ECLI:NL:RBROT:2019:10757

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 april 2019
Publicatiedatum
25 maart 2020
Zaaknummer
10-047780-18, 10-092393-18, 10-109785-18 en 10-001502-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernieling, belediging van een ambtenaar en diefstal met afwijzing verzoek tot horen opsporingsambtenaren

Op 30 april 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van vernieling, belediging van ambtenaren en diefstal. De verdachte, geboren in Somalië en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in een psychiatrisch centrum, had zich schuldig gemaakt aan meerdere feiten. De tenlastelegging omvatte onder andere het opzettelijk vernielen van een cel, belediging van politieambtenaren en het stelen van alcoholische drank uit een supermarkt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de feiten heeft bekend en heeft deze zonder nadere motivering bewezen verklaard. De rechtbank heeft het verzoek van de verdediging om opsporingsambtenaren te horen afgewezen, omdat de verdediging onvoldoende heeft onderbouwd waarom dit van belang zou zijn voor de strafzaak. De rechtbank oordeelde dat de betrouwbaarheid van de ambtsedig opgemaakte processen-verbaal niet in twijfel werd getrokken. De verdachte had zich niet alleen schuldig gemaakt aan vernieling, maar ook aan belediging van politieambtenaren, wat de rechtbank als ernstig beschouwde. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een onvoorwaardelijke ISD-maatregel van twee jaar, waarbij rekening is gehouden met zijn strafblad en de ernst van de feiten. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte een gevaar voor de maatschappij vormt en dat een strenge maatregel noodzakelijk is om recidive te voorkomen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummers: 10-047780-18, 10-092393-18, 10-109785-18 en 10-001502-19
Datum uitspraak: 30 april 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] , Somalië, op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in het penitentiair psychiatrisch centrum te Den Haag,
raadsman mr. C.Y. Kekik, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 april 2019.

2.Tenlasteleggingen

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.M. Casteleijns heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het in de zaken met parketnummers 10-047780-18, 10-092393-18, 10-109785-18 en 10-001502-19 ten laste gelegde;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna: ISD-maatregel).

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering (parketnummers 10/047780-18 (feit 1) en 10-001502-19
Het in de zaak met parketnummer 10-047780-18 onder 1 ten laste gelegde feit is door de verdachte bekend. Het in de zaak met parketnummer 10-001502-19 ten laste gelegde feit is eveneens door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte de feiten heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit.
4.2.
Bewijswaardering overige feiten (parketnummers 10-047780-18 (feit 2), 10-092393-18 en 10-109785-18)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de uitlatingen die onder parketnummers 10-047780-18 en 10-109785-18 ten laste zijn gelegd ((“kanker)homo’s” en “kankerpot”) niet tegen de politieambtenaren waren gericht. De beledigingen waren gericht tegen omstanders of betroffen algemene, niet tegen specifieke personen/politieambtenaren gerichte, uitingen van woede door de verdachte. De verdediging heeft ter zake van parketnummer 10-092393-18 aangevoerd dat een ander dan de verdachte vanuit de auto een middelvinger naar de politieambtenaren zou kunnen hebben opgestoken (namelijk bestuurder Bosman).
De raadsman heeft ter gelegenheid van het pleidooi het (herhaalde) verzoek gedaan om de politieambtenaren die aangifte hebben gedaan van de belediging, alsmede de politieambtenaren die de belediging van hun collega’s hebben geverbaliseerd, te horen. Voorts heeft de verdediging verzocht om Bosman te horen.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank wijst het (herhaalde) verzoek tot het oproepen en het horen van getuigen af. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
Uit de rechtspraak van de Hoge Raad volgt dat een tot de zittingsrechter gericht verzoek tot het oproepen en het horen van getuigen door de verdediging dient te worden gemotiveerd teneinde de rechter in staat te stellen de relevantie van dat verzoek in het licht van de toepasselijke wettelijke voorschriften te beoordelen. De aan het verzoek te geven motivering dient ten aanzien van iedere van de door de verdediging opgegeven getuige een toelichting te omvatten waarom het horen van deze getuige van belang is voor enige in de strafzaak uit hoofde van de artikelen 348 en 350 Wetboek van Strafvordering (Sv) te nemen beslissing.
De verdediging heeft naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd welk specifiek belang bestaat bij het horen van de getuigen. De enkele stelling dat de verdachte de beledigingen ontkent danwel dat de beledigingen tot anderen waren gericht zijn daartoe onvoldoende. Uit de behandeling ter zitting zijn ook geen feiten of omstandigheden naar voren gekomen die aanleiding geven voor het toewijzen van de verzoeken. De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat uit artikel 344 lid 2 Sv volgt dat de wetgever een bijzonder vertrouwen heeft gesteld in de betrouwbaarheid van het ambtsedig opgemaakt proces-verbaal van een opsporingsambtenaar. Van de verdediging mag daarom een deugdelijke motivering van het verzoek worden verwacht waaruit blijkt
waaromde verklaringen van de verbalisanten onjuist zijn. Die deugdelijke motivering ontbreekt.
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, waaronder de processen-verbaal waarin de politieambtenaren melding maken van de ten laste gelegde beledigingen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 10-047780-18 onder 2 ten laste gelegde, het in de zaak met parketnummer 10-092393-18 ten laste gelegde en het in de zaak met parketnummer 10-109785-18 ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
10-047780-18
1
hij op 10 maart 2018 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een cel (van een cellencomplex aan de Schiedamseweg 400),
dieaan een ander, te weten aan Politie Eenheid Rotterdam toebehoorde, heeft onbruikbaar gemaakt;
2
hij op 10 maart 2018 te Schiedam opzettelijk
ambtenaren, te weten [naam agent 1] (hoofdagent politie Eenheid Rotterdam) en [naam agent 2] (hoofdagent politie Eenheid Rotterdam), gedurende de rechtmatige uitoefening van
hunbediening, in
huntegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door
hende woorden toe te voegen: Kankerhomo's, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
10-092393-18
hij op 12 mei 2018 te Rozenburg, gemeente Rotterdam, opzettelijk ambtenaren, te weten [naam agent 3] (brigadier van politie Eenheid Rotterdam) en [naam agent 4] (brigadier van politie Eenheid Rotterdam), gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening, in hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden heeft beledigd door een middelvinger in de richting van die [naam agent 3] en [naam agent 4] op te steken;
10-109785-18
hij op 4 juni 2018 te Schiedam opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam agent 1] , hoofdagent van politie eenheid Rotterdam, gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, in het openbaar, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: “kankerpot”.
10/001502-19
hij op 2 januari 2019 te Rotterdam vier blikjes alcoholische drank ( Bacardi en Pre-mix),
dieaan een ander
toebehoorden, te weten aan [naam supermarkt] (vestiging Zuidplein), heeft weggenomen met het oogmerk om
diezich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet (ook) daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
10/047780-18
Feit 1:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen,
Feit 2:
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan ambtenaren gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening,
10-092393-18
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan ambtenaren gedurende de rechtmatige uitoefening van hun bediening,
10-109785-18
eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van haar bediening,
10/001502-19
diefstal.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering maatregel

7.1.
Algemene overweging
De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf en maatregel zijn gebaseerd
De verdachte heeft de muren van een politiecel ingesmeerd met zijn ontlasting, gebruikmakend van een aan hem ter beschikking gestelde overall. Hij heeft dit welbewust en weloverwogen gedaan met de bedoeling om uit zijn cel te worden gehaald. De verdachte heeft zich daarmee onaangepast en grensoverschrijdend gedragen. Hij heeft de politiecel tijdelijk onbruikbaar gemaakt. Er is een extern reinigingsbedrijf ingeschakeld om de cel schoon te maken, met alle kosten van dien. De verdachte heeft laten zien geen respect te hebben voor het eigendom van anderen, in het bijzonder niet voor dat van de politie. Hij heeft de politie schade berokkend en met onnodig werk opgezadeld.
De verdachte heeft zich daarnaast schuldig gemaakt aan meerdere beledigingen van politieambtenaren. De verdachte heeft hiermee het respect en het gezag ten aanzien van een ambtenaar die een publieke taak verricht ondermijnd. Door politieambtenaren met kwetsende en beledigende woorden uit te schelden heeft hij hen in hun eer en goede naam aangetast. Politieambtenaren moeten onder normale omstandigheden hun werk kunnen doen. De verdachte dient zich meewerkend en respectvol op te stellen jegens politieambtenaren, ook al is de verdachte het niet eens met de gang van zaken. Het is daarnaast niet de eerste keer dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de belediging van (politie)ambtenaren.
Ten slotte is de winkeldiefstal een hinderlijk feit dat bij de gedupeerde schade, overlast en frustratie moet hebben veroorzaakt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte van 19 maart 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten (diefstal en beledigingen van (politie)ambtenaren).
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft op 12 november 2018 en 5 april 2019 rapporten over de verdachte opgemaakt. Deze rapporten houden samengevat het volgende in.
De sociaal-maatschappelijke situatie van de verdachte is slecht. Hij heeft geen
huisvesting, geen dagbesteding en het ontbreekt hem aan een inkomen. Er zijn aanwijzingen voor alcoholmisbruik, zwakbegaafdheid en persoonlijkheidsproblematiek. De verdachte vertoont agressief gedrag en laat geen motivatie voor gedragsverandering zien. Het risico op recidive, letselschade en op het onttrekken aan voorwaarden wordt ingeschat als hoog. Eerdere reclasseringscontacten zijn vrijwel allemaal voortijdig beëindigd omdat de verdachte niet meewerkte. Hij komt geregeld niet op afspraken, is dwingend in het contact en kan zich moeilijk conformeren aan afspraken. De reclassering ziet geen mogelijkheden meer om de verdachte te begeleiden binnen een voorwaardelijk kader. Een stringenter kader waarbinnen actuele diagnostiek kan plaatsvinden zodat passende begeleiding en behandeling kan worden opgestart, is volgens de reclassering nodig om de huidige negatieve spiraal te doorbreken.
Psychiater H. Kondakçi heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 15 januari 2019, inhoudende een beoordeling van de geestvermogens van de verdachte en een advies met betrekking tot een eventuele ISD-plaatsing. Dit rapport houdt samengevat het volgende in.
De verdachte is een veelpleger bij wie eerdere trajecten van toezicht en begeleiding
zijn gestagneerd. Hij kan of wil geen verantwoordelijkheid nemen voor de problemen in zijn leven, voor het stagneren van het traject bij de laatste instelling voor begeleid wonen en voor de strafrechtelijke delicten. Er zijn aanwijzingen voor persoonlijkheidsproblematiek (antisociaal), verslavingsproblematiek en een verstandelijke beperking. Professionele begeleiding gericht op de bij hem bestaande psychosociale problemen, gerichte ambulante behandeling op de vermoedelijk aanwezige persoonlijkheids- en verslavingsproblematiek, gecombineerd met reclasseringstoezicht, in een stringent kader lijkt de aangewezen weg om het recidivegevaar te doen minderen. Daarbij zou kunnen worden gedacht aan een voorwaardelijk ISD-kader. Er zijn geen contra-indicaties voor het opleggen van een ISD-maatregel.
7.4.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft ter gelegenheid van de terechtzitting het verzoek gedaan om de psychiater te horen over zijn rapportage van 15 januari 2019 of om hem een aanvullende rapportage te laten realiseren, omdat de psychiater in zijn rapport mogelijkheden ziet voor een voorwaardelijk ISD-kader.
7.5.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank wijst het verzoek van de verdediging af. Afgezien van het gegeven dat het verzoek onvoldoende is gemotiveerd, is het aan de rechtbank om te beslissen over de vraag welke straf of maatregel aan de verdachte dient te worden opgelegd. Het rapport van de psychiater dient daarbij als informatiebron, maar de vraag of aan de verdachte een voorwaardelijke of een onvoorwaardelijke ISD-maatregel moet worden opgelegd, dient te worden beantwoord door de rechtbank.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten (de winkeldiefstal). De verdachte is blijkens het op zijn naam gestelde uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 maart 2019 in de vijf jaren voorafgaande aan de door hem begane feiten meer dan driemaal tot een vrijheidsbenemende straf veroordeeld. De desbetreffende vonnissen zijn onherroepelijk. De onderhavige feiten zijn begaan na tenuitvoerlegging van deze straffen. De rechtbank stelt vast dat de tot op heden aan de verdachte opgelegde straffen er niet toe hebben geleid dat het criminele gedrag van de verdachte is beëindigd. Er moet daarom ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan. De rechtbank stelt resumerend vast dat aan de wettelijke voorschriften voor oplegging van een ISD-maatregel is voldaan.
De rechtbank onderschrijft de conclusie van de reclassering dat oplegging van de ISD-maatregel is aangewezen. Gelet op het strafverleden van de verdachte is de rechtbank van oordeel dat een onvoorwaardelijke ISD-maatregel in dit geval passend is. Een voorwaardelijke ISD-maatregel, zoals door de psychiater is beschreven, is – mede gelet op de houding van de verdachte – een gepasseerd station.
De rechtbank heeft daarbij in aanmerking genomen dat de maatregel er mede toe strekt om de maatschappij te beveiligen. De veiligheid van personen en goederen vereist dat aan de verdachte de maatregel wordt opgelegd voor de duur van twee jaren. Daarbij is mede gelet op de ernst van de begane feiten en de veelheid aan recente voorafgaande veroordelingen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 38m, 38n, 57, 266, 267, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummers 10-047780-18, 10-092393-18, 10-109785-18 en 10-001502-19 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
gelast dat de verdachte wordt geplaatst in een
inrichting voor stelselmatige daders voor de duur van 2 (twee) jaren;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en F. van Buchem, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 30 april 2019.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
10-047780-18
1
hij op of omstreeks 10 maart 2018 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een cel (van een cellencomplex aan de Schiedamseweg 400), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan Politie Eenheid Rotterdam toebehoorde, heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
2
hij op of omstreeks 10 maart 2018 te Schiedam opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam agent 1] (hoofdagent politie Eenheid Rotterdam) en/of [naam agent 2] (hoofdagent politie Eenheid Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/haar bediening, in zijn/haar tegenwoordigheid, mondeling heeft beledigd, door hem/haar de woorden toe te voegen: Kankerhomo's, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
10-092393-18
hij op of omstreeks 12 mei 2018 te Rozenburg, gemeente Rotterdam, opzettelijk (een) ambtena(a)r(en), te weten [naam agent 3] (brigadier van politie Eenheid Rotterdam) en/of [naam agent 4] (brigadier van politie Eenheid Rotterdam), gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn/hun bediening, in zijn/hun tegenwoordigheid, door feitelijkheden heeft beledigd door een middelvinger in de richting van die [naam agent 3] en/of [naam agent 4] op te steken;
10-109785-18
hij op of omstreeks 4 juni 2018 te Schiedam opzettelijk een ambtenaar, te weten [naam agent 1] , hoofdagent van politie eenheid Rotterdam, gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, in haar tegenwoordigheid, in het openbaar, mondeling heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen: "kankerpot", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
10/001502-19
hij
op of omstreeks 2 januari 2019 te Rotterdam vier, althans één of meer, blikje(s) alcoholische drank (merk: Bacardi en/of Pre-mix), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een
ander toebehoorde, te weten aan [naam supermarkt] (vestiging Zuidplein), heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.