Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
Oudkerk B.V.,
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen Oudkerk B.V. en een werknemer, aangeduid als [gedaagde]. De procedure begon met een verzoekschrift van Oudkerk, waarin zij om toestemming vroeg om de arbeidsovereenkomst met [gedaagde] te ontbinden om bedrijfseconomische redenen. Het UWV had eerder deze toestemming geweigerd, wat leidde tot de procedure bij de kantonrechter. Tijdens de mondelinge behandeling op 24 oktober 2019 zijn beide partijen vertegenwoordigd door hun gemachtigden en hebben zij hun standpunten toegelicht.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] sinds 15 mei 2006 in dienst was bij Oudkerk en dat zijn functie als Manager Expeditie vervallen was. Oudkerk heeft aangevoerd dat herplaatsing van [gedaagde] niet mogelijk was en heeft om ontbinding van de arbeidsovereenkomst verzocht. [gedaagde] heeft het verzoek van Oudkerk betwist en verzocht om een transitievergoeding, een billijke vergoeding en de vernietiging van het concurrentie- en relatiebeding.
De kantonrechter heeft geoordeeld dat er een redelijke grond voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst aanwezig was, ondanks de weigering van het UWV. De arbeidsovereenkomst is ontbonden per 1 januari 2020, en [gedaagde] heeft recht op een transitievergoeding van € 33.361,92 bruto. Het verzoek om een billijke vergoeding is afgewezen, omdat er geen bewijs was van ernstig verwijtbaar handelen van Oudkerk. Het concurrentie- en relatiebeding is vernietigd, en de kosten van de procedure zijn voor beide partijen.