ECLI:NL:RBROT:2019:10745
Rechtbank Rotterdam
- Beschikking
- mr. drs. E. van Schouten
- Rechtspraak.nl
Beëindiging arbeidsovereenkomst en vaststellingsovereenkomst in arbeidsrechtelijke geschil
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 26 november 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verzoeker en twee verweersters, NN Insurance Personeel B.V. (thans NN Personeel B.V.) en ING Bank Personeel B.V. De verzoeker, die van 1979 tot 1 januari 2018 in dienst was bij ING en daarna bij NN, heeft een verzoek ingediend waarin hij stelt dat beide verweersters tekort zijn geschoten in de nakoming van de arbeidsovereenkomst. Hij verzoekt onder andere om schadevergoeding en een verklaring dat de schade berekend moet worden op basis van een fictieve dienstverband tot 15 februari 2024.
De procedure begon met een verzoekschrift dat op 17 juli 2019 werd ingediend, gevolgd door verweerschriften van beide verweersters. De mondelinge behandeling vond plaats op 29 oktober 2019, waarbij de verzoeker werd bijgestaan door zijn gemachtigde, mr. M.A.M. Lem. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de verzoeker en NN in 2017 een beëindigingsovereenkomst hebben gesloten, waarin expliciet is opgenomen dat deze overeenkomst een vaststellingsovereenkomst is in de zin van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter oordeelt dat de verzoeker geen aanspraak kan maken op de gevraagde schadevergoeding, omdat de finale kwijting die partijen elkaar hebben verleend ook betrekking heeft op de (groeps)maatschappijen van NN.
De kantonrechter wijst de verzoeken van de verzoeker af en veroordeelt hem in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 2.402,00 voor de gemachtigde van zowel ING als NN. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de verzoeker de proceskosten moet betalen, ook als hij in hoger beroep gaat tegen deze beschikking.