ECLI:NL:RBROT:2019:10628

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
4 februari 2020
Zaaknummer
10/107977-19 vordering TUL VV: 10/199161-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging en mishandeling van een politieambtenaar

Op 13 november 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in Polen, die op 4 mei 2019 te Rotterdam openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer en een politieambtenaar heeft mishandeld. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met vrienden betrokken was bij een vechtpartij op het Stadhuisplein, waarbij het slachtoffer werd aangevallen. De verdachte heeft de politieambtenaar, die probeerde in te grijpen, meermalen tegen het hoofd geslagen. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan de politieambtenaar, maar heeft de openlijke geweldpleging en de mishandeling van de politieambtenaar bewezen verklaard. De verdachte is eerder veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf, wat meegewogen is in de strafmaat. De rechtbank heeft een taakstraf van 200 uren opgelegd, alsook een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is de tenuitvoerlegging van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf gelast, waarbij de werkstraf is omgezet naar een taakstraf, en vervangende hechtenis is opgelegd voor het geval de taakstraf niet wordt uitgevoerd. De benadeelde partijen hebben schadevergoeding gevorderd, waarbij de vordering van de eerste benadeelde partij niet-ontvankelijk is verklaard, terwijl de vordering van de tweede benadeelde partij tot een bedrag van €275,- is toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/107977-19
Parketnummer vordering TUL VV: 10/199161-18
Datum uitspraak: 13 november 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] , Polen op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
Raadsman mr. R. Tetteroo, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.A.S.E. Maandag heeft gevorderd:
  • vrijspraak van de onder 1 tenlastegelegde openlijke geweldpleging voor de geweldshandeling die ziet op met een scherp en/of puntig voorwerp, steken/snijden in het lichaam van [naam slachtoffer] ;
  • bewezenverklaring van de onder 1 tenlastegelegde openlijk geweldpleging voor de geweldshandelingen die zien op slaan/stompen en/of schoppen/trappen tegen het lichaam van [naam slachtoffer] ;
  • vrijspraak van de onder 2 primair tenlastegelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een politieambtenaar en bewezenverklaring van de onder
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf van 200 uren met aftrek van voorarrest en een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarden: dat de verdachte zich zal houden aan de hem door de reclassering te geven gedragsaanwijzingen, ook indien deze inhouden volgen van ambulante behandeling door een forensisch (psychiatrische) polikliniek;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/199161-18.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde onder 1 dat ziet op de geweldshandeling met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp steken/snijden niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte van dat deel van de tenlastelegging zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
De rechtbank is voorts met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat de onder 2 primair tenlastegelegde poging tot toebrengen van zwaar lichamelijk letsel aan een politieambtenaar niet wettig en overtuigend is bewezen. De verdachte zal ook daarvan zonder nadere motivering worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De verdachte heeft de onder 1 tenlastegelegde openlijk en in vereniging gepleegde geweldshandelingen slaan/stompen en schoppen/trappen tegen het hoofd en (overige) lichaam van [naam slachtoffer] als ook de onder 2 subsidiair tenlastegelegde mishandeling van politieambtenaar [naam agent] bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezenverklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 subsidiair tenlastegelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij
op 4 mei 2019 te Rotterdam, op de openbare weg, te weten het Stadhuisplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] , welk geweld bestond uit het met kracht meermalen
- slaan/stompen en schoppen/trappen op/tegen het hoofd en lichaam van die [naam slachtoffer] ;
2. ( subsidiair)
hij
op 4 mei 2019 te Rotterdam, een politieambtenaar, te weten [naam agent] , gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door meermalen met kracht te slaan/stompen op/tegen het hoofd van die
[naam agent].
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen;
feit 2 subsidiair:
mishandeling terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte was op 4 mei 2019 samen met vrienden in een club op het Stadhuisplein te Rotterdam. Toen zij na afloop naar buiten kwamen, ontstond er ruzie tussen zijn vrienden en een ander groepje jongemannen. De verdachte en zijn medeverdachten hebben hierop het slachtoffer aangevallen. Het slachtoffer werd volkomen verrast door de aanval en de intensiteit van het op hem toegepaste geweld en heeft als gevolg daarvan pijn en letsel opgelopen. Op de camerabeelden is te zien dat het ging om een heftige vechtpartij.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben aldus een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en zijn gevoel van veiligheid is daardoor aangetast. Bovendien veroorzaakt dergelijk geweld in de openbare ruimte veel onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De verdachte heeft voorts een politieambtenaar, te weten een hoofdagent van politie mishandeld toen deze probeerde om het slachtoffer te ontzetten. De verdachte heeft deze politieambtenaar aangevallen, door boven hem te gaan staan en hem meermalen tegen het hoofd te slaan, terwijl deze politieambtenaar bezig was een van de plegers van het geweld onder controle te brengen. Geweld tegen politieagenten ondermijnt het openbare gezag en versterkt de gevoelens van onveiligheid onder burgers. De rechtbank neemt dit de verdachte dan ook zeer kwalijk.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 september 2019, waaruit onder meer blijkt dat de verdachte in 2016 is veroordeeld voor een soortgelijk misdrijf, namelijk poging tot doodslag (omschrijving justitiële documentatie: uitgaansgeweld).
7.3.2.
Rapportages
De voorlopige hechtenis van de verdachte is geschorst onder voorwaarden, waaronder de voorwaarde dat de verdachte zich zal (blijven) melden bij de reclassering en zich zal zouden aan de hem door de reclassering te geven gedragsaanwijzingen.
Naar aanleiding van dit toezicht heeft de reclassering een voortgangsrapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 oktober 2019.
Dit rapport houdt het volgende in. De verdachte houdt zich aan de meldplichtafspraken van het schorsingstoezicht. Hij is aangemeld voor behandeling bij Forensisch polikliniek De Waag te Rotterdam. In het verleden heeft hij al eens behandeling bij De Waag doorlopen, waar hij naar eigen zeggen baat bij heeft gehad, alsmede EMDR-therapie.
Het recidiverisico wordt als laag/gemiddeld ingeschat omdat de verdachte heeft laten zien te willen meewerken aan behandeling en te willen werken aan zijn toekomst.
Geadviseerd wordt bij een eventuele veroordeling het huidige toezicht voort te zetten en behandeling bij De Waag in te zetten zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht.
De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal echter in het licht van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de inhoud van het hiervoor besproken reclasseringsadvies afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf
en aan de verdachte een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe om een grondslag te bieden voor (voortgezet) reclasseringstoezicht als ook om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Bij de bepaling van de duur van de taakstraf en voorwaardelijke gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die doorgaans in soortgelijke zaken worden opgelegd.
Voorts weegt de rechtbank in het nadeel van de verdachte mee dat de eerdere veroordeling in 2016 voor een geweldsdelict en de thans nog lopende proeftijd in verband met een veroordeling tot een deels voorwaardelijke straf in januari 2019 wegens een vermogensdelict hem er niet van hebben weerhouden opnieuw strafbare feiten te plegen. Evenmin heeft de eerder gevolgde behandeling bij De Waag ertoe geleid dat de verdachte geen strafbare feiten meer pleegt.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: de heer [naam benadeelde 1] (hierna te noemen: [naam benadeelde 1] ) ter zake van het onder 1 tenlastegelegde feit. Deze benadeelde partij vordert een vergoeding van € 19.823,89 voor materiële schade en een vergoeding van
€ 10.000,- voor immateriële schade.
Als benadeelde partij heeft zich voorts in het geding gevoegd: de heer [naam benadeelde 2] (hierna te noemen: [naam benadeelde 2] ) ter zake van het onder 2 tenlastegelegde feit. Deze benadeelde partij vordert een vergoeding van € 275,- voor immateriële schade.
8.1.
Beoordeling
8.1.1.
[naam benadeelde 1]
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet, althans onvoldoende is gebleken van een rechtstreeks verband tussen de schade van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] waarvan door hem vergoeding wordt gevorderd en de door de verdachte gepleegde (en bewezenverklaarde) geweldshandelingen. De benadeelde partij [naam benadeelde 1] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.1.2.
[naam benadeelde 2]
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 275,- zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen.
De benadeelde partij [naam benadeelde 2] heeft tevens vergoeding van de wettelijke rente gevorderd. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag wordt vermeerderd met wettelijke rente vanaf 4 mei 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 29 januari 2019 van de kinderrechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal in vereniging veroordeeld voor zover hier van belang tot een werkstraf van 20 uren voorwaardelijk, te vervangen door 10 dagen jeugddetentie, met een proeftijd van twee jaren. De proeftijd is ingegaan op 14 februari 2019.
9.2.
Beoordeling
Vaststaat dat de hierboven bewezenverklaarde feiten na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd zijn gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
De rechtbank ziet daarom aanleiding de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf te gelasten, zoals door de officier van justitie is gevorderd en waaraan de verdediging zich heeft gerefereerd. Nu de verdachte meerderjarig is geworden, zal de opgelegde werkstraf worden omgezet in een taakstraf. Nu hij gelet op zijn leeftijd niet meer voor jeugddetentie in aanmerking komt, zal voor het geval van het niet uitvoeren van de taakstraf geen vervangende jeugddetentie maar vervangende hechtenis worden opgelegd.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 36f, 57, 141, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder feit 2 primair tenlastegelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder feit 1 en feit 2 subsidiair tenlastegelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van twee (2) weken;
bepaalt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op twee (2) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde gedurende de proeftijd de hierna te noemen algemene voorwaarden en/of bijzondere voorwaarden niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich zal houden aan de aanwijzingen en/of voorschriften die hem worden geven door of namens de reclassering, ook indien dit inhoudt doorverwijzing naar een forensisch (psychiatrische) polikliniek voor een intake/onderzoek en - indien dit noodzakelijk wordt geacht - het volgen van een ambulante behandeling;
3. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van alcohol, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan bloedonderzoek of urineonderzoek, gedurende 24 maanden na ingang van de proeftijd;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van
de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
veroordeelt de verdachte voorts tot een taakstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
176 (honderd zevenenzestig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
88 (achtentachtig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde 1] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] ter vergoeding van materiële schade te betalen een bedrag van
€ 275,- (zegge: tweehonderd vijfenzeventig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 2] gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] te betalen
€ 275,-(hoofdsom,
zegge: tweehonderd vijfenzeventig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 275,- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
5 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
gelast de
tenuitvoerleggingvan de bij vonnis van 29 januari 2019 van de kinderrechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke werkstraf, te vervangen door een taakstraf voor de tijd van
20 uren;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
10 (tien) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. van den Berg, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 november 2019.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij
op of omstreeks 4 mei 2019 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, te weten het Stadhuisplein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] , welk geweld bestond uit het (met kracht) meermalen
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, steken/snijden in de hartstreek en/of borst en/of been en/of oksels en/of rug, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer] ,
en/of
- slaan/stompen en/of schoppen/trappen op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [naam slachtoffer] ;
2.
hij
op of omstreeks 4 mei 2019 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een politieambtenaar, te weten [naam agent] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen met kracht heeft geslagen/gestompt op/tegen het hoofd, althans het lichaam van die [naam agent] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij
op of omstreeks 4 mei 2019 te Rotterdam, een politieambtenaar, te weten [naam agent] , gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening
heeft mishandeld door meermalen met kracht te slaan/stompen op/tegen het hoofd, althans het lichaam van die [naam agent] .