ECLI:NL:RBROT:2019:10621

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
10/085318-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in zaak van mishandeling met zwaar lichamelijk letsel door gebrek aan bewijs

In de zaak voor de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 20 december 2019, stond de verdachte terecht voor mishandeling met zwaar lichamelijk letsel. De tenlastelegging betrof een incident dat plaatsvond op 9 augustus 2018 te Rotterdam, waarbij de aangeefster, [naam slachtoffer], zou zijn geduwd door de verdachte, wat zou hebben geleid tot een gebroken rugwervel. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde en een voorwaardelijke geldboete van € 500,-, evenals schadevergoeding voor de benadeelde partij.

Tijdens de zitting werd duidelijk dat de verklaringen van de verdachte en de aangeefster lijnrecht tegenover elkaar stonden. De aangeefster stelde dat zij door de verdachte was geduwd en ten val was gekomen, terwijl de verdachte ontkende dit te hebben gedaan en beweerde dat de aangeefster zelf op haar hurken was gaan zitten. Twee getuigen, de echtgenote van de verdachte en de vriendin van de aangeefster, bevestigden elk hun respectieve lezing van de gebeurtenissen, maar hun betrokkenheid bij het voorval maakte hun verklaringen minder betrouwbaar.

De rechtbank concludeerde dat er onvoldoende bewijs was om vast te stellen op welke wijze en door wiens toedoen het letsel bij de aangeefster was ontstaan. De verklaring van de forensisch arts bood geen sluitend bewijs dat het letsel door de verdachte was veroorzaakt. Gezien deze omstandigheden werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling en werd de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/085318-19
Datum uitspraak: 20 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaaktegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Ierland) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
Raadsman mr. J.J.A.P. van Breukelen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 december 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een geldboete van € 500,- voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren;
  • toewijzing van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 3.417,62 inclusief wettelijke rente en schadevergoedingsmaatregel, met het verzoek de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren.

4.Waardering van het bewijs

4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen. Doordat de verdachte de aangeefster heeft geduwd, heeft hij bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat diegene zwaar lichamelijk letsel oploopt.
4.1.2.
Beoordeling
Uit de stukken in het dossier en de verklaring van de verdachte op de zitting kan worden vastgesteld dat tussen de verdachte en de aangeefster op 9 augustus 2018 te Rotterdam een confrontatie heeft plaatsgevonden, waarbij over en weer is gescholden. Ook staat vast dat de aangeefster op enig moment tijdens of kort na de confrontatie hevige pijn in haar rug voelde en dat later in het ziekenhuis een breuk in een van haar ruggenwervels is geconstateerd. De verklaringen van de verdachte en de aangeefster over wat er tijdens de confrontatie is voorgevallen staan lijnrecht tegenover elkaar; volgens de aangeefster is zij door de verdachte geduwd waarna zij is gevallen en niet meer kon opstaan, maar de verdachte ontkent dat en zegt dat de aangeefster zelf op enig moment op haar hurken is gaan zitten. Er zijn ook twee getuigen van het voorval: enerzijds de echtgenote van de verdachte, die zijn lezing bevestigt en anderzijds de vriendin van de aangeefster, die haar lezing bevestigt. Beide getuigen zijn echter ook in enige mate betrokken geweest bij de confrontatie, zodat er rekening mee moet worden gehouden dat de getuigenverklaringen gekleurd kunnen zijn door hun beleving van het voorval. Er is geen onafhankelijke getuige in het dossier naar voren gebracht.
Bij deze stand van zaken kan niet met een voor een bewezenverklaring vereiste mate van zekerheid vast worden gesteld op welke wijze en door wiens toedoen voornoemd letsel bij de aangeefster is ontstaan. De verklaring van de forensisch arts dat het letsel van de aangeefster zeer goed kan zijn ontstaan door een (onge)val en veel minder waarschijnlijk spontaan is opgetreden, maakt dat niet anders omdat die verklaring ruimte laat voor het scenario dat de aangeefster zelf is gevallen (en niet door een duw van de verdachte). De slotsom is dat niet is komen vast te staan dat de verdachte de aangeefster heeft geduwd.
4.1.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het ten laste gelegde.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding derhalve geen inhoudelijke beslissing genomen.

6.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

7.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt hem daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.M. de Winkel, voorzitter,
en mrs. M. Smit en K. Hara, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 december 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat hij op of omstreeks 9 augustus 2018 te Rotterdam [naam slachtoffer] heeft mishandeld door (met kracht) die [naam slachtoffer] een duw te geven (waardoor die [naam slachtoffer] ten val kwam), terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken rugwervel,
ten gevolge heeft gehad.