In deze zaak heeft de kinderrechter op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing van een 1,5 jaar oud kind, hierna te noemen [naam kind]. De moeder van [naam kind] verblijft in detentie, terwijl de vader, die de zorg voor het kind wil op zich nemen, geen concreet plan heeft gepresenteerd over hoe hij dit zou willen vormgeven. De kinderrechter heeft de zaak behandeld met gesloten deuren, waarbij de moeder, de vader, de pleegouders en vertegenwoordigers van de gecertificeerde instelling (GI) aanwezig waren.
De kinderrechter heeft vastgesteld dat [naam kind] sinds haar geboorte bij de pleegouders woont en zich daar goed ontwikkelt. De pleegouders hebben aangegeven open te staan voor contact tussen [naam kind] en haar ouders. De vader heeft in een eerder gesprek aangegeven de zorg voor [naam kind] op zich te willen nemen, maar zijn omgang met het kind verloopt nog niet naar behoren. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat er onvoldoende zicht is op de opvoedvaardigheden van de vader en dat een plaatsing bij de vader op dit moment niet in het belang van [naam kind] is.
De kinderrechter heeft daarom besloten om de ondertoezichtstelling van [naam kind] te verlengen tot 29 oktober 2020, evenals de machtiging tot uithuisplaatsing in een voorziening voor pleegzorg. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 22 november 2019. Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld door de verzoekers en belanghebbenden binnen drie maanden na de uitspraak.