In deze zaak heeft de kantonrechter te Rotterdam op 17 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoekster] tegen Stichting Sint Franciscus Vlietland Groep (SFVG). [verzoekster] was in dienst als huisarts en had een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. SFVG had op 11 januari 2019 een ontslagaanvraag ingediend bij het UWV op bedrijfseconomische gronden, waarna het UWV op 27 mei 2019 de ontslagvergunning verleende. [verzoekster] was van mening dat er geen redelijke grond was voor het ontslag en verzocht de rechtbank om haar arbeidsovereenkomst te herstellen.
De rechtbank oordeelde dat het wijzigen van het opleidingsniveau van [verzoekster] geen bedrijfseconomische omstandigheid was die leidde tot het vervallen van haar functie. De rechter stelde vast dat de feitelijke werkzaamheden van [verzoekster] nog steeds bestonden en dat zij aan de eisen voldeed die in eerdere rapporten waren gesteld. SFVG had onvoldoende aangetoond dat de functie van [verzoekster] overbodig was geworden. De rechtbank oordeelde dat er geen redelijke grond was voor het ontslag en dat de arbeidsovereenkomst moest worden hersteld met terugwerkende kracht.
De rechter heeft SFVG veroordeeld om de arbeidsovereenkomst met [verzoekster] te herstellen per 1 november 2019 en om de gemiste inkomsten van € 4.821,77 bruto per maand te vergoeden voor de periode van 1 juli 2019 tot 1 november 2019. Tevens werd [verzoekster] veroordeeld om de ontvangen transitievergoeding van € 21.929,40 terug te betalen. De proceskosten werden toegewezen aan [verzoekster].