ECLI:NL:RBROT:2019:10732

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
24 februari 2020
Zaaknummer
10/071516-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het aanwezig hebben van een hennepkwekerij met 640 planten

Op 14 november 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het opzettelijk telen van hennepplanten. De verdachte had op 12 april 2018 te Rotterdam samen met anderen een hennepkwekerij geëxploiteerd, waar 640 hennepplanten aanwezig waren. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 5 maanden geëist, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, maar de rechtbank oordeelde anders. De verdachte bekende het feit en er waren geen feiten of omstandigheden die zijn strafbaarheid uitsloten. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk op, met een proeftijd van 2 jaar, en daarnaast een taakstraf van 150 uur. De rechtbank overwoog dat de ernst van het feit en de maatschappelijke gevolgen van hennepteelt zwaar wogen, maar dat de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals zijn stabiele leven en het ontbreken van een strafblad, aanleiding gaven om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf achterwege te laten. De rechtbank benadrukte dat hennepteelt niet alleen schadelijk is voor de gezondheid, maar ook leidt tot andere vormen van criminaliteit en maatschappelijke overlast. De beslissing werd genomen in tegenspraak en de rechtbank achtte de opgelegde straf passend en geboden.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/071516-18
Datum uitspraak: 14 november 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] , raadsman mr. D.J. Moll, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. M. Boekhoud heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 5 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 12 april 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen,
opzettelijk heeft geteeld en bewerkt (in een pand aan de [adres delict] ) een hoeveelheid van 640 hennepplanten,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn broer schuldig gemaakt aan de exploitatie van een hennepkwekerij. In de kwekerij waren 640 hennepplanten aanwezig. Hennepteelt levert een softdrug op die bij langdurig gebruik kan leiden tot schade voor de gezondheid. De hennepteelt is niet alleen uit het oogpunt van de volksgezondheid maatschappelijk onaanvaardbaar, maar ook omdat de handel in hennep allerlei andere vormen van criminaliteit in de hand werkt. Daar komt bij dat de hennepteelt overlast, verloedering en (brand)gevaarlijke situaties veroorzaakt. De rechtbank rekent de verdachte dit alles aan.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 7 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportage
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 september 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
Er komen geen problemen naar voren op de verschillende leefgebieden. De verdachte heeft een eigen bedrijf, vaste inkomsten, een goede relatie, geen schulden en goed contact met zijn familie. Hij is in staat om zelfstandig te functioneren en houdt zich maatschappelijk en sociaal goed staande. Het risico op recidive kan niet worden ingeschat omdat de verdachte bij de reclassering niet over het strafbare feit heeft willen praten. De reclassering ziet geen noodzaak voor begeleiding en/of behandeling.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, omdat zij dit in het geval van de verdachte niet opportuun acht gelet op zijn persoonlijke omstandigheden. In plaats daarvan wordt een taakstraf opgelegd en een voorwaardelijke gevangenisstraf. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Gelet op de ernst van het feit ziet de rechtbank, anders dan de raadsman heeft bepleit, geen aanleiding om in plaats van een taakstraf een geldboete op te leggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) maanden;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
150 (honderdvijftig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
140 (honderdveertig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
70 dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mrs. V.M. de Winkel en D. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 12 april 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in
elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan de
[adres delict] ) een hoeveelheid
van (in totaal) ongeveer 640 hennepplanten, althans een
groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een
hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende
hennep,
zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende
lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
( art 11 lid 2 Opiumwet, art 3 ahf/ond B Opiumwet )