In de zaak tegen de verdachte, die op 10 juli 2019 betrokken was bij een schietincident in Rotterdam, heeft de rechtbank op 12 december 2019 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en het nalaten van informatie over de toedracht van het letsel van het slachtoffer, [naam slachtoffer]. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van negen maanden, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank concludeerde dat de verdachte niet (mede) verantwoordelijk was voor het voorhanden hebben van het vuurwapen, omdat hij niet op de hoogte was van de aanwezigheid ervan voordat het incident plaatsvond. Bovendien was er geen causaal verband aangetoond tussen het zwijgen van de verdachte en het letsel van het slachtoffer. De rechtbank sprak de verdachte vrij van beide tenlastegelegde feiten. De benadeelde partijen, die schadevergoeding vorderden, werden niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De rechtbank benadrukte de pijnlijke situatie voor de familie van het slachtoffer, die niet in staat was om de verdachte te horen tijdens de zitting.