In deze zaak heeft de kantonrechter te Dordrecht op 28 november 2019 uitspraak gedaan in een beroep tegen een sanctie die aan de betrokkene was opgelegd voor het overschrijden van de maximumsnelheid binnen de bebouwde kom. De betrokkene had een boete van € 237,00, vermeerderd met € 9,00 administratiekosten, ontvangen voor het overschrijden van de maximumsnelheid met 24 km/h op 15 september 2018. De betrokkene heeft tegen deze beschikking beroep aangetekend bij de officier van justitie, die het beroep ongegrond verklaarde. Hierop heeft de betrokkene op 1 mei 2019 beroep ingesteld bij de kantonrechter.
Tijdens de zitting op 14 november 2019 heeft de kantonrechter de argumenten van de betrokkene gehoord, waaronder de stelling dat de officier van justitie niet voldoende gemotiveerd was ingegaan op alle beroepsgronden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de officier van justitie voldoende inzichtelijk had gemaakt waarom de beroepsgronden van de betrokkene niet slagen, maar heeft ook geconstateerd dat de betrokkene niet in staat was geweest om te reageren op de akte van beëdiging van de verbalisant. Dit leidde tot de conclusie dat de beslissing van de officier van justitie vernietigd moest worden.
De kantonrechter heeft vervolgens het beroep van de betrokkene gegrond verklaard en zowel de beslissing van de officier van justitie als de inleidende beschikking vernietigd. Tevens is bepaald dat het teveel aan zekerheid moet worden terugbetaald en is de officier van justitie veroordeeld tot het betalen van € 1.024,00 aan proceskostenvergoeding. De uitspraak benadrukt het belang van hoor en wederhoor in het proces en de noodzaak voor de officier van justitie om voldoende bewijs te leveren voor de opgelegde sanctie.