ECLI:NL:RBROT:2019:10627

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 november 2019
Publicatiedatum
4 februari 2020
Zaaknummer
10/107935-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijke geweldpleging tegen personen met taakstraf en bijzondere voorwaarden

Op 13 november 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die op 4 mei 2019 openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een slachtoffer op het Stadhuisplein in Rotterdam. De verdachte, bijgestaan door zijn raadsman mr. R.A.L.F. Frijns, werd beschuldigd van openlijke geweldpleging, waarbij hij samen met medeverdachten het slachtoffer aanviel. De officier van justitie eiste vrijspraak voor een deel van de tenlastelegging, maar vroeg wel om bewezenverklaring van de geweldshandelingen die betrekking hadden op slaan en schoppen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte van het steken met een scherp voorwerp vrijgesproken moest worden, maar dat de andere geweldshandelingen bewezen waren. De rechtbank overwoog dat het geweld een ernstige inbreuk op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer had gemaakt en dat dergelijk geweld in de openbare ruimte onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving veroorzaakt. De verdachte had een relatief grote rol in het geweld en de rechtbank weegt mee dat hij spijt betuigde en openstond voor hulpverlening. De rechtbank legde een taakstraf op van 200 uren, waarvan 50 uren voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een gedragsinterventie. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, omdat er onvoldoende bewijs was van een rechtstreeks verband tussen de schade en de gepleegde geweldshandelingen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/107935-19
Datum uitspraak: 13 november 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. R.A.L.F. Frijns, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.A.S.E. Maandag heeft gevorderd:
  • vrijspraak van de tenlastegelegde openlijke geweldpleging voor de geweldshandeling die ziet op met een scherp en/of puntig voorwerp steken/snijden in het lichaam van [naam slachtoffer] ;
  • bewezenverklaring van de tenlastegelegde openlijke geweldpleging voor de geweldshandelingen die zien op slaan/stompen en/of schoppen/trappen tegen het lichaam van [naam slachtoffer] ;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 200 uren met aftrek van voorarrest, waarvan 50 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich meldt bij de reclassering zolang de reclassering dit nodig acht en zal deelnemen aan een gedragsinterventie Alcohol & Geweld of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik, alsmede dat hij zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de trainer/begeleider.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met een scherp en/of puntig voorwerp steken/snijden (eerste streepje)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het tenlastegelegde dat ziet op de geweldshandeling met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp steken/snijden niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte van dat deel van de tenlastelegging zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Slaan/stompen en/of schoppen/trappen (tweede streepje)
De tenlastegelegde geweldshandelingen die zien op slaan/stompen en/of schoppen/trappen zijn door de verdachte bekend. Dit deel van de tenlastelegging zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 4 mei 2019 te Rotterdam, op de openbare weg, te weten het Stadhuisplein, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] , welk geweld bestond uit het met kracht meermalen,
- slaan/stompen en schoppen/trappen op/tegen het hoofd en lichaam van die [naam slachtoffer] .
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte was op 4 mei 2019 samen met vrienden in een club op het Stadhuisplein te Rotterdam. Toen zij na afloop naar buiten kwamen, ontstond er ruzie tussen zijn vrienden en een ander groepje jongemannen. De verdachte en zijn medeverdachten hebben hierop het slachtoffer aangevallen. Het slachtoffer werd volkomen verrast door de aanval en de intensiteit van het op hem toegepaste geweld en heeft als gevolg daarvan pijn en letsel opgelopen. Op de camerabeelden is te zien dat het ging om een heftige vechtpartij.
De verdachte en zijn medeverdachten hebben aldus een ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer en zijn gevoel van veiligheid is daardoor aangetast. Bovendien veroorzaakt dergelijk geweld in de openbare ruimte veel onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de straf meegewogen dat de verdachte een relatief grote rol had in het toegepaste geweld, hij is immers ook nadat de medeverdachten [naam medeverdachte 1] en [naam medeverdachte 2] afstand hadden genomen van het slachtoffer samen met de medeverdachte [naam medeverdachte 3] doorgegaan met het geweld.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke misdrijven.
7.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
15 oktober 2019. Dit rapport houdt het volgende in. Er is een samenhang zichtbaar tussen de agressieregulatie van de verdachte en alcoholgebruik. Er zijn aanwijzingen dat hij overmatig kan drinken en dat hij daardoor in de problemen komt. De verdachte ziet de risico’s van alcoholgebruik echter onvoldoende in.
Hoewel de verdachte gemotiveerd is om aan een toekomst te werken, waarbij hij geen strafbare feiten meer pleegt, is hij onvoldoende in staat daarin zelfstandig, dus zonder begeleiding, stappen te zetten. Om die reden acht de reclassering begeleiding noodzakelijk en adviseert zij om bijzondere voorwaarden te verbinden aan een eventueel op te leggen straf. Volgens de reclassering verdient het opleggen van een taakstraf de voorkeur boven een gevangenisstraf.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Gelet echter op het reclasseringsadvies, zal de rechtbank afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De aard en de ernst van het feit rechtvaardigen een forse taakstraf. Daarbij heeft de rechtbank ook acht geslagen op de straffen die doorgaans in vergelijkbare gevallen worden opgelegd. De rechtbank heeft in het voordeel van de verdachte meegewogen dat hij spijt heeft betuigd, dat hij openstaat voor hulpverlening en een behandeling wil volgen om het plegen van strafbare feiten in de toekomst te voorkomen.
De rechtbank zal een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Het voorwaardelijk strafdeel dient ertoe om een grondslag te bieden voor reclasseringstoezicht, als ook om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: de heer [naam benadeelde] (hierna te noemen: [naam benadeelde] ) ter zake van het tenlastegelegde feit. Deze benadeelde partij vordert een vergoeding van € 19.823,89 voor materiële schade en een vergoeding van € 10.000,- voor immateriële schade.
8.1.
Beoordeling
De rechtbank is met de officier van justitie en de verdediging van oordeel dat niet, althans onvoldoende is gebleken van een rechtstreeks verband tussen de schade van de benadeelde partij [naam benadeelde] waarvan door hem vergoeding wordt gevorderd en de door de verdachte gepleegde (en bewezenverklaarde) geweldshandelingen. De benadeelde partij [naam benadeelde] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de reeds genoemde artikelen, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d en 141 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het tenlastegelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren;
waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
bepaalt dat van deze taakstraf een gedeelte, groot
50 (vijftig) urenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
128 (honderd achtentwintig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
64 (vierenzestig) dagen;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op twee (2) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarden niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarden:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij het Leger des Heils, afdeling reclassering, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt en medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met de heer [naam slachtoffer] gedurende twee jaar na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt. De politie ziet toe op naleving van dit verbod;
de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, Alcohol & Geweld of een andere gedragsinterventie die gericht is op verslaving en middelengebruik. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider.
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten tot op heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. J.J. van den Berg, voorzitter,
en mrs. T.M. Riemens en A. Bonder, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 13 november 2019.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 4 mei 2019 te Rotterdam, op of aan de openbare weg, te weten het Stadhuisplein, in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [naam slachtoffer] , welk geweld bestond uit het (met kracht) meermalen,
- met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, steken/snijden in de hartstreek en/of borst en/of been en/of oksels en/of rug, althans het lichaam, van die [naam slachtoffer] , en/of
- slaan/stompen en/of schoppen/trappen op/tegen het hoofd en/of lichaam van die [naam slachtoffer] .