ECLI:NL:RBROT:2019:10620

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2019
Publicatiedatum
30 januari 2020
Zaaknummer
10/221463-19 / vordering TUL VV: 10/140016-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Diefstal met braak en de gevolgen voor de verdachte in Rotterdam

Op 20 december 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die zich schuldig heeft gemaakt aan meerdere diefstallen met braak. De verdachte heeft de feiten 1 en 2 bekend, terwijl hij zich voor de feiten 3 tot en met 5 heeft gerefereerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 12 september 2019 tot en met 13 september 2019 in Rotterdam een geldbedrag van € 20,- heeft weggenomen, en op 21 juni 2019 een bakfiets van een kinderdagverblijf. Daarnaast heeft hij in de periode van 30 juli tot en met 11 augustus 2019 diverse goederen, waaronder potten ijs en een iPad, gestolen van een cafetaria, en op 26 augustus 2019 een kassa met inhoud van een restaurant. Tot slot heeft hij in de periode van 1 tot en met 5 augustus 2019 diverse gereedschappen en elektronica gestolen van een sportbedrijf. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder reclasseringstoezicht en ambulante behandeling. De vordering van de benadeelde partij is niet-ontvankelijk verklaard, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging van een eerder voorwaardelijk opgelegde straf beoordeeld, maar in plaats daarvan een taakstraf van 30 uren opgelegd. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten en de noodzaak van begeleiding voor de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/221463-19
Parketnummer vordering TUL VV: 10/140016-18
Datum uitspraak: 20 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet,
raadsman mr. S.C. Kanhai, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 20 december 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L. Verhoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de bijzondere voorwaarden die zijn vermeld in het reclasseringsrapport van 18 december 2019 (een meldplicht, opname in een klinkiek, ambulante behandeling met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname, begeleid wonen of maatschappelijke opvang, meewerken aan middelencontrole en een inspanningsverplichting voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding);
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/140016-18.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Feit 1 en 2
Het onder 1 en 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. De feiten zullen daarom zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Feit 3, 4 en 5
De verdediging heeft zich ten aanzien van het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde gerefereerd. De bewezenverklaring volgt uit de bewijsmiddelen in het dossier die zijn genoemd in bijlage III, zodat ook deze feiten zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3, 4 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij in de periode van 12 september 2019 tot en met 13 september 2019 te Rotterdam een geldbedrag van € 20,-, dat toebehoorde, aan [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak,;
2.
hij op 21 juni 2019 te Rotterdam een bakfiets, dat toebehoorde aan kinderdagverblijf [naam kinderdagverblijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3.
hij in de periode van 30 juli tot en met 11 augustus 2019 te Rotterdam
potten ijs en blikjes frisdrank en een tray bier en een iPad en een vast telefoontoestel en geldbedragen(van € 285,- en van € 265,40), die toebehoorden, aan Cafetaria [naam cafetaria] en/of [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak ;
4.
hij op 26 augustus 2019 te Rotterdam een kassa met inhoud, dat toebehoorde aan [naam slachtoffer 3] en/of Restaurant [naam restaurant] Rotterdam (gevestigd aan de [adres delict] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak ;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 tot en met 5 augustus 2019 te Rotterdam diverse gereedschappen en/of een computer en/of computeronderdelen en een projector en tv's en/of computerschermen die geheel of ten dele toebehoorden aan [naam sportbedrijf] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1;
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak ;
2;
diefstal;
3;
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
4;
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak;
5;
diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De raadsman heeft gewezen op de persoonlijke omstandigheden en de proceshouding van de verdachte. De verdachte heeft veel spijt van zijn handelwijze en beseft dat hij hulp nodig heeft om zijn leven op de rails te krijgen. Het gaat beter met hem en zijn methadongebruik is afgebouwd tot een gering aantal milligram. Hij verbleef tot voor kort in een instelling voor begeleid wonen waar hij zich altijd prettig heeft gevoeld. Hoewel de verdachte daar nog niet is uitgeschreven, zal hij die plek verliezen bij een detentie voor langere tijd. De raadsman heeft in dat verband verzocht het onvoorwaardelijke deel van de op te leggen straf te beperken tot de periode van zijn voorlopige hechtenis. De verdachte kan zich vinden in de op te leggen bijzondere voorwaarden.
7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan inbraken in bedrijfspanden, waarbij hij een groot aantal goederen en contant geld heeft weggenomen. Om zich de toegang te verschaffen heeft hij sloten en nooddeuren opengebroken en een ruit ingeslagen. Met deze handelwijze geeft de verdachte er blijk van geen respect te hebben voor andermans eigendommen. Met het plegen van de feiten heeft hij willen voorzien in zijn verslavingsbehoeften. Hij heeft zich kennelijk niet bekommerd om de financiële schade en de overlast voor betrokkenen. Dit wordt de verdachte aangerekend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
4 december 2019, waaruit blijkt dat hij vele malen eerder tot voorwaardelijke en onvoorwaardelijke gevangenisstraffen is veroordeeld voor onder meer vermogensdelicten.
7.3.2.
Rapportage
Reclassering Nederland, heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 18 december 2019. Dit rapport houdt het volgende in. Bij de verdachte was sprake van opgelopen spanningen naar aanleiding van een sterfgeval in de familie en beëindiging van zijn relatie, mogelijk doordat hij was gestopt met zijn medicatie. Daardoor is hij teruggevallen in excessief cocaïnegebruik wat heeft geleid tot het (opnieuw) plegen van strafbare feiten. De verdachte is reeds jaren bekend in de zorg en verblijft in een instelling voor begeleid wonen. Hoewel hij gemotiveerd is voor behandeling, komt dit niet goed van de grond door zijn verslavingsproblematiek. Verder zijn er problemen op het gebied van huisvesting en inkomen. Mede daarom wordt het recidiverisico als hoog ingeschat. Ter beperking van dit risico wordt geadviseerd reclasseringstoezicht op te leggen alsmede ambulante behandeling bij de verslavingszorg en opname in een instelling voor begeleid wonen.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank in de eerste plaats acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De proceshouding van de verdachte heeft de rechtbank in zijn voordeel meegewogen. Voorts heeft de rechtbank meegewogen dat de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, waaronder de inzet van ambulante behandeling, verblijf in een vorm van begeleid wonen en middelencontrole. Ook zal worden ingezet op het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding. De rechtbank zal daarom een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Hoewel de verdachte op de zitting heeft verklaard open te staan voor de hulpverlening zoals door de reclassering geadviseerd, acht de rechtbank het noodzakelijk dit te waarborgen met een langere proeftijd, te weten drie jaren, dan door de officier van justitie is gevorderd. De reden daarvoor is dat eerdere behandelingen, ondanks de inzet en de motivatie van de verdachte, nog niet tot structurele oplossing van zijn verslavingspobleem hebben geleid en dus van belang is dat de verdachte voor langere tijd wordt begeleid door en onder toezicht staat van de reclassering.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf maatregel passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 5 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van
€ 23.709,53 aan materiële schade, ter vermeerderen met de wettelijke rente.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd. Aangezien de benadeelde partij niet op de zitting aanwezig is voor een nadere toelichting, vergt de beoordeling van de rechtmatigheid van de schade alsmede van de aard en omvang van de schade een nadere (mondelinge) behandeling. Aldus levert de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 18 juli 2018 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van diefstal door middel van braak en een poging daartoe veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 14 dagen, waarvan een gedeelte groot 7 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 1 augustus 2018.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdachte heeft voor het einde van de proeftijd wederom soortgelijke strafbare feiten gepleegd. Derhalve dient het voorwaardelijke deel van de gevangennisstraf thans ten uitvoer te worden gelegd.
9.3.
Beoordeling
De hierboven bewezen verklaarde feiten zijn na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van de bewezen feiten heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Er worden evenwel termen aanwezig geacht die last niet te geven, zoals door de raadsman op de zitting bepleit, doch in plaats daarvan een taakstraf voor de duur van 30 uren te gelasten.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen, 14a, 14b, 14c, 14d, 22c, 22d, 57, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 10 (tien) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
5 (vijf) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
3 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van Antes, gedurende 36 maanden na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de zorginstelling verantwoord vindt; de veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan daarvan onderdeel zijn. De reclassering kan een indicatiestelling aanvragen voor kortdurende klinische opname gedurende maximaal zeven weken of zoveel korter als de reclassering dit nodig vindt; De veroordeelde werkt mee aan de klinische opname;
3. de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid/beschermd wonen of maatschappelijke opvang te bepalen door de reclassering en voor zover de reclassering dit noodzakelijk acht; de veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende 36 manden na ingang van de proeftijd, of zoveel korter als de directeur van die instelling verantwoord vindt;
4. de veroordeelde zal meewerken aan middelencontrole. De reclassering kan urineonderzoek gebruiken voor controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
5. de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding.
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
legt - in plaats van de gevorderde last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 18 juli 2018 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf - aan de veroordeelde een taakstraf op voor de duur van
30 (dertig) urenwaarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
15 dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.M. de Winkel, voorzitter,
en mrs. M. Smit en K. Hara rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 20 december 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 12 september 2019 t/m 13 september 2019 te Rotterdam
een geldbedrag van € 20,-, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 1] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat weg te nemen geldbedrag onder zijn bereik heeft
gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
2.
hij op of omstreeks 21 juni 2019 te Rotterdam een bakfiets, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan kinderdagverblijf [naam kinderdagverblijf] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
3
hij in of omstreeks de periode van 30 juli tot en met 11 augustus 2019 te Rotterdam
één of meerdere potten ijs en/of blikje(s) frisdrank en/of een tray bier en/of een iPad en/of een vast telefoontoestel en/of een of meerdere geldbedrag(en) (van € 285,- en/of van € 265,40), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Cafetaria [naam cafetaria] en/of [naam slachtoffer 2] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
4.
hij op of omstreeks 26 augustus 2019 te Rotterdam een kassa met inhoud, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 3] en/of Restaurant [naam restaurant] Rotterdam (gevestigd aan de [adres delict] ), heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 tot en met 5 augustus 2019 te Rotterdam diverse gereedschappen en/of een computer en/of computeronderdelen en/of een projector en/of een of meerdere tv's en/of computerscherm(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [naam benadeelde] , heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en/of verbreking.