Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1. [naam gedaagde 1]
2. [naam gedaagde 2] ,
3. [naam gedaagde 3] ,
1.Het verdere verloop van de procedure
- het tussenvonnis van 26 juli 2019;
- het proces-verbaal van de op 11 oktober en 26 november 2019 gehouden enquête.
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 20 december 2019, gaat het om een arbeidsongeval dat plaatsvond op 14 november 2017. De eiser, [naam eiser], heeft de werkgever, [naam gedaagde 1], aansprakelijk gesteld voor de schade die hij heeft geleden als gevolg van dit ongeval. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis van 26 juli 2019 de gedaagde toegelaten tot het bewijs dat zij aan haar zorgplicht heeft voldaan. Tijdens de enquête zijn getuigen gehoord, waaronder de vennoten [naam gedaagde 2] en [naam gedaagde 3], en een werknemer, [naam getuige]. De getuigenverklaringen wezen erop dat de eiser niet bevoegd was om op de heftruck te rijden en dat de werkgever hem hierover had gewaarschuwd. De kantonrechter concludeert echter dat de werkgever niet heeft voldaan aan haar zorgplicht, omdat de heftruck sleutels onbewaakt waren en er onvoldoende toezicht was op het gebruik ervan. Hierdoor is de werkgever aansprakelijk voor de schade van de eiser, die nader moet worden vastgesteld.
Daarnaast vorderde de eiser buitengerechtelijke kosten, medische kosten en beslagkosten. De kantonrechter oordeelde dat de gevorderde buitengerechtelijke kosten niet voldoende onderbouwd waren, maar dat 50% van deze kosten als redelijk kon worden aangemerkt. De medische kosten werden wel als redelijk beschouwd. De kantonrechter heeft de werkgever hoofdelijk aansprakelijk verklaard voor de schade en de kosten die de eiser heeft gemaakt, inclusief de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en de wettelijke rente is verschuldigd over de toegewezen bedragen vanaf de veertiende dag na betekening van het vonnis.