ECLI:NL:RBROT:2019:10758

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
10/000973-19 vordering TUL VV: 10/099976-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplegging voorwaardelijke ISD-maatregel met bijzondere voorwaarden na diefstal

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 april 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die op 2 januari 2019 te Dordrecht een krat met winkelgoederen heeft gestolen. De verdachte, die ten tijde van de zitting preventief gedetineerd was, heeft het feit bekend. De officier van justitie heeft gevorderd om de verdachte te veroordelen tot een maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD) en heeft de vordering tot tenuitvoerlegging in een andere zaak afgewezen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat er sprake is van een problematische sociaal-maatschappelijke situatie, psychische problematiek en een hoog risico op recidive. De rechtbank heeft de ISD-maatregel voorwaardelijk opgelegd, met bijzondere voorwaarden zoals een verbod op alcohol en drugs, een meldplicht bij de reclassering en de verplichting tot behandeling voor verslavingsproblematiek. De rechtbank heeft de verdachte ook veroordeeld tot de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van één week, omdat hij de voorwaarden van die straf heeft geschonden. De beslissing is genomen in het belang van de samenleving en om de kans op recidive te verkleinen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/000973-19
Parketnummer vordering TUL VV: 10/099976-18
Datum uitspraak: 30 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd
in de Penitentiaire Inrichting Zuid-West – De Dordtse Poorten,
raadsman mr. R. Bonis, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding.
De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. Casteleijns heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer 10-099976-18.

4.Bewezenverklaring

Het ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 2 januari 2019 te Dordrecht een krat met diverse winkelgoederen (onder meer thee en/of homeopathische geneesmiddelen en/of chocolade), dat geheel aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam winkel] (vestiging Van Eesterenplein), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de maatregel is gebaseerd
De verdachte heeft een krat met winkelgoederen van [naam winkel] gestolen. De verdachte heeft met zijn handelen getoond dat hij geen respect heeft voor andermans eigendom. Een winkeldiefstal levert veel overlast op voor de winkelier.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 april 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit wordt in het nadeel van de verdachte meegewogen.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 12 april 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
Er is al jarenlang sprake van een problematische sociaal-maatschappelijke situatie en van psychische problematiek. Zo heeft de verdachte al geruime tijd geen huisvesting en geen zinvolle dagbesteding en is er sprake van een gedragsstoornis (ADHD) en alcohol- en drugsgebruik. De verdachte heeft verklaard delicten te plegen om in zijn drugsgebruik te kunnen voorzien. Er is sprake van een hoog risico op recidive.
Eerdere interventies, waaronder een eerder opgelegde ISD-maatregel, hebben niet tot verandering geleid. Het reclasseringstoezicht is tijdens de extramurale fase beëindigd vanwege een geweldsincident. Momenteel verblijft de verdachte op de afdeling ‘extra zorg voorziening’ van de PI Zuid-West – De Dordtse Poorten. De medicatie is inmiddels goed ingesteld en de verdachte neemt deze trouw in. Het gedrag en de zelfzorg van de verdachte zijn goed en er zijn geen positieve urine-uitslagen. Naast de gesprekken met Humanitas Homerun, heeft de verdachte contact met zowel een psycholoog als een psychiater. De verdachte heeft de wens om, aansluitend op zijn detentie, in samenwerking met Humanitas te komen tot een verblijf in een begeleide woonvorm en tot een zinvolle dagbesteding. Tevens wenst hij hulp voor zijn verslaving.
De reclassering ziet op dit moment geen andere mogelijkheid dan de rechtbank te adviseren de verdachte een ISD-maatregel op te leggen, teneinde de kans op recidive te verkleinen. Gedurende de intramurale fase dient psychologisch en/of psychiatrisch onderzoek te worden verricht om een passend plan van aanpak op te kunnen stellen voor zowel de intra- als extramurale fase. Te denken valt aan een klinische behandeling, gericht op onder andere de verslavingsproblematiek, waarna doorfasering naar een geschikte begeleide woonvorm kan plaatsvinden.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank stelt vast dat aan alle voorwaarden is voldaan die artikel 38m van het Wetboek van Strafrecht aan het opleggen van een ISD-maatregel stelt. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten. Het is niet de eerste keer dat de verdachte een dergelijk strafbaar feit pleegt. Het uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 april 2019 beslaat 18 pagina’s met meerdere vermogensdelicten. De verdachte kan worden aangemerkt als veelpleger. De verdachte is blijkens het uittreksel uit de justitiële documentatie in de vijf jaren voorafgaand aan het door hem begane feit ten minste driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. Het onderhavige feit is begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. Gelet op het over de verdachte uitgebrachte reclasseringsrapport moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie van de reclassering (vervat in een gedagtekend en ondertekend advies van niet ouder dan één jaar) dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen. Hoewel is voldaan aan de vereisten voor oplegging van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel, acht de rechtbank een voorwaardelijke maatregel, zoals bepleit door de verdediging, echter op dit moment passender. Het opleggen van bijzondere voorwaarden, te weten een verbod op alcohol en andere verdovende middelen, een meldplicht bij de reclassering en de verplichting om zich te houden aan de aanwijzingen van de reclassering, is daarbij naar het oordeel van de rechtbank noodzakelijk. De rechtbank benadrukt dat dit ook kan betekenen dat de verdachte zich dient te laten behandelen voor zijn verslavingsproblematiek in een verslavingskliniek of dient te verblijven in een instelling voor begeleid wonen, indien de reclassering dit noodzakelijk acht.
De rechtbank heeft dit oordeel in belangrijke mate gebaseerd op het rapport van de reclassering en daarnaast op de houding van de verdachte ter terechtzitting. De rechtbank heeft de indruk gekregen dat de verdachte daadwerkelijk bereid is zich aan de hierna te noemen bijzondere voorwaarden te houden.
De rechtbank zal daarom de ISD-maatregel voorwaardelijk opleggen, met de bijzondere voorwaarden die hierna worden genoemd. De rechtbank legt de maatregel op voor de duur van twee jaar met een proeftijd van twee jaar. De voorwaardelijke oplegging dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen maatregel passend en geboden.

8.Vordering tenuitvoerlegging

8.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 30 juli 2018 van de politierechter van deze rechtbank, locatie Dordrecht, is de verdachte ter zake van eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening, veroordeeld – voor zover van belang – tot een gevangenisstraf van 1 week voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 14 augustus 2018.
8.2.
Standpunt officier van justitie
De vordering tenuitvoerlegging dient, gelet op de gevorderde onvoorwaardelijke ISD-maatregel, te worden afgewezen.
8.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van het vonnis van 30 juli 2018 en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd. Nu aan de verdachte geen onvoorwaardelijke ISD-maatregel wordt opgelegd, ziet de rechtbank geen aanleiding om de vordering tot tenuitvoerlegging af te wijzen.
Daarom zal de tenuitvoerlegging worden gelast van de bij dat vonnis aan de verdachte opgelegde voorwaardelijke straf.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38p en 310 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in een
inrichting voor stelselmatige dadersvoor de duur van
2 (twee) jaar;
bepaalt dat deze maatregel
niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en zo frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen van die reclasseringsinstelling, ook indien dit betekent dat de veroordeelde zich voor zijn verslavingsproblematiek onder ambulante behandeling dient te stellen van een door die reclasseringsinstelling aan te wijzen zorginstelling en/of zich klinisch dient te laten opnemen voor de behandeling van zijn verslavingsproblematiek;
de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen of soortgelijke instelling, aansluitend op een eventuele klinische behandeling en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de directeur van die instelling verantwoord vindt;
de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van alcohol en andere verdovende middelen, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloed- en/of urineonderzoek, gedurende twee jaar na heden;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 30 juli 2018 van de politierechter in deze rechtbank, locatie Dordrecht, aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 1 (één) week.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 april 2019.
De griffier is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 2 januari 2019 te Dordrecht een krat met diverse winkelgoederen (onder meer thee en/of homeopathische geneesmiddelen en/of chocolade), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam winkel] (vestiging Van Eesterenplein), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.