ECLI:NL:RBROT:2019:10734

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
10/650042-16
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling bij verstek voor witwassen met gevangenisstraf en verbeurdverklaring van geldbedrag

Op 14 november 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in China en niet ingeschreven in de basisregistratie personen. De verdachte is bij verstek veroordeeld voor witwassen van een geldbedrag van 68.800 euro, dat op 22 maart 2016 in Amsterdam is aangetroffen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het geldbedrag heeft verworven en voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist dat het afkomstig was uit een misdrijf. De officier van justitie had vrijspraak gevorderd voor een deel van de tenlastelegging, maar de rechtbank achtte het alternatief ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.

De rechtbank heeft de verdachte een gevangenisstraf van 3 maanden opgelegd, rekening houdend met de overschrijding van de redelijke termijn zoals bedoeld in artikel 6 EVRM. De verdachte had verklaard dat het geld afkomstig was uit de verkoop van babymelkpoeder en gezichtscrème, maar de rechtbank oordeelde dat deze verklaring niet geloofwaardig was en dat er geen bewijs was voor de legale herkomst van het geld. De rechtbank heeft ook het in beslag genomen geldbedrag van 68.800 euro verbeurd verklaard, terwijl het bedrag van 756 euro aan de verdachte werd teruggegeven.

De rechtbank heeft in haar overwegingen de ernst van het feit en de impact op de legale economie benadrukt. De verdachte heeft geen relevante strafbare feiten op zijn naam staan, maar de rechtbank vond de gepleegde feiten ernstig genoeg om een gevangenisstraf op te leggen. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/650042-16
Datum uitspraak: 14 november 2019
Verstek
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren in China op [geboortedatum verdachte] ,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
niet gemachtigd raadsman mr. R.W. Koevoets, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2019. Tegen de verdachte is op die zitting verstek verleend.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.L. van Delft heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het alternatief ten laste gelegde onder a;
  • bewezenverklaring van het alternatief ten laste gelegde onder b;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest, waarbij rekening is gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
De rechtbank acht – met de officier van justitie – het alternatief ten laste gelegde onder b wettig en overtuigend bewezen. Van het ten laste gelegde onder a zal de verdachte dus worden vrijgesproken.
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van het dossier als vaststaand worden aangemerkt. Er kwam informatie bij de politie binnen dat er op korte termijn een illegale geldlevering zou plaatsvinden onder vermelding van bepaalde contactgegevens. Naar aanleiding daarvan werd een telefoonnummer en een imei-nummer getapt. Uit de getapte gesprekken tussen twee onbekend gebleven personen over mogelijk een geldbedrag, uitwisseling van een serienummer van een bankbiljet (hierna: het serienummer) en uiteindelijk een afspraak bij de Ikea te Amsterdam op 22 maart 2016 heeft de politie aldaar geobserveerd. Tijdens de observatie werd gezien dat een Chinese man, naar later bleek de verdachte, een ontmoeting had met een andere man. Hierbij gaf de verdachte een papiertje aan de andere man, die het papiertje bestudeerde en weer terug gaf. Vervolgens werd gezien dat de verdachte een tas die bij de voeten van de andere man stond, van de grond pakte en wegliep. Even later keek de verdachte in de tas en verliet hij met die tas de Ikea. Hierna is de verdachte aangehouden, waarna bij hem in de tas een geldbedrag van 68.800 euro werd aangetroffen. In latere tapgesprekken spraken de twee onbekend gebleven personen erover dat ‘de vriend’ al op de plek is en dat het een Chinees betreft en dat zijn naam [naam verdachte] is. Op de telefoon van de verdachte zijn gesprekken aangetroffen over de afspraak in Ikea en uitwisseling van het serienummer. Het bankbiljet met het serienummer is bij de verdachte aangetroffen. Eén van de onbekend gebleven personen maakte gebruik van een Colombiaans telefoonnetwerk.
Van misdrijf afkomstig
Voor een veroordeling voor witwassen dient wettig en overtuigend te worden bewezen dat een voorwerp, in dit geval een groot contant geldbedrag dat de verdachte op 22 maart 2016 in Amsterdam heeft ontvangen, van misdrijf afkomstig was. Uit het dossier is geen direct bewijs voor een criminele herkomst van het tenlastegelegde geldbedrag gevonden.
Dan ligt de vraagt voor of er op basis van de feiten en omstandigheden, bezien in samenhang met de zogenaamde typologieën van witwassen, sprake is van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen. Indien dat het geval is mag van de verdachte worden verlangd dat hij concreet en min of meer verifieerbaar verklaart over de legale herkomst van het geld, welke verklaring niet op voorhand als volslagen onwaarschijnlijk moet zijn aan te merken.
Bij de verdachte is een groot contant geldbedrag aangetroffen in diverse coupures. Bij de overdracht van het geld aan de verdachte is gebruik gemaakt van een token in de vorm van een 5 euro biljet met een specifiek serienummer dat later bij de verdachte is aangetroffen. Het specifieke serienummer is zowel tussen de twee onbekend gebleven personen, als tussen de verdachte en een onbekend gebleven persoon gecommuniceerd. Een token wordt bij het ondergronds bankieren gebruikt om te zorgen dat het geld aan de juiste persoon wordt overgedragen. De overdracht van de grote hoeveelheid geld heeft plaatsgevonden op een openbare locatie en de personen betrokken bij de overdracht hebben in tap- en chatgesprekken gebruik gemaakt van versluierd taalgebruik. Verder heeft zich de afgelopen jaren geen rechthebbende gemeld van het aangetroffen geldbedrag. Op grond van deze feiten en omstandigheden is er sprake van een gerechtvaardigd vermoeden van witwassen.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft over de herkomst van het geld verklaard dat dit de (aan)betaling was voor de verkoop van 1000 pakken babymelkpoeder en 150 potten gezichtscrème. De politie heeft onderzoek gedaan naar zijn verklaring en de verdachte geconfronteerd met de inconsistenties in zijn verklaring. Vervolgens heeft de verdachte zich op zijn zwijgrecht beroepen
.Daar komt bij dat in de tapgesprekken die vooraf zijn gegaan aan de overdracht van het geld, en de chats zoals aangetroffen op de telefoon van de verdachte, geen enkele bevestiging te vinden is voor het feit dat het om de handel in babymelkpoeder zou gaan. De gesprekken geven eerder de indruk dat het om undergroundbanking gaat. Bovendien is het geldbedrag dat de verdachte in de Ikea in ontvangst heeft genomen vele malen hoger dan het bedrag dat hij volgens zijn verklaring zou ontvangen voor de verkoop van babymelkpoeder en potten gezichtscrème. Een geloofwaardige verklaring voor het grote verschil heeft de verdachte niet gegeven.
De rechtbank is daarom van oordeel dat het niet anders kan zijn dan dat het geldbedrag van 68.800 euro onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig is en dat de verdachte dit wist. Met de officier acht de rechtbank niet bewezen dat het geldbedrag van 756 euro van enig misdrijf afkomstig is, zodat de verdachte daarvan zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 22 maart 2016 te Amsterdam , tezamen en in vereniging,
b)
een of meerdere voorwerpen, te weten een geldbedrag van in
totaal 68.800 euro, heeft verworven en voorhanden heeft gehad,
terwijl hij, verdachte, wist, dat bovenomschreven geldbedrag geheel of gedeeltelijk - onmiddellijk of middellijk - afkomstig was uit enig misdrijf;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
witwassen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een groot geldbedrag. Witwassen vormt een ernstige bedreiging van de legale economie en tast de integriteit van het financiële en economische verkeer aan. Geld dat wordt verdiend door het plegen van strafbare feiten maakt onderdeel uit van het zwartgeldcircuit en kan een ontwrichtende werking hebben op de samenleving. De rechtbank rekent de verdachte dit alles aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 9 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland een blanco strafblad heeft.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de zin van artikel 6 EVRM. De redelijke termijn is aangevangen op 22 maart 2016 en uitgaande van een periode van twee jaar als redelijke termijn is sprake van een overschrijding van 1 jaar en 7 maanden. Ingeval geen overschrijding van de redelijke termijn zou hebben plaatsgevonden zou de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden hebben opgelegd. Gelet op de geconstateerde overschrijding wordt thans volstaan met een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd het op de als bijlage II aangehechte beslaglijst onder 1 genoemde geldbedrag van 68.800 euro verbeurd te verklaren. Ten aanzien van het onder 2 genoemde geldbedrag van 756 euro heeft de officier van justitie gevorderd dit terug te geven aan de verdachte.
8.2.
Beoordeling
Het in beslag genomen geldbedrag van 68.800 euro zal worden verbeurd verklaard.
Het bewezen feit is met betrekking tot dit voorwerp begaan.
Ten aanzien van het in beslag genomen geldbedrag van 756 euro zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het alternatief ten laste gelegde feit onder b, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de aangehechte lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- verklaart verbeurd als bijkomende straf voor het bewezen verklaarde feit: het onder nummer 1 genoemde geldbedrag van 68.800 euro
- gelast de teruggave aan verdachte van: het onder 2 genoemde geldbedrag van 756 euro.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. V.M. de Winkel en D. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 maart 2016 te Amsterdam en/of op of omstreeks 24 maart
2016 te Arnhem, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging, althans alleen,
a)
van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) van in
totaal 68.800 euro en/of 756 euro, althans van een of meerdere geldbedragen,
de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats heeft verborgen en/of
heeft verhuld, dan wel verborgen heeft gehouden en/of heeft verhuld wie de
rechthebbende op dit voorwerp/deze voorwerpen is, en/of dit voorwerp/deze
voorwerpen geld voorhanden heeft gehad,
dan wel
b)
een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) van in
totaal 68.800 euro en/of 756 euro, althans een of meerdere geldbedragen,
heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, en/of heeft overgedragen en/of
heeft omgezet, en/of
van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere geldbedrag(en) van in
totaal 68.800 euro en/of 756 euro, althans een of meerdere geldbedrag(en),
gebruik heeft gemaakt,
terwijl hij, verdachte, wist, althans had moeten vermoeden, dat
bovenomschreven voorwerp(en)/geldbedrag(en) geheel of gedeeltelijk -
onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren/was uit enig(e)
misdrijf/misdrijven;
(artikel 420bis/quater Wetboek van Strafrecht)