ECLI:NL:RBROT:2019:10583
Rechtbank Rotterdam
- Proces-verbaal
- H.I. Kernkamp-Maathuis
- W. Bruinhof
- Rechtspraak.nl
Huisverbod opgelegd aan verzoeker op basis van de Wet tijdelijk huisverbod na geweldsincident
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 maart 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening en een beroep tegen een besluit van de burgemeester van Rotterdam. De burgemeester had op 22 maart 2019 een huisverbod opgelegd aan de verzoeker, die betrokken was bij een geweldsincident waarbij zijn moeder ernstig gewond raakte. De verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting was de gemachtigde van de verzoeker aanwezig, maar de verzoeker zelf was niet verschenen.
De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat het huisverbod terecht was opgelegd. De rechter heeft vastgesteld dat de burgemeester voldoende feiten en omstandigheden had om aan te nemen dat de aanwezigheid van de verzoeker in de woning van zijn moeder een ernstig en onmiddellijk gevaar opleverde. Dit oordeel was gebaseerd op eerdere incidenten van agressie in combinatie met alcoholgebruik door de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen. Ook het verzoek om proceskostenveroordeling is afgewezen. De rechter heeft geconcludeerd dat de burgemeester in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om het huisverbod op te leggen, en dat er geen bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om het huisverbod op te heffen. De uitspraak benadrukt het belang van een veilige thuissituatie voor de achterblijvers en de noodzaak van hulpverlening voor de verzoeker.