ECLI:NL:RBROT:2019:10730

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
10/811040-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor aanranding en ontuchtige handelingen met gevangenisstraf en bijzondere voorwaarden

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 november 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in Afghanistan, die werd beschuldigd van aanranding en ontuchtige handelingen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 124 dagen, waarvan 120 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar. De zaak kwam aan het licht na een incident op 13 oktober 2018 in Capelle aan den IJssel, waar de verdachte een vrouw heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen. Daarnaast heeft hij op 7 juli 2018 in Tiel ontuchtige handelingen gepleegd met een minderjarig meisje. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte schuldig is aan de tenlastegelegde feiten, die zijn bewezen verklaard zonder nadere motivering, aangezien de verdachte deze feiten heeft bekend.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft een licht verstandelijke beperking en is gediagnosticeerd met impulscontroleproblemen. De rechtbank heeft geadviseerd om de verdachte onder toezicht te stellen van de reclassering en hem te verplichten tot ambulante behandeling gericht op zeden. De rechtbank heeft ook een schadevergoeding van € 200,- toegewezen aan de benadeelde partij, die immateriële schade heeft geleden door de bewezenverklaarde feiten. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot het betalen van deze schadevergoeding, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 13 oktober 2018.

De uitspraak benadrukt de noodzaak van begeleiding en behandeling voor de verdachte, gezien de ernst van de gepleegde feiten en de impact daarvan op de slachtoffers. De rechtbank heeft de bijzondere voorwaarden voor de voorwaardelijke straf dadelijk uitvoerbaar verklaard, om de verdachte te helpen bij het voorkomen van toekomstige strafbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/811040-18
Datum uitspraak: 28 november 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Afghanistan) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] , raadsvrouw mr. J.A. Smits, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 154 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 150 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, dat hij zal meewerken aan de gestarte ambulante begeleiding van Middin en dat hij wordt verplicht om de gestarte behandeling gericht op zeden bij Fivoor, of soortgelijke ambulante forensische zorg, af te maken en deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 13 oktober 2018 te Capelle aan den IJssel
door een feitelijkheid iemand, te
weten [naam slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot het dulden van ontuchtige handelingen, namelijk het aanraken en
knijpen in de billen van die [naam slachtoffer 1] ,
de feitelijkheid heeft bestaan uit
het onverhoeds aanraken en knijpen in de billen van die
[naam slachtoffer 1] ;
2.
hij op 07 juli 2018 te Tiel
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam slachtoffer 2] (geboren
op [geboortedatum slachtoffer 2] 2010), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
namelijk het betasten van en het
knijpen in de borsten en billen van die [naam slachtoffer 2] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. Voor zover taal- en schrijffouten in de tenlastelegging staan, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.feitelijke aanranding van de eerbaarheid

2. met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren buiten echt ontuchtige handelingen plegen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan seksueel grensoverschrijdend gedrag ten opzichte van het slachtoffer [naam slachtoffer 1] . De verdachte heeft haar in een winkel onverhoeds van achteren benaderd en in haar billen geknepen. De verdachte heeft respectloos gehandeld richting het slachtoffer door schending van haar lichamelijke integriteit en heeft daarbij geen rekening gehouden met de mogelijke impact daarvan op het slachtoffer. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het plegen van ontuchtige handelingen bij een 8-jarig meisje. De verdachte heeft hiermee een onaanvaardbare inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van het slachtoffer, dat vanwege haar leeftijd in een kwetsbare positie verkeerde en niet in afdoende mate in staat was om aan het handelen van de verdachte weerstand te bieden. Deze gedragingen kunnen, naar de ervaring leert, voor slachtoffers ernstige psychische gevolgen hebben. De rechtbank rekent de verdachte dit alles aan.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 30 augustus 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte is gediagnosticeerd met een licht verstandelijke beperking. Omdat de impulscontroleproblematiek niet geheel vanuit de verstandelijke beperking verklaard kan worden, wordt tevens de diagnose ongespecificeerde disruptieve impulsbeheersings- of andere gedragsstoornis gesteld. De kans op recidive wordt ingeschat als matig tot hoog. De verdachte is inmiddels gestart met zijn behandeling, gericht op het leren herkennen van grenzen bij zichzelf en bij de ander, het verminderen van impulsen en het vergroten van probleemoplossingsvaardigheden. Vanaf eind juni 2019 woont de verdachte weer bij zijn ouders. Hij heeft op 1 augustus 2019 een intake gehad voor woonbegeleiding via Middin. Ter terechtzitting heeft de verdachte verklaard dat hier inmiddels een plaats voor hem is gevonden. De reclassering ziet meerwaarde in het voortzetten van het toezicht. Er kan tijdens het toezicht blijvend aandacht besteed worden aan de leefgebieden financiën, dagbesteding en relaties met partner, gezin en familie. Geadviseerd wordt een (gedeeltelijk) voorwaardelijke gevangenisstraf en een werkstraf op te leggen. Hierbij worden als bijzondere voorwaarden geadviseerd: een meldplicht, een verplichting tot begeleiding van Middin en een behandelverplichting gericht op zeden bij Fivoor of soortgelijke ambulante forensische zorg.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Nu de rechtbank, in navolging van het advies van de reclassering, begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk worden opgelegd, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Uit de rapportages en ter zitting is gebleken dat de verdachte al een aanvang heeft gemaakt met de behandeling en begeleiding en dat dit goed verloopt. Om die reden zal de rechtbank het onvoorwaardelijke deel van de gevangenisstraf beperken tot de duur van het voorarrest, met daarnaast een aanzienlijk voorwaardelijk strafdeel. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Omdat de verdachte, zoals hij zelf erkent, het lastig vindt om zich te beheersen en zoals ook is beschreven in het reclasseringsrapport moet er ernstig rekening mee worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen. Om die reden zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een een meldplicht, een ambulante behandelverplichting en verplichte begeleiding, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij / schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 200,- aan immateriële schade.
8.1.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat door het onder 1 bewezenverklaarde strafbare feit een inbreuk op de persoonlijke integriteit van de benadeelde partij is gepleegd en dat zij hierdoor immateriële schade heeft geleden als bedoeld in artikel 6:106 van het Burgerlijk Wetboek. Nu de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is weersproken, zal de vordering worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 13 oktober 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.2.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 200,-, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 246 en 247 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 124 (honderdvierentwintig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 120 (honderdtwintig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Fivoor of soortgelijke ambulante forensische zorg voor zijn zeden problematiek, zolang als de reclassering dit noodzakelijk vindt en zal zich houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar worden gegeven;
3. de veroordeelde zal meewerken aan de ambulante begeleiding van Middin;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder nummers 1 t/m 3 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 200,- (zegge: tweehonderd euro)aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 200,-(hoofdsom,
zegge: tweehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 13 oktober 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 200,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
4 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. J. Fransen en J.M.L. van Mulbregt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 oktober 2018 te Capelle aan den IJssel
door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met
geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te
weten [naam slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot het plegen en/of dulden van een of
meer ontuchtige handeling(en), namelijk het aanraken en/of betasten van en/of
knijpen in de billen van die [naam slachtoffer 1] ,
het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld
en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit
het onverhoeds aanraken en/of betasten van en/of knijpen in de billen van die
[naam slachtoffer 1] ;
(artikel 246 van het Wetboek van Strafrecht);
2.
hij op of omstreeks 07 juli 2018 te Tiel
met iemand beneden de leeftijd van zestien jaren, te weten [naam slachtoffer 2] (geboren
op [geboortedatum slachtoffer 2] 2010), buiten echt ontuchtige handelingen heeft gepleegd,
namelijk het aanraken en/of betasten van en/of het wrijven over en/of het
knijpen in de borsten en/of billen van die [naam slachtoffer 2] ;
(artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht);