Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- het verzoekschrift van [naam verzoekster] , met producties, ontvangen op 13 november 2019;
- het verweerschrift van [naam 1] , met producties, ontvangen op 9 december 2019.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 31 december 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen [naam verzoekster] en Thuiszorg [naam 1] B.V. Het geschil betreft een voorwaardelijk verzoek van [naam verzoekster] tot vernietiging van haar ontslag en betaling van haar salaris na de overgang van onderneming. De arbeidsovereenkomst van [naam verzoekster] was op 30 juli 2019 aangegaan voor een periode van 12 maanden, maar eindigde volgens [naam 1] op 11 oktober 2019 na de overdracht van activiteiten aan Stichting Anna voor Zorg en TiZR. [naam verzoekster] stelde dat haar arbeidsovereenkomst niet rechtsgeldig was beëindigd en dat deze van rechtswege was overgegaan op LWA/TiZR, terwijl [naam 1] betwistte dat er sprake was van een opzegging.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de arbeidsovereenkomst van [naam verzoekster] inderdaad van rechtswege is overgegaan op LWA, en niet op TiZR, als gevolg van de overgang van onderneming. De rechter oordeelde dat de communicatie van [naam 1] naar [naam verzoekster] niet als een opzegging van de arbeidsovereenkomst kon worden beschouwd, maar als een informerende mededeling over de voortzetting van haar dienstverband door een andere entiteit. Aangezien het verzoek van [naam verzoekster] voorwaardelijk was en de voorwaarde niet is vervuld, heeft de kantonrechter besloten om niet verder op het verzoek in te gaan. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij elke partij de eigen kosten draagt, gezien de onduidelijke situatie die voor [naam verzoekster] is ontstaan.
De beslissing van de kantonrechter was om het verzoek van [naam verzoekster] af te wijzen en de proceskosten te compenseren.