ECLI:NL:RBROT:2019:10482

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2019
Publicatiedatum
10 januari 2020
Zaaknummer
10/120383-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling, vernieling, bedreigingen en belaging met verminderd toerekeningsvatbaarheid en gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van mishandeling, vernieling, bedreigingen en belaging. De verdachte, geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte], was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd in de PI Krimpen aan den IJssel. De rechtbank heeft gelet op het onderzoek op de terechtzittingen van 5 november en 9 december 2019. De officier van justitie, mr. A.M.L. de L’Isle, eiste bewezenverklaring van de tenlastelegging en een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 30 dagen voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 mei 2019 in Rotterdam meerdere geweldsdelicten heeft gepleegd, waaronder het mishandelen van [naam slachtoffer 1] en het bedreigen van [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 3]. Daarnaast heeft de verdachte in de periode van 9 augustus tot 1 september 2019 stelselmatig inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [naam slachtoffer 4] door bedreigende e-mails te sturen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, gezien de geestelijke gezondheidsproblemen die zijn vastgesteld door deskundigen.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 200 dagen, waarvan 50 dagen voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden waaronder ambulante behandeling en reclasseringstoezicht. Tevens is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die een totaalbedrag van € 560,36 vorderde. De rechtbank heeft de vordering van de benadeelde partij toegewezen, inclusief wettelijke rente vanaf 18 mei 2019. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht om zich te houden aan verschillende voorwaarden, waaronder een meldplicht en een drugsverbod, en heeft de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar verklaard.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/120383-19
Datum uitspraak: 23 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
PI Krimpen aan den IJssel,
raadsvrouw mr. N. Aydogan-Kütük, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 5 november 2019 en van 9 december 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. A.M.L. de L’Isle, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 180 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 30 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar, en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal gedragen naar de aanwijzingen van de reclassering, een meldplicht, een algeheel drugsverbod, klinische opname in een FPK voor de duur van maximaal 9 maanden en de mogelijkheid van medicamenteuze behandeling met aansluitend ambulante behandeling, begeleid wonen / maatschappelijke opvang op indicatie, een contactverbod en een locatieverbod, met dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 18 mei 2019 te Rotterdam [naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door meermalen met de vuisten op/tegen de armen en de ellebogen, te slaan/stompen en (vervolgens) met een lamp t
egen de armen van die [naam slachtoffer 1] te slaan;
2.
hij op 18 mei 2019 te Rotterdam opzettelijk en wederrechtelijk een deur en een lamp en een computerscherm en een kast, die geheel aan een ander, toebehoorden, heeft vernield of beschadigd;
3.
hij op 17 mei 2019 te Rotterdam [naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Als ik jullie tegen ga komen buiten in een steegje dan steek ik jullie neer";
4.
hij op 18 mei 2019 te Rotterdam [naam slachtoffer 3] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [naam slachtoffer 3] door middel van het sturen van een of meer berichten dreigend de woorden toe te voegen: "Ik geef je een maand om het te vertellen en daarna vermoord ik je simpel als dat test me maar uit. Ga gerust zitten om zo een smerig mismakelijk wezen als jij van deze wereld te elimineren" en "ik wil de video of jij gaat dood" en "ik walg van ga je lijk verkrachten en kankerhard genieten", ;
5.
hij op tijdstippen in de periode van 09 augustus 2019 tot en met 01 september 2019 te Rotterdam, althans in Nederland,wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer 4] ,
door voornoemde [naam slachtoffer 4] veelvuldig, bedreigende en/of beledigende email-berichten toe te sturen met het oogmerk die [naam slachtoffer 4] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden of vrees aan te jagen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.mishandeling;

2.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen/beschadigen, meermalen gepleegd;

3.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht/zware mishandeling;

4.bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;

en

5.belaging.

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft in mei 2019 ’s nachts de kamerdeur van zijn slapende huisgenoot ingetrapt. Hij heeft zijn huisgenoot met zijn handen en met een lamp geslagen en heeft spullen in diens kamer vernield. Kort daarvoor heeft de verdachte tegen een medestudente uit zijn studentenflat gezegd dat hij haar neer zou steken als hij haar zou tegenkomen in een donker steegje en een andere medestudente berichten gestuurd waarin hij dreigde haar te vermoorden.
Voor de huisgenoot van de verdachte moet de nachtelijke aanval in zijn kamer zeer beangstigend zijn geweest. Ook de bedreigingen die de verdachte heeft geuit, hebben de betrokkenen en andere flatbewoners een angstig gevoel gegeven. Tijdens de schorsing van zijn voorlopige hechtenis, heeft de verdachte in augustus 2019 naar een medestudente een groot aantal beledigende en bedreigende berichten gestuurd. Dit heeft haar angstig gemaakt, mede door de voorvallen enkele maanden eerder.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages
Psycholoog R.K.F. Lemmens heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 22 november 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis en/of gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens (geestesstoornis) in de vorm van een waanstoornis. Daarnaast is sprake van een stoornis in het gebruik van een stimulantium en zijn er aanwijzingen voor een verstoorde emotionele ontwikkeling in de vorm van hechtingsproblematiek, mogelijk in het kader van persoonlijkheidsproblematiek. Dit was ook zo ten tijde van het ten laste gelegde en dit beïnvloedde op dat moment de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte. De verdachte was ervan overtuigd geraakt dat hij door bekenden verkracht was nadat hij gedrogeerd was en dat daarvan videoopnamen waren gemaakt. In de maanden voor de eerste feiten lijkt de verdachte geobsedeerd te zijn geraakt met het onthullen van ‘de waarheid’ en lijkt hij de personen die volgens hem verantwoordelijk zijn voor zijn verkrachting met zijn dreigende berichten te hebben willen dwingen tot een bekentenis. Uit de dossierstukken kan worden opgemaakt dat door studie- en/of flatgenoten in mei 2019 verklaard werd dat het sinds een half jaar steeds slechter ging met de verdachte. Ook zou er een toename zijn geweest in drugsgebruik. Door de GGZ-instelling PsyQ, waar betrokkene eind 2018 hulp zocht, werd psychotische problematiek gesignaleerd. Er was sprake van paranoïde overtuigingen naar nagenoeg alle aangevers en, in het geval van de medestudente, ook van een al langere tijd aanwezige erotomane waan. Het recidiverisico van zowel stalkingsgedrag als van hernieuwd geweld wordt ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt om de verdachte het ten laste gelegde niet toe te rekenen en om hem klinisch te laten behandelen. Getracht kan worden om door middel van een medicamenteuze behandeling de psychotische problematiek te behandelen. Gezien de mogelijke aanwezigheid van (al dan niet met de psychotische stoornis vervlochten) stemmingsproblematiek en het gegeven dat de onset van de psychotische ontregeling samen lijkt te vallen met de start van het antidepresivum (fluoxetine), lijkt het onderzoeker tevens raadzaam om (in een klinische setting) de mogelijke invloed van dit medicijn te onderzoeken. De situatie wordt bemoeilijkt door de verdachtes afkeer tegen de GGZ en zijn volledig gebrek aan ziektebesef. Omdat de verdachte een ‘first offender’ is en er nog geen behandelpogingen zijn geweest binnen een gedwongen kader, ligt het voor de hand om bovenstaande behandeling op te leggen binnen de bijzondere voorwaarden van een voorwaardelijk strafdeel, ware het niet dat de verdachte duidelijk heeft aangegeven niet mee te zullen gaan werken aan een klinische opname en zelfs uitgesproken heeft weg te zullen gaan lopen als dit het geval is. Er is een totaal gebrek aan ziektebesef, slachtofferempathie en motivatie voor behandeling. Dit in combinatie met de aangetroffen problematiek en het hoge recidiverisico, maakt dat een voorwaardelijk kader onvoldoende wordt geacht om het risico op herhaling te beperken. Ook een opname in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van maximaal een jaar (artikel 37) lijkt, in het geval van een dergelijke uitgebreide waanstoornis, die moeilijk (medicamenteus) te behandelen is, volstrekt onvoldoende. Op grond van het voorgaande rest de oplegging van een tbs-maatregel, indien door de reclassering haalbaar geacht bij voorkeur een tbs-maatregel met voorwaarden.
Psychiater B.A. Blansjaar heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 november 2019. Dit rapport houdt het volgende in.
Er is bij de verdachte sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de vorm van een psychose, mogelijk als gevolg van amfetaminegebruik, mogelijk (ook) door een onderliggende schizofreniespectrum-stoornis, en van stoornissen in het gebruik van amfetamine en cannabis. Dit was ook zo ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde en beïnvloedde het gedrag van de verdachte zodanig dat zijn handelen daaruit verklaard kan worden. Het recidiverisico wordt ingeschat als matig verhoogd tot hoog. Geadviseerd wordt om het ten laste gelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen. De verdachte zou uit zorgoogpunt zowel als vanuit het oogpunt van recidivepreventie, aansluitend aan het verblijf in de PI, (klinisch) behandeld moeten worden, met ambulante nazorg van langere duur. Geadviseerd wordt om een (deels) voorwaardelijke vrijheidsstraf met bijzondere voorwaarden van klinische behandeling in een Forensische Psychiatrische Afdeling met ambulante nazorg door een forensische polikliniek onder toezicht van de reclassering op te leggen.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 4 november 2019, waarbij rekening is gehouden met de voorlopige bevindingen van de deskundigen. Dit rapport houdt het volgende in.
Geadviseerd wordt een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden: opname in een zorginstelling (met ambulante nazorg), een meldplicht, een drugsverbod en een contactverbod met de slachtoffers.
Deze voorwaarden worden noodzakelijk geacht om de kans op recidive te verminderen, hoewel onduidelijk is in hoeverre de verdachte intrinsiek gemotiveerd is om hieraan mee te werken. Gelet op de houding en psychische gesteldheid van de verdachte, wordt behandeling in een klinische instelling, in een gesloten setting, noodzakelijk geacht. Een Forensisch Psychiatrische Kliniek (FPK) wordt minimaal geïndiceerd. Mede door gebrek aan probleembesef en de sociaal wenselijke houding van de verdachte, wordt ambulante behandeling niet afdoende geacht.
7.3.3.
Besprokene op de terechtzitting
De verdachte geeft aan spijt te hebben van zijn handelen, maar zegt tegelijkertijd de feiten niet zo ernstig te vinden. De verdachte zegt zijn huisgenoot in woede te hebben aangevallen, toen hij zich realiseerde dat ook zijn huisgenoot betrokken is geweest bij de verkrachting. Hij heeft een van zijn flatgenoten bedreigd omdat zij betrokken is bij de verkrachting. De andere bedreiging was volgens de verdachte niet bedoeld voor de betreffende flatgenote, maar voor de jongen die op dat moment naast haar stond, die ook iets met de verkrachting te maken zou hebben. De studiegenote, waarnaar de verdachte een groot aantal berichten heeft gestuurd, heeft zelf de verdachte helemaal gek gemaakt, aldus de verdachte, door enerzijds op hem uit te zijn en tegelijkertijd seks te hebben met mensen uit de omgeving van de verdachte. De verdachte geeft aan de feiten onder invloed van een psychose en drugs te hebben gepleegd en in die periode paranoïde te zijn geweest en niet rationeel te hebben gehandeld. De verdachte zegt er zeker van te zijn dat dit niet nogmaals zal gebeuren, omdat hij op dit moment niet meer psychotisch is en geen drugs meer gebruikt. Tegelijkertijd is de verdachte voornemens om, als hij uit detentie komt, bewijs te verzamelen van de verkrachting.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
ToerekeningsvatbaarheidDe deskundigen concluderen dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling en een ziekelijke stoornis van de geestvermogens. De conclusies van de deskundigen zijn gebaseerd op eigen onderzoek en onderbouwd. De rechtbank neemt deze conclusies over.
De rechtbank is op grond van de rapportages van de deskundigen, het overige dossier en het onderzoek op de terechtzitting van oordeel dat niet is gebleken dat de verdachte ten tijde van het ten laste gelegde in het geheel niet beschikte over keuzemogelijkheden en dus niet in staat was zijn handelen op een andere wijze vorm te geven. Uit de verklaring van de verdachte blijkt dat hij nog wel weet wat hij gedaan heeft en dat hij ook zijn gedrag nog kon bijsturen. De rechtbank ziet dan ook onvoldoende aanknopingspunten voor het oordeel dat de verdachte volledig ontoerekeningsvatbaar was ten tijde van het delict.
De verdachte wordt in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, omdat hij handelde vanuit een bij hem bestaande waan.
Straf
Gezien de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, met name het excessieve karakter van het handelen van de verdachte en de omstandigheid dat meerdere mensen uit zijn omgeving met gewelddadige handelingen of bedreigingen van de verdachte zijn geconfronteerd, kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd.
De verdediging en de officier van justitie hebben verzocht een gevangenisstraf op te leggen, waarvan het onvoorwaardelijke deel (nagenoeg) gelijk is aan de vijf maanden die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank ziet hiervoor ook aanleiding, gelet op de ernst van de feiten en het oordeel dat de verdachte strafrechtelijk in verminderde zin verantwoordelijk wordt gehouden voor zijn daden en de gevolgen daarvan.
Een voorwaardelijke strafdeel dient er toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en om de noodzakelijk geachte behandeling mogelijk te maken.
De rechtbank onderschrijft (evenals de psychiater) niet de conclusie van de psycholoog, dat oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling, al dan niet met voorwaarden, noodzakelijk is. De ernst en aard van de bewezen feiten en het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten, bieden onvoldoende grondslag voor een dergelijk zwaarwegende maatregel. De psychiater is van oordeel dat het recidiverisico voldoende kan worden beperkt door klinische behandeling van de verdachte in het kader van een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden. De rechtbank zal dat advies volgen. De officier van justitie heeft op de terechtzitting medegedeeld dat inmiddels een indicatiestelling door IFZ/DIZ is afgegeven voor plaatsing van de verdachte in een FPK, namelijk Fivoor Rotterdam. De wachttijd voor plaatsing alsmede een overbruggingsplek, loopt echter op tot zes maanden. Hoewel de zaak prioriteit heeft gekregen, is er nog geen opnamedatum bekend. Gelet op deze omstandigheden, neemt de rechtbank als bijzondere voorwaarden op, dat de verdachte zich onder ambulante behandeling stelt van een door de reclassering nader te bepalen zorginstelling voor zijn psychische problematiek en dat hij zich, indien dit door de behandelaren noodzakelijk wordt geacht, voor behandeling van zijn psychische problematiek aansluitend klinisch laat opnemen in een door het IFZ/DIZ nader te bepalen zorginstelling. Ook de overige door de officier van justitie verzochte bijzondere voorwaarden zullen worden opgelegd, te weten een meldplicht, de verplichting zich te houden aan aanwijzingen van de reclassering, een drugsverbod, klinische opname in een zorginstelling met, indien geïndiceerd, medicamenteuze behandeling, begeleid wonen / maatschappelijke opvang, een contactverbod, een locatieverbod en reclasseringstoezicht.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 160,36 aan materiële schade en een vergoeding van € 400,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie vordert de vordering volledig toe te wijzen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
8.3.
Beoordeling
Aan de benadeelde partij is door de onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks (materiële) schade toegebracht. De vordering is genoegzaam onderbouwd, de gevorderde schadevergoeding komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en is door de verdachte niet weersproken, zodat deze zal worden toegewezen.
Aan de benadeelde partij is door de bewezen verklaarde strafbare feiten, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Uitgaande van de civielrechtelijke benadering van de vordering en de referte van de verdediging, zal de rechtbank de vordering toewijzen, nu de vordering de rechtbank op zichzelf niet ongegrond of onredelijk voorkomt.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 mei 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 560,36, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f, 57, 285, 285b, 300 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4 en 5 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
50 (vijftig) dagen, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij een door Reclassering Nederland aan te wijzen instantie, zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich houden aan de aanwijzingen van de reclassering;
3. de veroordeelde zal zich onthouden van het gebruik van verdovende middelen, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urineonderzoek, zo frequent als de reclassering noodzakelijk vindt, gedurende de proeftijd;
4. de veroordeelde zal zich onder ambulante behandeling stellen van een door de reclassering nader te bepalen zorginstelling voor zijn psychische problematiek, onder de verplichting ten behoeve van de naleving van deze voorwaarde mee te werken aan het innemen van medicijnen indien dit noodzakelijk wordt geacht door de behandelaren, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering in overleg met de behandelaren verantwoord vindt;
5. de veroordeelde zal zich voor behandeling van zijn psychische problematiek klinisch laten opnemen in een door het IFZ/DIZ nader te bepalen zorginstelling, indien dit door de behandelaren noodzakelijk wordt geacht, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling worden gegeven, welke mede kunnen inhouden het innemen van medicijnen, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de (geneesheer-)directeur van die instelling verantwoord vindt;
6. de veroordeelde zal verblijven in een instelling voor begeleid wonen / maatschappelijke opvang of een soortgelijke instelling, indien dit door de reclassering noodzakelijk wordt geacht, en zal zich houden aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de directeur van die instelling verantwoord vindt;
7. de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met mevr. [naam slachtoffer 4] ( [geboortedatum slachtoffer 4] ), mevr. [naam slachtoffer 2] ( [geboortedatum slachtoffer 2] ), dhr. [naam slachtoffer 1] ( [geboortedatum slachtoffer 1] ) en mevr. [naam slachtoffer 3] ( [geboortedatum slachtoffer 3] ), gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
8. de veroordeelde zal zich niet bevinden in de [plaats delict] te Rotterdam, gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder nummer 1 tot en met 8 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van heden;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde] , te betalen een bedrag van
€ 560,36 (zegge: vijfhonderdzestig euro en zesendertig eurocent), bestaande uit € 160,36 aan materiële schade en € 400,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 560,36(hoofdsom,
zegge: vijfhonderdzestig euro en zesendertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 560,36 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
11 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij, tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. D.C.J. Peeck, voorzitter,
en mrs. L. Daum en D.I. Hendriks-van Wel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Nagtegaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 23 december 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 18 mei 2019 te Rotterdam
[naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door meermalen met de vuist(en)
op/tegen het hoofd en of de armen en/of de ellebogen, althans het
lichaam, te slaan/stompen en/of (vervolgens) met een lamp op/tgen de
armen, althans het lichaam van die [naam slachtoffer 1] te slaan;
2.
hij op of omstreeks 18 mei 2019 te Rotterdam
opzettelijk en wederrechtelijk
een deur en/of een lamp en/of een computerscherm en/of een kast, in
elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan
[naam slachtoffer 1] toebehoorde,
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
3.
hij op of omstreeks 17 mei 2019 te Rotterdam
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer 2] dreigend de woorden toe te voegen "Als ik jullie
tegen ga komen buiten in een steegje dan steek ik jullie neer", althans
woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
4.
hij op of omstreeks 18 mei 2019 te Rotterdam
[naam slachtoffer 3] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling
en/of met verkrachting,
door die [naam slachtoffer 3] door middel van het sturen van een of meer
(what's app- en/of SMS-) berichten dreigend de woorden toe te voegen:
"Ik geef je een maand om het te vertellen en daarna vermoord ik je
simpel als dat test me maar uit. Ga gerust zitten om zo een smerig
mismakelijk wezen als jij van deze wereld te elimineren" en/of
"ik wil de video of jij gaat dood" en/of
"ik walg van ga je lijk verkrachten en kankerhard genieten",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
5.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 09
augustus 2019 tot en met 01 september 2019 te Rotterdam,
althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [naam slachtoffer 4] ,
door voornoemde [naam slachtoffer 4] veelvuldig, althans meermalen, bedreigende
en/of beledigende email-berichten toe te sturen
met het oogmerk die [naam slachtoffer 4] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te
dulden en/of vrees aan te jagen.