is hem is toegezegd dat geen omgevings-vergunning was vereist. Verder is eiser van mening dat de aanslag gebaseerd moet worden op een bedrag van € 35.000,- aan bouwkosten. Volgens verweerder is de aanslag terecht en naar het juiste bedrag vastgesteld.
4. Eiser stelt dat de heer [naam 3] , bouwinspecteur van Stadsontwikkeling/ Bouw- en Woningtoezicht hem heeft meegedeeld dat het bij het bouwen van de schuur zou gaan om een verbouwing en dat daarvoor geen omgevingsvergunning nodig was en dat hij er daarom vanuit mocht gaan dat hij geen leges verschuldigd was. Verweerder verklaarde op de zitting daar niets van te weten.
4.1.
De rechtbank begrijpt dat eiser een beroept doet op het vertrouwensbeginsel.
Hierover heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) op 29 mei 2019 een belangrijke uitspraak gewezen, die op www.rechtspraak.nl is gepubliceerd als ECLI:NL:RVS:2019:1694. Om te beoordelen of een burger terecht een beroep doet op het vertrouwensbeginsel moeten volgens de Afdeling drie stappen worden doorlopen. De eerste stap is dat degene die zich beroept op het vertrouwensbeginsel aannemelijk moet maken dat sprake is van uitlatingen en/of gedragingen van ambtenaren die bij de betrokkene redelijkerwijs de indruk wekken van een welbewuste standpuntbepaling van het bestuur over de manier waarop in zijn geval een bevoegdheid al dan niet zal worden uitgeoefend.
4.2.
Als komt vast te staan wat eiser stelt, zou dit kunnen leiden tot een geslaagd beroep op het vertrouwensbeginsel, maar alleen als de rechtbank vervolgens zou oordelen dat ook aan de stappen twee en drie uit de uitspraak van de Afdeling is voldaan. Dit zal zo nodig in een latere uitspraak worden beoordeeld.
5. De rechtbank heropent voor nu het onderzoek om eiser in de gelegenheid te stellen bewijs te leveren van zijn stelling dat de heer [naam 3] , bouwinspecteur van Stadsontwikkeling/Bouw- en Woningtoezicht, hem heeft meegedeeld dat het bij het bouwen van de schuur zou gaan om een verbouwing en dat daarvoor geen omgevingsvergunning nodig was. De rechtbank gaat er vanuit dat eiser alle belangrijke stukken al aan de rechtbank heeft opgestuurd en dat bewijs zal moeten worden geleverd door middel van het horen van getuigen en dat hij in ieder geval de heer [naam 3] als getuige wil laten horen. De rechtbank zal de heer [naam 3] daarom oproepen als getuige en verzoekt verweerder om aan te geven of hij nog werkzaam is bij de gemeente Rotterdam en zo nee of zijn huidige adresgegevens bij hem bekend zijn.
6. Eiser moet binnen twee weken na de datum van verzending van deze uitspraak aan de rechtbank laten weten of er nog andere getuigen zijn en zo ja, wie dat zijn. Eiser moet in dat geval de namen en, indien mogelijk, de adressen van deze getuigen opgeven. Als het bij het horen van getuigen gaat om gemeenteambtenaren moet verweerder er rekening mee houden dat de rechtbank hem nog zal vragen om mee te delen of die ambtenaren in dienst van hem zijn en zo ja, bij welk dienstonderdeel, zodat de rechtbank de getuigen op dat (dienst-)adres kan oproepen.

Beslissing

De rechtbank:
- heropent het onderzoek;
- verzoekt verweerder in 5 gevraagde informatie te verstrekken;
- stelt eiser in de gelegenheid om het in 6 vermelde bewijs te leveren;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. I. Bouter, in aanwezigheid van mr. M. Noordegraaf, griffier. De uitspraak is in het openbaar geschied op 22 oktober 2019.