ECLI:NL:RBROT:2019:10728

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
21 februari 2020
Zaaknummer
10/810354-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak bedreiging met een terroristisch misdrijf en opruiing; veroordeling voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, twee boksbeugels en munitie

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 november 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van bedreiging met een terroristisch misdrijf, opruiing en het voorhanden hebben van wapens en munitie. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de bedreiging en opruiing, omdat niet bewezen kon worden dat de verdachte opzet had op deze feiten. De verdachte had op zijn Facebookaccount bedreigende berichten geplaatst, maar de rechtbank oordeelde dat deze berichten niet de redelijke vrees voor een aanslag konden wekken bij de Nederlandse Staat of de bevolking. De verdachte heeft erkend de berichten te hebben geplaatst uit boosheid en frustratie, maar zonder serieuze bedoelingen.

Wel werd de verdachte veroordeeld voor het voorhanden hebben van een vuurwapen, twee boksbeugels en munitie. De rechtbank oordeelde dat het voorhanden hebben van deze wapens een potentieel gevaarlijke situatie creëerde. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 80 dagen, waarvan 32 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn werk en de rapportages van de reclassering, en legde een lagere straf op dan door de officier van justitie was geëist.

De rechtbank benadrukte het belang van streng optreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van wapens en munitie, gezien de risico's voor de veiligheid van personen. De beslissing van de rechtbank is in lijn met de toepasselijke wettelijke voorschriften, waaronder de Wet wapens en munitie en het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/810354-18
Datum uitspraak: 28 november 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. A.M. Seebregts, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 14 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A. Ekiz heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 t/m 5 ten laste gelegde, met dien verstande dat bij feit 3 alleen bewezenverklaring voor het laatste gedachtestreepje wordt gevorderd;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 46 dagen met aftrek van voorarrest, een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden meldplicht bij de reclassering, een contactverbod, meewerken aan schuldhulpverlening en overleg met de reclassering voorafgaand aan zowel deelname als het organiseren van bijeenkomsten die maatschappelijke en politieke onrust met zich meebrengen, alsmede tot een taakstraf van 120 uur. Ten slotte is de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden en het toezicht gevorderd.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder 2, 4 en 5 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Vrijspraak feit 1
4.2.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan bedreiging met een terroristisch misdrijf door op zijn eigen Facebookaccount de berichten “als dit geen drastische consequenties gaat hebben pleeg ik zelf een aanslag” en “ik ben hier bloedserieus in klaar mee als de staat niks doet staat mijn lot vast” te plaatsen. Door dergelijke berichten online te plaatsen heeft de verdachte de aanmerkelijke kans voor lief genomen dat de berichten viraal zouden gaan en zo de openbaarheid in werden getrokken en heeft hij daarmee minst genomen de aanmerkelijke kans dat de bedreiging de Nederlandse Staat en de inwoners van Nederland zou bereiken, voor lief genomen. Het plaatsen van dergelijke berichten leidt in het huidige tijdsgewricht in de regel tot collectieve stress onder de bevolking en de Nederlandse Staat. De bedreiging is daarmee van zodanige aard en onder zodanige omstandigheden gedaan dat in elk geval bij de Nederlandse Staat en een (deel) van de Nederlandse bevolking de redelijke vrees kon ontstaan dat er daadwerkelijk een aanslag zou volgen.
4.2.2.
Beoordeling
De verdachte heeft erkend dat hij de door de officier van justitie genoemde berichten op zijn Facebookaccount heeft geplaatst. De vraag die dan beantwoord moet worden is of het plaatsen van deze berichten een bedreiging van de Nederlandse staat en/of de inwoners van Nederland met een terroristisch misdrijf, althans met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen en/of goederen ontstaat oplevert.
Voor een veroordeling ter zake van dit feit is onder meer vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan dat hij het leven zou verliezen en dat het opzet van de verdachte daarop was gericht [1] .
De verdachte heeft de teksten zoals omschreven in de tenlastelegging op zijn profielpagina op Facebook geplaatst. Die pagina is toegankelijk voor een beperkte, door de verdachte zelf geselecteerde groep mensen. De verdachte heeft zowel bij de politie als ter zitting verklaard dat hij het bericht heeft geplaatst uit boosheid en frustratie na de zelfmoord van Willie Dille, maar dat hij daar geen serieuze bedoelingen mee had. Uit het dossier is verder ook niet gebleken dat de verdachte de intentie had iemand met het plaatsen van deze teksten te bedreigen. Dit alles maakt dat bij de rechtbank de overtuiging ontbreekt dat de verdachte opzet had op de bedreiging, al dan niet met een terroristisch misdrijf.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.3.
Vrijspraak feit 3
4.3.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opruiing door op het openbare Facebookaccount van [naam 1] een reactie te plaatsen met de tekst “ [naam 2] ophangen op de Grote Markt”. De verdachte heeft hiermee opgeroepen tot het plegen van een in Nederland strafbaar gesteld feit, namelijk doodslag of moord. Door het plaatsen van dit bericht heeft de verdachte bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij hiermee zou opruien tot het plegen van een strafbaar feit. Door het plaatsen van uitingen op voor eenieder toegankelijke social media worden deze in de openbaarheid gebracht. Hiermee is aan alle vereisten voor opruiing voldaan. Ten aanzien van de andere gedachtestreepjes die ten laste zijn gelegd onder feit 3 kan niet bewezen worden dat sprake is van opruiing. Van het terroristisch oogmerk dient de verdachte ook te worden vrijgesproken.
4.3.2.
Beoordeling
Opruien moet worden gezien als het aanzetten tot iets ongeoorloofds. Dit ongeoorloofde moet een naar Nederlands recht strafbaar feit zijn. Voor een bewezenverklaring van opruiing is onder meer vereist dat de verdachte opzet, al dan niet in voorwaardelijke zin, heeft op de opruiing.
De verdachte heeft verklaard dat hij niet wist dat het een openbare Facebookpagina betrof en dat hij dergelijke uitlatingen alleen doet als hij in gesprek is met gelijkgestemden in een besloten groep. De verklaring van de verdachte vindt steun in het dossier in die zin dat niet is gebleken dat de verdachte dergelijke uitlatingen ook heeft gedaan in openbare fora op het internet of anderszins in de openbare ruimte. De uitlatingen die door hem zijn gedaan vonden steeds plaats op besloten Facebookpagina’s of in besloten chatgroepen. Dat maakt dat bij de rechtbank de overtuiging ontbreekt dat de verdachte opzet had, al dan niet in voorwaardelijke zin, op opruiing door het plaatsen van die reactie.
4.3.3.
Conclusie
Het onder 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 09 augustus 2018 te Schiedam,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 4° van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen (kaliber 8 mm P.A.K.),
zijnde een vuurwapen dat uiterlijk geleek op een ander voorwerp dan een
wapen, te weten een sleutelhanger voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 09 augustus 2018 te Schiedam,
wapens als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I, onder 3
van de Wet Wapens en Munitie, te weten twee boksbeugels
voorhanden heeft gehad;
5.
hij op 09 augustus 2018 te Schiedam,
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te
weten,
- vijftig (50) kogelpatronen, merk/type Winchester,
kaliber .38 special en
- vijf (5) kogelpatronen, merk/type GECO/LAPUA/
Sellier & Bellot, kaliber .38 special en
- twee (2) kogelpatronen, merk/type NNY/IMPACT,
kaliber .357 magnum en
- vijf (5) kogelpatronen, merk/type Sellier & Bellot,
kaliber .45 auto en
- twee (2) kogelpatronen, merk/type GFL/LAPUA,
kaliber 9 mm LUGER en
- een (1) kogelpatroon, merk/type Sellier & Bellot, kaliber 9 mm LUGER en
- drie (3 kogelpatronen, merk/type Sellier & Bellot,
kaliber 6.35 mm en
- vier (4) kogelpatronen, merk/type Sellier & Bellot,
kaliber .22 SHORT en
- vijftien (15) hagelpatronen, merk/type Eley, kaliber 12 GA en
- twee (2) hagelpatronen, merk/type RWS/GECO, kaliber 12 GA,
voorhanden heeft gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

2. handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II

4. handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd

5.handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft twee boksbeugels, een vuurwapen en heel veel munitie voor handen gehad. De verdachte heeft hiermee een potentieel gevaarlijke situatie gecreëerd, omdat het voorhanden hebben van genoemde goederen kan leiden tot het gebruik ervan en dus een onaanvaardbaar risico voor de veiligheid van personen met zich mee kan brengen. Daarom moet streng worden opgetreden tegen het onbevoegd voorhanden hebben van wapens en munitie.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 22 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.2.2.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, met als geplande realisatiedatum 1 juni 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte heeft betaald werk en dat is een beschermende factor, zo ook de lijdenslast van zijn ouders en broer. De verdachte bagatelliseert de mate en mogelijk de afhankelijkheid van zijn softdruggebruik. Het recidiverisico wordt ingeschat als gemiddeld. Bij een veroordeling wordt geadviseerd een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, contactverbod met [naam 2] , meewerken aan schuldhulpverlening en overleg met de reclassering voorafgaand aan zowel deelname als het organiseren van bijeenkomsten die maatschappelijke en politieke onrust met zich meebrengen.
Psycholoog drs. T.W. van de Kant, GZ-psycholoog, en M.D. van der Heide, Forensisch Milieu Onderzoeker, hebben een rapport over de verdachte opgemaakt gedateerd 7 december 2018. Dit rapport houdt het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een stoornis in het gebruik van cannabis. Daarvan was ook sprake ten tijde van het ten laste gelegde. Het is niet aannemelijk dat de stoornis in het gebruik van cannabis een bepalende rol heeft gespeeld in de totstandkoming van de ten laste gelegde feiten. In ieder geval was hij in staat om de consequenties van zijn middelengebruik te overzien en hier naar te handelen. Geadviseerd wordt de verdachte de ten laste gelegde feiten volledig toe te rekenen. Er zijn geen pathologisch bepaalde risicofactoren. Als beschermende factoren kunnen worden genoemd: de verdachte is gemiddeld intelligent, hij is tot op zekere hoogte in staat tot enige zelfkritiek, hij heeft stabiliteit in zijn werk en hij voelt zich verantwoordelijk voor het welzijn van zijn moeder en broer. Het recidiverisico wordt ingeschat als laag tot matig. Er wordt geen interventieadvies gegeven binnen een juridisch kader.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De reclassering heeft geadviseerd om bijzondere voorwaarden op te leggen. Een deel van deze bijzondere voorwaarden ziet specifiek op de feiten waarvan de verdachte wordt vrijgesproken. Die bijzondere voorwaarden zal de rechtbank dan ook niet opleggen. Wel ziet de rechtbank belang bij een meldplicht, en om die reden zal zij een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De rechtbank legt een lagere straf op dan door de officier van justitie geëist nu de verdachte wordt vrijgesproken van de feiten 1 en 3. Om die reden ziet de rechtbank ook geen aanleiding een taakstraf op te leggen naast de gevangenisstraf.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13, 26 en 55 van de Wet Wapens en Munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 80 (tachtig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 32 (tweeëndertig) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarde:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J. van der Groen, voorzitter,
en mrs. J. Fransen en D. Visser, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.S. Beukema, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 09 augustus 2018 te Schiedam, in elk geval in Nederland,
de Nederlandse Staat en/of de inwoners van Nederland
heeft gedreigd met een terroristisch misdrijf, althans met enig misdrijf tegen
het leven gericht en/of enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene
veiligheid van personen en/of goederen ontstaat,
immers heeft hij, verdachte, als reactie op een artikel van AD.NL met als titel PVV-raadslid Willie Dille overleden - Het Haagsse PVV-raadslid Willie Dille (53) heeft gisteren
zelfmoord...,
via één of meer bericht(en) op Facebook dreigend de woorden geuit:
"Als dit geen drastische consequenties gaat hebben pleeg ik zelf een aanslag"
en/of
"Ik ben hier bloedserieus in klaar mee als de staat niks doet staat mijn lot vast.",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
(art. 285 lid 1 en 3 Sr)
(pknr. 810354-18)
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 285 lid 4 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 09 augustus 2018 te Schiedam, in elk geval in Nederland,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 4° van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen (kaliber 8 mm P.A.K.),
zijnde een vuurwapen dat uiterlijk geleek op een ander voorwerp dan een
wapen, te weten een sleutelhanger voorhanden heeft gehad;
(art. 26 jo 55 WWM)
(pknr. 810354-18)
art 26 lid 1 Wet wapens en munitie
3.
hij in of omstreeks de periode van 07 augustus 2018 tot en met 09 augustus
2018 te Schiedam, althans in Nederland,
in het openbaar bij geschrift tot een terroristisch misdrijf, althans enig strafbaar feit
en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag
heeft opgeruid, immers heeft verdachte één of meer bericht(en) geplaatst in een chatgroep
en/of op Facebook, te weten onder meer:
"Wat denken jullie hier van dat Haagse raadslid dat verkracht is uit naam van
[naam 2] ?" en/of
"Als dit waar is vraagt het wel om represailles" en/of
"Mooi verhaal dat het betreffende groepje dit ff doodleuk doet zonder
gevolgen op ons grondgebied" en/of
"Oke nu is het dus wel echt tijd wat te ondernemen" en/of
"Het is hoog tijd voor een andere koers hier" en/of
"Dit vraagt om vergelding" en/of
"En sowieso de kop van [naam 2] " en/of
"Weet je wat ik ga de schade wel persoonlijk verhalen op [naam 2] " en/of
"Want in dit kanker land zijn we zo diep gezonken dat we niet eens meer in
actie komen als het ons bloedeigen moeder betreft" en/of
" [naam 2] ophangen op de Grote Markt"
(waarbij verdachte in deze berichten met [naam 2] doelde op [naam 2] ,
gemeenteraadslid in Den Haag);
(art. 131 lid 1 en 2 Sr)
(pknr. 810354-18)
art 131 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 09 augustus 2018 te Schiedam, in elk geval in Nederland,
(een) wapen(s) als bedoeld in artikel 2 lid 1 categorie I, onder 3
van de Wet Wapens en Munitie, te weten twee, althans één, boksbeugel(s)
voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover
daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde
betekenis te zijn gebezigd;
(art 13 jo 55 WWM)
(pknr. 810354-18)
art 13 lid 1 Wet wapens en munitie
5.
hij op of omstreeks 09 augustus 2018 te Schiedam, in elk geval in Nederland,
munitie in de zin van artikel 1 onder 4 van de Wet wapens en munitie, te weten
munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III te
weten,
- vijftig (50), althans één of meer kogelpatro(o)n(en), merk/type Winchester,
kaliber .38 special en/of
- vijf (5), althans één of meer kogelpatro(o)n(en), merk/type GECO/LAPUA/
Sellier & Bellot, kaliber .38 special en/of
- twee (2), althans één of meer kogelpatro(o)n(en), merk/type NNY/IMPACT,
kaliber .357 magnum en/of
- vijf (5), althans één of meer kogelpatro(o)n(en), merk/type Sellier &
Bellot, kaliber .45 auto en/of
- twee (2), althans één of meer kogelpatro(o)n(en), merk/type GFL/LAPUA,
kaliber 9 mm LUGER en/of
- een (1) kogelpatroon, merk/type Sellier & Bellot, kaliber 9 mm LUGER en/of
- drie (3), althans één of meer kogelpatro(o)n(en), merk/type Sellier & Bellot,
kaliber 6.35 mm en/of
- vier (4), althans één of meer kogelpatro(o)n(en), merk/type Sellier &
Bellot, kaliber .22 SHORT en/of
- vijftien (15), althans één of meer hagelpatro(o)n(en), merk/type Eley,
kaliber 12 GA en/of
- twee (2), althans één of meer hagelpatro(o)n(en), merk/type RWS/GECO,
kaliber 12 GA,
voorhanden heeft gehad;
(art. 26 WWM)
(pknr. 810354-18)

Voetnoten

1.Vgl. o.m. HR 19 juni 2007, ECLI:NL:HR:2007:BA3135.