Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
gevestigd te [vestigingsplaats] ,
1..Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift, binnengekomen op 19 september 2019, met producties;
- het verweerschrift, binnengekomen op 30 oktober 2019, met producties;
- de pleitnota aan de kant van [verzoeker] ;
- de aantekeningen ter zitting aan de kant van [verweerder] .
2..De feiten
3..Het verzoek
primair
- de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:671c BW;
- [verweerder] te veroordelen tot (1) betaling van het maandsalaris van € 2.579,29 netto, te vermeerderen met emolumenten vanaf 17 juli 2019 tot de einddatum, (2) het opstellen en voldoen van een eindafrekening (3) betaling van een billijke vergoeding van € 5.500,00 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente;
zowel primair als subsidiair
“Waarschuwing uw bent onbeschoft geweest tegenover mijn personeel [naam 3] en [naam 4] indien u geen excuus aanbied is onze arbeidsovereenkomst tussen [verweerder] en [verzoeker] vanaf nu beëindigt.”
4..Het verweer
Voor het geval wordt toegekomen aan het subsidiaire verzoek van [verzoeker] , stemt [verweerder] in met het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Omdat [verzoeker] zich vanaf 17 juli 2019 niet beschikbaar heeft gehouden voor werk, is [verweerder] geen loon verschuldigd.
4..De beoordeling
“indien u geen excuus aanbied”). De gemachtigde van [verzoeker] heeft dat bevestigd. Gezien het voorgaande wordt [verzoeker] niet gevolgd in zijn stelling dat de arbeidsovereenkomst met het sms-bericht van 17 juli 2019 is (per direct) is opgezegd. Dat de voorwaarde volgens de gemachtigde van [verzoeker] onterecht is omdat volgens hem geen sprake is van ontoelaatbaar gedrag van [verzoeker] , doet voor de beantwoording van de vraag of het sms-bericht van 17 juli 2019 door [verzoeker] terecht als opzegging (per direct) van de arbeidsovereenkomst is opgevat niet ter zake.
5..De beslissing
1 januari 2020;