ECLI:NL:RBROT:2019:10623

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
31 januari 2020
Zaaknummer
7844745 MB VERZ 19-329
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen sanctie voor overschrijding maximumsnelheid binnen bebouwde kom

In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 28 november 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een sanctie die aan de betrokkene was opgelegd voor het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom. De betrokkene had een boete van € 237,00, vermeerderd met € 9,00 administratiekosten, ontvangen voor het overschrijden van de maximumsnelheid met 24 km/h op 15 september 2018. De betrokkene heeft tegen deze beschikking beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene op 1 mei 2019 beroep ingesteld bij de kantonrechter.

Tijdens de zitting op 14 november 2019 heeft de kantonrechter de argumenten van de betrokkene gehoord, waaronder de stelling dat de officier van justitie niet voldoende gemotiveerd was ingegaan op alle beroepsgronden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de officier van justitie voldoende inzichtelijk had gemaakt waarom de beroepsgronden van de betrokkene niet slagen, maar heeft ook geconstateerd dat de betrokkene niet in staat was geweest om te reageren op de akte van beëdiging van de verbalisant. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden.

De kantonrechter heeft vervolgens het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en zowel de beslissing van de officier van justitie als de inleidende beschikking vernietigd. Tevens is bepaald dat het teveel aan zekerheid moet worden terugbetaald en is de officier van justitie veroordeeld tot het betalen van € 1.024,00 aan proceskostenvergoeding. De uitspraak benadrukt het belang van hoor en wederhoor in het proces en de noodzaak voor de officier van justitie om voldoende bewijs te leveren voor de opgelegde sanctie.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7844745 MB VERZ 19-329
cjib-nummer: [cjib-nummer]
registratienummer: [nummer]
uitspraak: 28 november 2019
uitspraak van de kantonrechter, zitting houdende te Dordrecht,
in de zaak van:
betrokkene: [naam betrokkene]
woonplaats: [woonplaats betrokkene]
gemachtigde: [naam gemachtigde]

1.Het verloop van de procedure

Bij inleidende beschikking van 27 september 2018 is aan betrokkene een sanctie opgelegd van € 237,00, vermeerderd met € 9,00 administratiekosten. De beschikking is opgelegd voor “Overschrijding van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom met 24 km/h (gedragsregel)”, begaan op zaterdag 15 september 2018 om 9:49 uur te Strijen aan de Mookhoek (feitcode VA024).
Tegen deze beschikking is betrokkene op 4 oktober 2018 bij de officier van justitie in beroep gekomen.
De officier van justitie heeft het beroep van betrokkene ongegrond verklaard. Deze beslissing is op 15 april 2019 aan betrokkene verzonden.
Tegen de beslissing van de officier van justitie heeft betrokkene op 1 mei 2019 beroep ingesteld bij de kantonrechter.
De zaak is behandeld op de openbare zitting van 14 november 2019, waar namens de officier van justitie een vertegenwoordiger van de CVOM en de gemachtigde van betrokkene zijn verschenen.

2.De beoordeling

2.1
De termijnen en formaliteiten voor de procedure bij de kantonrechter zijn in acht genomen.
2.2
Betrokkene heeft ten aanzien van de beslissing van de officier van justitie het volgende aangevoerd. De officier van justitie is niet gemotiveerd ingegaan op alle door betrokkene aangevoerde beroepsgronden. De officier van justitie heeft het in zijn beslissing over de akte van beëdiging van de verbalisant, maar betrokkene heeft niet op deze akte kunnen reageren zodat de beslissing is genomen in strijd met het beginsel van hoor en wederhoor. Voorts is volgens betrokkene de hoorplicht geschonden door de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de hoorzitting.
2.3
De officier van justitie heeft in zijn beslissing overwogen dat de gedraging is vastgesteld door een voor de meting getest en op de voorgeschreven wijze gebruikt meetmiddel, er geen reden is om te twijfelen aan de juistheid van de beschikkingsgegevens, dat er geen omstandigheden zijn op grond waarvan de sanctie zou moeten worden gematigd of vernietigd, dat de maximumsnelheid voor motorvoertuigen binnen de bebouwde kom 50 km/u bedraagt tenzij iets anders is aangegeven, de apparatuur is goedgekeurd door het NMi, dat uit de akte van beëdiging blijkt dat boa’s bekwaam en betrouwbaar zijn en dat deze akte alleen wordt uitgegeven als de boa een VOG heeft gekregen en dat doorslaggevende betekenis is toegekend aan de waarneming van de verbalisant.
2.4
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft de officier van justitie voldoende inzichtelijk gemaakt waarom de door betrokkene aangevoerde beroepsgronden niet slagen. De officier van justitie is niet verplicht om puntsgewijs op alle door betrokkene aangevoerde gronden in te gaan. Wel moet voor de betrokkene voldoende duidelijk blijken hoe de officier van justitie tot zijn beslissing is gekomen. Dat is hier het geval.
2.5
De officier van justitie verwijst in zijn beslissing naar de akte van beëdiging van de boa. Niet is gebleken dat betrokkene kennis heeft kunnen nemen van deze akte en heeft kunnen reageren op de akte van beëdiging. De beslissing van de officier van justitie wordt daarom vernietigd.
2.6
Het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie is dan ook gegrond. De kantonrechter zal doen wat de officier van justitie had behoren te doen en beslissen op het beroep tegen de inleidende beschikking.
2.7
Tegen de inleidende beschikking heeft betrokkene het volgende aangevoerd. Betrokkene twijfelt aan de betrouwbaarheid van de verbalisant, omdat de VOG van de verbalisant niet is gepubliceerd. Betrokkene betwist voorts de aanwezigheid van bebording op de pleeglocatie. Mocht deze bebording wel aanwezig zijn geweest, dan kan niet worden vastgesteld dat deze op de voorgeschreven afstand van de pleeglocatie is geplaatst.
2.8
Op grond van artikel 16 van het Besluit Boa blijkt de bekwaamheid voor het uitoefenen van opsporingsbevoegdheden uit het met goed gevolg hebben afgelegd van het examen waarmee de minister heeft ingestemd. Een buitengewone opsporingsambtenaar dient ook te beschikken over een verklaring omtrent gedrag.
2.9
Er bestaat geen aanleiding om eraan te twijfelen dat de verbalisant over een verklaring omtrent gedrag beschikt. Nu de verbalisant is beëdigd en is aangesteld als buitengewoon opsporingsambtenaar mag daar in beginsel van worden uitgegaan. Betrokkene heeft in deze zaak geen concrete feiten of omstandigheden gesteld die maken dat daaraan getwijfeld moet worden.
2.1
Bij het opleggen van de sanctie is uitgegaan van een maximumsnelheid van 50 km/u. De betreffende weg is een weg binnen de bebouwde kom. Betrokkene betwist dat het begin van de bebouwde kom is aangegeven.
2.11
Nu betrokkene reeds in de procedure bij de officier van justitie heeft betwist dat sprake is van deugdelijke bebording en de aanwezigheid van deze bebording cruciaal is om vast te kunnen stellen dat de gedraging is verricht, had het op de weg van de CVOM gelegen om dit verweer door middel van een proces-verbaal of schouwrapport te (doen) weerleggen.
2.12
De verbalisant die de beschikking heeft opgelegd, heeft op ambtsbelofte het volgende verklaard:

De geldende limiet op de handhavingslocatie wordt afgedwongen middels juiste bebording. De gebruikte bebording is het Bord H1 van het RVV 1990 met opschrift ‘Mookhoek’, met daarbij het bord A1 van het RVV 1990, met opschrift ‘50’. Voor de goede orde is een proces-verbaal van schouw digitale flitspaal HHM 3690 van 7 augustus 2014 bijgevoegd. Tevens is een uitdraai van GoogleMapsTM meegezonden, afbeeldingsdatum september 2009 waaruit blijkt dat de vernoemde bebording, ten tijde van de gemaakte GoogleMaps-foto, zich bevond ter hoogte van [perceel] (…)
2.13
Op basis van de verklaring van de verbalisant kan echter niet worden vastgesteld dat de bebording aanwezig was ten tijde van de pleegdatum. De verbalisant gaat in zijn verklaring immers niet in op de bebording ten tijde van de pleegdatum. De CVOM heeft ook een schouwrapport van de flitspaal in het geding gebracht, gedateerd augustus 2014. Nu er bijna 4 jaren tussen het schouwrapport en de gedraging zitten, kan op basis van dit rapport niet worden vastgesteld dat op de pleegdatum de bebording aanwezig was. De officier van justitie heeft ook een uitdraai van Google Maps in het geding gebracht. De door Google Maps gemaakte foto van het bord H1 op de pleeglocatie is gedateerd september 2009. Nu deze foto 9 jaar voor de verweten gedraging is gemaakt, kan op basis hiervan niet met zekerheid worden gesteld dat het bord H1 op de pleegdatum aanwezig was. De vertegenwoordiger van de CVOM heeft ter zitting een digitale schouwlijst laten zien, waarop te zien was dat het bord H1 in januari 2018 en 2019 is geschouwd. Deze schouwlijst is geen schouwrapport en is niet ondertekend. Voorts zit er ook enkele maanden tussen de schouw en de verweten gedraging was aangegeven. Op basis van deze lijst en de in het geding gebrachte foto’s van de borden kan ook niet met voldoende zekerheid worden vastgesteld dat bord H1 ten tijde van de gedraging.
2.14
Er bestaat in deze fase van de procedure geen aanleiding de officier van justitie in de gelegenheid te stellen alsnog voldoende bewijs van de gedraging in het geding te brengen. Gelet op het procesdossier is niet met voldoende zekerheid komen vast te staan dat het bord H1 ten tijde van de gedraging behoorlijk was aangegeven. Het beroep is dan ook gegrond.
2.15
Het verzoek om een proceskostenvergoeding zal worden toegewezen. Op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht komen in dit geval de kosten voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand voor vergoeding in aanmerking. De gemachtigde van betrokkene heeft beroep ingesteld in minder dan vier samenhangende zaken die gelijktijdig of nagenoeg gelijktijdig zijn behandeld. Deze zaken worden op grond van het Besluit beschouwd als één zaak. De hoogte van de vergoeding zal gelet op het aantal door de gemachtigde van betrokkene verrichte proceshandelingen en met toepassing van wegingsfactor 0,5 worden vastgesteld op € 1.024,00 (= € 512,00 x 0,5 x 4).

3.De beslissing

De kantonrechter:
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt zowel de beslissing van de officier van justitie als de inleidende beschikking;
bepaalt dat wat te veel aan zekerheid is gesteld, wordt terugbetaald;
veroordeelt de officier van justitie tot het betalen van € 1.024,00 aan proceskostenvergoeding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. ir. A.J.E. Cartigny en uitgesproken ter openbare zitting.
37132
Wanneer de bij deze beslissing opgelegde sanctie meer bedraagt dan € 70,00 staat ingevolge artikel 14 Wahv tegen deze uitspraak hoger beroep open binnen 6 weken na de hieronder vermelde dag van toezending bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Het beroepschrift dient ingezonden te worden bij de kantonrechter (Postbus 7003, 3300 GC Dordrecht). De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een mondelinge behandeling van de zaak is verzocht. Het is niet mogelijk om hoger beroep in te stellen per e-mail.
Datum toezending: