Het werken met open vuur bij een houten dakconstructie.
Achmea heeft aangevoerd dat [naam gedaagde 1] de dakdoorvoer heeft verwarmd bij de verwijdering (naar de rechtbank aanneemt: van de buis) (a); (open) vuur heeft gebruikt op een ongeschikte ondergrond (zinken plaat) waarbij geen rekening is gehouden met stralingswarmte (b); en de tweede laag bitumen heeft vastgebrand terwijl sprake was van een vastgeschroefde en dus niet kierloos aangebrachte zinken plaat, al dan niet eerst voorzien van een zwarte kleefpasta (c).
4.14.1. ((a) het verwarmen van de buis bij de verwijdering daarvan
Niet vast is komen te staan dat [naam gedaagde 1] de dakdoorvoer heeft verwarmd bij de verwijdering. Ter zitting heeft [naam gedaagde 1] verklaard dat hij de zinken buis met de plakplaat heeft losgesneden. Hierbij heeft hij geen vuur gebruikt. [naam gedaagde 1] heeft verklaard dat, wanneer de buis warm wordt gemaakt, deze zacht wordt waardoor het niet meer mogelijk is deze te verwijderen. De verklaring van [naam gedaagde 1] , dat hij geen vuur heeft gebruikt bij het verwijderen van de buis, strookt met zijn twee eerdere verklaringen (zie r.o. 2.9. en 2.14.) en met de verklaring van [naam 3] (zie r.o. 2.11.). Weliswaar heeft [naam 1] in eerste instantie verklaard dat [naam gedaagde 1] een brander heeft gebruikt bij het weghalen van de pijp, maar in zijn tweede verklaring is hij hierop teruggekomen en heeft hij verklaard dit niet te weten.
Gelet op het voorgaande is de stelling van Achmea, dat [naam gedaagde 1] de buis heeft verwarmd bij verwijdering, onvoldoende onderbouwd zodat reeds daarom wordt voorbijgegaan aan de stelling dat [naam gedaagde 1] op dit punt een zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden en/of onzorgvuldig heeft gehandeld.
4.14.2. ((b) het gebruiken van (open) vuur op een ongeschikte ondergrond (zinken plaat) zonder rekening te houden met stralingswarmte en
(c) het vastbranden van de tweede laag bitumen terwijl sprake was van een vastgeschroefde en dus niet kierloos aangebrachte zinken plaat, al dan niet eerst voorzien van een zwarte kleefpasta.
Achmea stelt dat het plaatsen van een zinken plaat volgens Biesboer en Van de Ven geen geschikte afdichting is in de zin van artikel 4.6.4 van de NEN6050. De zinken plaat kan immers heet worden en daarmee een smeulproces in werking zetten.
Artikel 4.6.4 van de NEN6050 luidt als volgt:
"Dakdoorbrekingen moeten tijdens de werkzaamheden volledig zijn afgeschermd met dakbedekkingsmateriaal zonder gebruik te maken van open vuur, zodat geen vlammen of vonken in de opening kunnen komen. De aansluiting van een eventuele dampremmende laag rondom de dakdoorbreking moet worden gemaakt zonder gebruik te maken van open vuur.
Indien de dakdoorbreking of aansluiting is afgesloten door een vormdeel, mag open vuur worden gebruikt bij het aansluiten op vormdelen (prefab onderdelen of hulpstukken."
De rechtbank stelt vast dat dit artikel bepaalt dat dakdoorbrekingen volledig moeten zijn afgeschermd met dakbedekkingsmateriaal vóór open vuur mag worden gebruikt. Het artikel geeft geen concrete aanwijzingen op welke wijze dakdoorbrekingen moeten worden afgeschermd (bijvoorbeeld ten aanzien van de aard van het dakbedekkingsmateriaal en de eventueel aan te brengen dampremmende laag).
Achmea onderbouwt haar stelling dat [naam gedaagde 1] in strijd met dit artikel heeft gehandeld door te verwijzen naar de rapporten van Biesboer en Van de Ven.
Voor wat betreft het rapport van Biesboer geldt het volgende. Biesboer schrijft in zijn rapport dat van de uitgevoerde dakdekwerkzaamheden niets kon worden gecontroleerd, derhalve ook niet of deze op de juiste (brandveilige) wijze waren uitgevoerd. Verder schrijft Biesboer dat niet meer kan worden vastgesteld in hoeverre de aangebrachte zinken plaat de gaten in het dak heeft afgesloten. Dát het dak niet goed was afgesloten en dat sprake is van strijd met de NEN6050 volgt derhalve niet uit het rapport van Biesboer.
In zoverre Achmea doelt op de e-mail van Biesboer van 4 mei 2012 (r.o. 2.16.) geldt het volgende. Biesboer schrijft hierin dat het verhitten van de afdekplaat tot een smeulproces kan leiden hetgeen tot de brand kan hebben geleid, echter Biesboer schrijft eveneens dat de plaat doorgaans niet lang genoeg wordt aangestraald om een smeulproces in gang te zetten, aangezien met de brander niet op de plaat wordt gericht maar op de (brand)rol. Nu [naam gedaagde 1] ter zitting heeft verklaard dat hij steeds de bovenkant van de rol verwarmde en de brander steeds op de rol had gericht waarbij de vlam niet op de zinken plaat kwam – en Achmea dit niet heeft betwist – valt niet in te zien dat [naam gedaagde 1] op grond van deze werkwijze onzorgvuldig of in strijd met de NEN6050 heeft gehandeld.
Voor wat betreft de conclusies van Van de Ven geldt dat hij ervan uitgaat dat [naam gedaagde 1] geen zinken plaat maar een aluminium plaat heeft gebruikt en dat [naam gedaagde 1] daarnaast geen pasta heeft gebruikt om de kieren tussen de dakbedekking en de plaat te dichten.
Dat een aluminium plaat zou zijn gebruikt is in tegenspraak met de verklaringen van [naam gedaagde 1] en [naam 3] . Weliswaar heeft [naam 1] in eerste instantie verklaard dat het gat is gedicht met een platgeslagen aluminium pijp, echter in zijn tweede verklaring stelt hij niet te weten met wat voor plaat het gat is afgedicht. De rechtbank gaat dan ook van uit van de verklaringen van [naam gedaagde 1] en [naam 3] dat een zinken plaat is gebruikt om het gat af te dichten. Dat Biesboer geen zinken plaat heeft teruggevonden maakt dit niet anders. Biesboer schrijft immers dat het zeer wel mogelijk is dat een dergelijke plaat zich tussen de brandresten heeft bevonden nu niet het gehele magazijn is leeg geschept.
Voor wat betreft de vraag of [naam gedaagde 1] pasta heeft aangebracht op de zinken plaat geldt het volgende. [gedaaden] heeft aangevoerd dat hij rondom het gat in het dak pasta heeft gespoten, ter grootte van een zinken plaat van 60 bij 60 cm. De zinken plaat is op de pasta op het dak gelegd en vervolgens vastgeschroefd. De pasta verspreidde zich, waardoor de constructie water- en vuurdicht was, aldus [naam gedaagde 1] . Achmea heeft erop gewezen dat [naam gedaagde 1] pas in zijn tweede verklaring heeft aangegeven dat zwarte pasta is gebruikt. [naam gedaagde 1] heeft tijdens de comparitie aangegeven dat hij dit in zijn eerste verklaring niet heeft vermeld, omdat het aanbrengen van pasta voor hem standaardprocedure is, er niet naar is gevraagd en aanvankelijk slechts een korte verklaring is opgenomen. De rechtbank acht deze verklaring niet onaannemelijk. Nu Achmea haar betwisting van het gebruik van pasta vervolgens niet heeft onderbouwd, gaat de rechtbank ervan uit dat [naam gedaagde 1] de zinken plaat heeft bevestigd door (onder meer) gebruik te maken van een pasta.
Het rapport van Van de Ven gaat, gelet op het voorgaande, uit van een werkwijze (afdichting met een aluminium plaat zonder gebruik van pasta) die [naam gedaagde 1] niet heeft gehanteerd. Daarmee kunnen de conclusies van Van de Ven niet als onderbouwing gelden voor het standpunt van Achmea dat [naam gedaagde 1] veiligheidsnormen heeft geschonden en/of onzorgvuldig heeft gewerkt. Hierbij is nog van belang dat Van de Ven in zijn rapport heeft vermeld dat [naam gedaagde 1] bitumenpasta had moeten gebruiken bij de afdichting van de opening in het dak. Van de Ven motiveert echter niet waarom dit het geval is. Biesboer maakt in zijn rapport en e-mail geen melding van bitumenpasta als vereiste. Evenmin blijkt dit uit de VEBIDAK voorschriften en de NEN6050. Nu Achmea in haar conclusies en ter zitting daarnaast niet op dit door Van de Ven gestelde vereiste heeft gewezen, gaat de rechtbank aan dit punt voorbij.
Tot slot verwijst Achmea nog naar de opmerking van Biesboer onder punt 9 van zijn e-mail van 4 mei 2012 waarin hij schrijft dat de werkwijze van [naam gedaagde 1] niet in overeenstemming is met de VEBIDAK voorschriften. Uit de verdere inhoud van de email (en ook overigens het rapport van Biesboer) blijkt echter niet dat Biesboer op de hoogte was van de werkwijze van [naam gedaagde 1] (die onder meer het gebruik van pasta inhield). Nu deze stelling daarbij niet wordt toegelicht of onderbouwd en Biesboer in zijn rapport expliciet heeft overwogen dat hij niet kan vaststellen of de dakdekwerkzaamheden op de juiste (brandveilige) wijze zijn uitgevoerd, gaat de rechtbank aan deze opmerking in de e-mail voorbij.
De rechtbank concludeert dat Achmea – gelet op de betwisting door [gedaaden] – op dit punt onvoldoende gemotiveerd heeft gesteld dat [naam gedaagde 1] onzorgvuldig en/of in strijd met veiligheidsnormen heeft gehandeld.
Het niet aanwezig hebben van (voldoende) brandblusmiddelen en het niet uitvoeren van een controle/het werken zonder brandwacht