Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het exploot van dagvaarding van 4 mei 2018, met producties;
- de conclusie van antwoord in conventie alsmede de vordering in reconventie, met producties;
- de conclusie van antwoord in reconventie, met producties;
- het tussenvonnis van 31 oktober 2018, waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- de voorafgaand aan de zitting door [gedaagde] overgelegde aanvullende producties;
- het proces-verbaal van de op 13 december 2018 gehouden comparitie van partijen.
2.De vaststaande feiten in conventie en reconventie
- zaaknummer [zaaknummer 1] (betreffende gebrek schoorsteen achterzijde);
- zaaknummer [zaaknummer 2] (betreffende gebrek schoorsteen voorzijde);
- zaaknummer [zaaknummer 3] (betreffende herstelmelding gebreken).
de voorzijdevan de woning. Bij de Huurcommissie is deze zaak bekend onder zaaknummer [zaaknummer 2] .
De woonruimte heeft op 1 augustus 2017 geen gebreken die ernstig genoeg zijn om de huurprijs tijdelijk te verlagen.
De geldende huurprijs van € 186,59 verandert niet. (…)”
- Het ernstige gebrek is in november 2017 verholpen.
- De verlaging van de overeengekomen huurprijs van € 186,59 per maand wordt met ingang van 1 december 2017 opgeheven.
- De verhuurder mag de overeengekomen huurprijs van € 466,47 per maand met ingang van 1 december 2017 weer aan de huurder in rekening brengen. (…)”
3.De stellingen van partijen in conventie
- te verklaren voor recht dat de door [gedaagde] aan Havensteder verschuldigde kale huurprijs voor het gehuurde aan de [adres] te Rotterdam per 1 augustus 2017 € 466,47 per maand bedroeg;
- [gedaagde] te veroordelen in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen het salaris en de verschotten van de gemachtigde van Havensteder.
‘de geldende huurprijs van € 186,59 niet verandert’. Dit bedrag betreft echter de tijdelijk verlaagde huurprijs. De overeengekomen huurprijs is immers € 466,47. Havensteder meent dan ook dat de Huurcommissie hier een fout heeft gemaakt.
de voorzijdezijn hersteld samen met nog een aantal andere klachten/gebreken die [gedaagde] heeft gemeld.
4.De stellingen van partijen in reconventie
- de vordering van Havensteder af te wijzen;
- te bepalen dat de woonruimte op 1 augustus 2017 ernstige gebreken had die, afzonderlijk dan wel in combinatie met elkaar, per 1 augustus 2017 een huurverlaging volgens categorie C van het gebrekenboek rechtvaardigen, oftewel een huurprijs van 40 % van de geldende huurprijs rechtvaardigen;
- Havensteder te veroordelen in de kosten van deze procedure.
5.De beoordeling van het geschil
in conventie
De kantonrechter is met Havensteder van oordeel dat de verzenddatum van de uitspraak inzake zaaknummer [zaaknummer 2] 12 maart 2018 moet zijn geweest in plaats van de in de brief vermelde datum 3 december 2018, zulks gelet op de datum van de uitspraak: 12 februari 2018. Gezien de datum waarop de uitspraak van de Huurcommissie werd verzonden (12 maart 2018) en die waarop Havensteder het onderhavige geding aanhangig heeft gemaakt
(4 mei 2018), is vorenbedoelde termijn in acht genomen. In zoverre is Havensteder ontvankelijk in haar vordering. Dat heeft van rechtswege tot consequentie dat de uitspraak van de Huurcommissie is vervallen en dat de kantonrechter over het punt van het geschil een nieuwe uitspraak moet doen.
€ 186,59 de geldende huurprijs is geworden.
Vervolgens heeft de Huurcommissie in haar uitspraak op 12 februari 2018, verzonden op
12 maart 2018 inzake zaaknummer [zaaknummer 2] beslist dat de geldende huurprijs van € 186,59 niet verandert.
Daarna heeft de Huurcommissie in haar uitspraak van 4 juli 2018, verzonden op
5 september 2018 inzake zaaknummer [zaaknummer 3] beslist dat de verlaging van de huurprijs van
€ 186,59 met ingang van 1 december 2017 wordt opgeheven en vanaf 1 december 2017 weer de overeengekomen huurprijs van € 466,47 aan de huurder in rekening mag worden gebracht.
1 december 2017 weer de overeengekomen huurprijs van € 466,47 aan de huurder in rekening mag worden gebracht, is de huurprijs weer € 466,47 geworden. De geldende huurprijs op 1 augustus 2017 bedroeg dus terecht nog de verlaagde huurprijs van
€ 186,59. In tegenstelling tot het standpunt van Havensteder is er aldus geen sprake van twee (fictief overeengekomen) verschillende huurprijzen die naast elkaar bestaan. Dit betekent dat de kantonrechter van oordeel is dat er geen sprake is van een (kennelijke) fout van de Huurcommissie in haar uitspraak met zaaknummer [zaaknummer 2] .