ECLI:NL:RBROT:2019:10647

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
5 februari 2020
Zaaknummer
C/10/581421 / JE RK 19-2757
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en uithuisplaatsing van een kind in een pleeggezin met ouders in verschillende situaties

In deze zaak heeft de kinderrechter op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een 1,5 jaar oud kind, hierna te noemen [naam kind]. De moeder van [naam kind] verblijft in detentie, terwijl de vader, die de zorg voor het kind wil op zich nemen, geen concreet plan heeft gepresenteerd over hoe hij dit zou willen vormgeven. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader, de pleegouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren.

De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] sinds haar geboorte bij de pleegouders woont en zich daar goed ontwikkelt. De pleegouders hebben aangegeven open te staan voor contact tussen [naam kind] en haar ouders. De vader heeft in een eerder gesprek aangegeven de zorg voor [naam kind] op zich te willen nemen, maar zijn omgang met het kind verloopt nog niet naar behoren. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende zicht is op de opvoedvaardigheden van de vader en dat een plaatsing bij de vader op dit moment niet in het belang van [naam kind] is.

De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen tot 29 oktober 2020, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 november 2019. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaakgegevens: C/10/581421 / JE RK 19-2757
datum uitspraak: 30 oktober 2019

beschikking verlenging ondertoezichtstelling en verlenging uithuisplaatsing

in de zaak van

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,

hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[naam kind] , geboren op [geboortedatum kind] 2018 te [geboorteplaats kind] ,

hierna te noemen [naam kind] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[naam moeder] ,

hierna te noemen de moeder, gedetineerd in de PI Utrecht, locatie Nieuwersluis,

[naam vader] ,

hierna te noemen de vader, wonende te [woonplaats vader] ,

[naam pleegvader] en [naam pleegmoeder] ,

hierna te noemen de pleegouders, wonende te [woonplaats pleegouders] .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van
15 oktober 2019 en de daaraan ten grondslag liggende stukken.
Op 30 oktober 2019 heeft de kinderrechter de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat mr. C.W.M. Jansen,
- de pleegouders,
- een tweetal vertegenwoordigsters van de GI, [naam vertegenwoordigster 1] en [naam vertegenwoordigster 2] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan [naam] , pleegzorg-begeleidster bij Stichting Timon, en aan een stagiaire van mr. Jansen.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [naam kind] wordt uitgeoefend door de ouders. [naam kind] verblijft bij de pleegouders.
Bij beschikking van 15 oktober 2019 is de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengd tot
12 november 2019. De kinderrechter heeft bij deze beschikking ook de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg verlengd voor de duur van de ondertoezichtstelling. Het verzoek voor het overige verzochte is aangehouden.

Het aangehouden verzoek

De GI heeft destijds verzocht de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen voor de duur van een jaar. Tevens is verzocht de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. Nu resteert nog de beslissing over de periode tot 29 oktober 2020.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [naam kind] is kort na haar geboorte in het pleeggezin geplaatst. Zij is veilig gehecht aan de pleegouders en ontwikkelt zich goed. Tijdens de begeleide bezoeken zoekt [naam kind] de veiligheid en warmte bij de pleegouders. Zij is tijdens deze bezoeken nog zoekende naar wie de overige familieleden zijn. Tot op heden is het perspectief van [naam kind] nog onduidelijk. Het komende jaar zal hierover meer duidelijkheid moeten komen. De pleegouders hebben aangegeven een perspectiefbiedend pleeggezin te willen zijn. Ook dient duidelijk te worden welke rol de ouders kunnen spelen in het leven van [naam kind] . Op 3 oktober 2019 heeft een gesprek met de vader plaatsgevonden, waarbij de vader heeft aangegeven de zorg van [naam kind] op zich te willen nemen. Momenteel komt de vader echter de omgangsregeling van een uur per drie weken niet voldoende na. De vader komt te laat of zonder voorafgaand bericht niet. Van belang is dat een gesprek plaatsvindt met de vader over de voorwaarden waaraan hij zal moeten voldoen voordat hij een deel van de zorg op zich zou kunnen nemen. Daarnaast dient meer inzicht te komen in de leerbaarheid en de opvoedvaardigheden van de vader, alvorens een beslissing kan worden genomen over de rol van de vader.

Het standpunt van de belanghebbenden

De moeder heeft ter zitting aangegeven dat zij het belangrijk vindt dat [naam kind] contact heeft met de familie van de beide ouders. De moeder heeft in juni 2019 voor het laatste contact gehad met [naam kind] . Binnenkort zal in de PI waar de moeder verblijft een moeder-kinddag plaatsvinden.
Door en namens de vader is verweer gevoerd tegen het verzoek. Hij verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing slechts te verlenen voor een periode van zes maanden. Hoewel de vader de pleegouders enorm waardeert en ziet dat zij goed voor [naam kind] zorgen, zou de vader zelf graag een rol in de opvoeding van [naam kind] willen spelen. De vader heeft dit ook bij een gesprek met de GI op 3 oktober 2019 aangegeven. Er is nooit gekeken of de vader (deels) de opvoeding van [naam kind] op zich kan nemen. De GI heeft aangegeven dat voordat de omgang uitgebreid kan worden, de vader zich aan de afspraken dient te houden. Sinds het gesprek heeft de vader zich gehouden aan deze afspraken. De vader ziet in dat de band tussen de vader en [naam kind] eerst opgebouwd moet worden, maar het is wel van belang dat onderzocht wordt of vader, eventueel met ondersteuning van de pleegouders of familie, een deel van de zorg van [naam kind] op zich kan nemen.
De pleegouders hebben aangegeven dat het goed gaat met [naam kind] . Zij is heel vrolijk en liefdevol. Zij houdt van muziek en vindt het leuk om te dansen. [naam kind] ontwikkelt zich goed.

De beoordeling

Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [naam kind] sinds kort na haar geboorte bij de pleegouders woont. Zij ontwikkelt zich daar goed en is veilig gehecht aan de pleegouders. De pleegouders staan open voor contact tussen [naam kind] en haar ouders (en eventueel ook andere familieleden). De broertjes van [naam kind] verblijven bij pleeg-gezinnen in dezelfde woonplaats; van tijd tot tijd is er contact tussen [naam kind] en haar broertjes.
De moeder zal naar verwachting tot maart 2020 in detentie verblijven, waardoor zij de zorg voor [naam kind] niet kan dragen.
De vader heeft kenbaar gemaakt dat hij een grotere rol in het leven van [naam kind] zou willen spelen. Hij zou graag de opvoeding van [naam kind] , deels met ondersteuning, op zich willen nemen. De vader heeft de indruk dat deze mogelijkheid niet voldoende wordt onderzocht door de GI. De kinderrechter constateert dat de vader geen concreet plan lijkt te hebben over de wijze waarop hij de opvoeding van [naam kind] wil invullen en hoe het traject zou moeten verlopen naar meer opvoedingsverantwoordelijkheid bij hem. Voldoende duidelijk is geworden dat de omgang tussen de vader en [naam kind] nog niet naar behoren verloopt; de vader is regelmatig (ruim) te laat geweest of zelfs niet gekomen, zonder dit (bijvoorbeeld telefonisch) te melden. Tijdens de bezoeken geeft de vader [naam kind] de ruimte en probeert op een goede manier contact met haar te krijgen, wat zeker goed is voor [naam kind] . [naam kind] lijkt echter nog onvoldoende band en vertrouwdheid te voelen bij de vader; dit hangt mogelijk samen met haar hechting aan de pleegouders en de eenkennigheidsfase waar zij doorheen is gegaan.
Mede door het verloop van de contacten is er momenteel onvoldoende zicht op de leerbaarheid en de opvoedvaardigheden van de vader. Ook is onvoldoende duidelijk wat de vader [naam kind] verder zou kunnen bieden. Een plaatsing bij de vader is daarom op dit moment niet in het belang van [naam kind] . Ook voor de langere termijn is er op dit moment te weinig bekend over de mogelijkheden van de vader. Het is aan de vader om met een concreet plan te komen, indien hij serieus overweegt een deel van de opvoeding van [naam kind] op zich te gaan nemen. Hij dient daarbij rekening te houden met de bestaande hechtingsrelatie tussen [naam kind] en de pleegouders en hij dient, uiteraard, overleg hierover te voeren met de gezaghebbende moeder.
Uit het voorgaande volgt dat is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [naam kind] verlengen voor de resterende duur van het aangehouden verzoek. Ook is de verlenging van de uithuisplaatsing van [naam kind] noodzakelijk in het belang van haar verzorging en opvoeding.

De beslissing

De kinderrechter:
verlengt de ondertoezichtstelling van [naam kind] tot 29 oktober 2020;
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [naam kind] in een voorziening voor pleegzorg tot 29 oktober 2020;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is mondeling gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, kinderrechter, in tegenwoordigheid van E.J. van Bergeijk als griffier en in het openbaar uitgesproken op
30 oktober 2019.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 november 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.