ECLI:NL:RBROT:2019:10415

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2019
Publicatiedatum
7 januari 2020
Zaaknummer
10/213799-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van harddrugs en bedreiging met levensdelicten

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 23 december 2019 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het voorhanden hebben van bijna 500 gram harddrugs, een geladen pistool, een patroonhouder en munitie, alsook van het bedreigen van zijn ex-partner met levensdelicten. De verdachte, geboren in Suriname en preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. T.S. Overes. Tijdens de zitting op 16 december 2019 werd het bewijs tegen de verdachte besproken, waarbij de officier van justitie een gevangenisstraf van 15 maanden eiste. De verdediging pleitte voor vrijspraak van de bedreiging, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte doelbewust filmpjes had gestuurd naar het slachtoffer, wat leidde tot een redelijke vrees voor haar leven.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 4 september 2019 in Terneuzen opzettelijk ongeveer 452 gram heroïne en 19,5 gram cocaïne voorhanden had, evenals munitie en een vuurwapen. De bedreiging van het slachtoffer werd bewezen verklaard, waarbij de rechtbank opmerkte dat de bedreiging niet per se gericht hoeft te zijn tegen de bedreigde persoon zelf. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de samenleving, en dat de verdachte eerder met justitie in aanraking was gekomen. De uitspraak is gedaan in het kader van de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/213799-19
Datum uitspraak: 23 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] (Suriname),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie Hoogvliet.
Raadsvrouw mr. T.S. Overes, advocaat te Almere.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 16 december 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. D. van Zetten heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de feiten 1, 2, 3 en 4;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden met aftrek van voorarrest.

4.De verdediging

De raadsvrouw heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de feiten 1, 2 en 3. Ten aanzien van feit 4 heeft zij vrijspraak bepleit, omdat de bedreiging niet was gericht tegen [naam slachtoffer 1] (hierna: het slachtoffer), maar tegen haar stiefvader [naam slachtoffer 2] , zodat bij haar in redelijkheid geen vrees heeft kunnen ontstaan dat zij haar leven kon verliezen. Verder heeft de raadsvrouw een strafmaatverweer gevoerd.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Feiten 1, 2 en 3
De feiten 1, 2 en 3 zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.2.
Feit 4
De rechtbank stelt vast dat de verdachte de betreffende filmpjes en bewoordingen doelbewust aan het slachtoffer heeft gestuurd en dat het slachtoffer naar aanleiding daarvan de politie heeft ingeschakeld, waarbij zij heeft verklaard dat zij bang is voor de verdachte. Tevens stelt de rechtbank vast dat er relationele problemen waren tussen het slachtoffer en de verdachte (met name) omdat de verdachte de scheiding met het slachtoffer maar moeizaam kon verwerken. Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden en gelet op de aard van de filmpjes en de daarin door de verdachte gebruikte bewoordingen terwijl hij een patroonhouder met munitie in zijn hand vasthoudt, is de rechtbank van oordeel dat bij het slachtoffer na ontvangst van de filmpjes in redelijkheid de vrees heeft kunnen ontstaan dat zij haar leven kon verliezen, dan wel dat haar vader het leven kon verliezen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat voor een veroordeling ter zake van bedreiging met enig in artikel 285 Sr genoemd misdrijf niet is vereist dat dat misdrijf is gericht tegen de bedreigde persoon zelf (vergelijk het arrest van de Hoge Raad van 25 januari 2011, ECLI:NL:HR: 2011:BO3400).
Dit betekent dat het feit bewezen is.
5.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 1, feit 2 en feit 3 heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte feit 4 heeft begaan.
De verdachte heeft het bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij op 4 september 2019 te Terneuzen
opzettelijk aanwezig heeft gehad
ongeveer 452 gram van een materiaal
bevattende heroïne en ongeveer 19,5 gram van
een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I ;
2.
hij op 4 september 2019 te Terneuzen en/of Rotterdam,
munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te
weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie
III te weten
- 6 kogelpatronen (type fnb), kaliber 7.65 mm en
- 1 kogelpatroon (type geco), kaliber 7.65 mm en
- 6 kogelpatronen (type hp), kaliber 7.65 mm en
- 1 kogelpatroon (type s&b), kaliber 7.65 mmm en
- 6 kogelpatronen (type sm), kaliber 7.62 x 39 mm en
- 2 kogelpatronen (type geco), kaliber 7.65 mm en
- 5 kogelpatronen (type fnb), kaliber 7.65 mm
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op 4 september 2019 te Rotterdam en Terneuzen
- een wapen als bedoeld in artikel 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1,
onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk
fn, type Model 1900, kaliber 7.65 mm
en
- een patroonhouder, bestemd voor een wapen van
categorie II , te weten een vuurwapen
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op 31 augustus 2019 te Terneuzen en/of Rotterdam,
[naam slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht ,
door die [naam slachtoffer 1] filmpjes van een patroonhouder
met munitie toe te sturen en (een loop van) een vuurwapen en
daarbij (gedurende dat filmpje) de woorden toe te voegen: 'Dit heb ik
voor mensen van [naam slachtoffer 2] , ik kom binnenkort", althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de bewezenverklaarde tenlastelegging taal- en/of schrijffoutenvoorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder c van de Opiumwet gegeven verbod;
2 handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de wet wapens en munitie;
3 handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III;
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II;
4 bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft bijna 500 gram harddrugs voorhanden gehad in zijn woning. Daarnaast is er bij verdachtes fouillering een geladen pistool aangetroffen en zijn er in zijn woning een patroonhouder aangetroffen en munitie, geschikt voor gebruik in voornoemd vuurwapen. De hoeveelheid harddrugs in combinatie met het geladen vuurwapen voeden de veronderstelling dat sprake is van een dealerindicatie. Tot slot heeft de verdachte zijn ex-partner bedreigd met levensdelicten door haar filmpjes toe te sturen waarin een patroonhouder met munitie en de loop van een vuurwapen worden getoond.
Het behoeft geen betoog dat dit stuk voor stuk ernstige feiten betreffen.
Harddrugs zijn zeer schadelijk voor de gezondheid. Bovendien is het algemeen bekend dat het gebruik van verdovende middelen een onaanvaardbaar gevaar oplevert voor de volksgezondheid in het algemeen en dat dit direct en indirect oorzaak is van vele vormen van criminaliteit. De verdachte heeft door zijn handelen aangezet tot het instandhouden en verder uitbreiden van de hieraan verwante maatschappelijke problemen.
Het voorhanden hebben van een geladen vuurwapen en het in voorraad hebben van daarvoor geschikte munitie leidt niet zelden tot daadwerkelijk gebruik hiervan. Het zorgt in de samenleving niet alleen voor gevoelens van angst en onveiligheid, maar wordt ook als schokkend ervaren.
Met de bedreiging van zijn ex-partner is de verdachte ernstig over de schreef gegaan.
Door aldus te handelen heeft de verdachte bij het slachtoffer gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt, zoals ook blijkt uit de verklaring die zij ten overstaan van politiemedewerkers heeft afgelegd.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 13 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder met politie en justitie in aanraking is gekomen.
8.3.2.
Rapportages
Reclassering Nederland te Rotterdam heeft rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 september 2019 en 13 november 2019. De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapporten.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Dat wordt niet anders door de omstandigheid dat de verdachte een kapperszaak heeft en bij voortduren van de detentie zijn kosten oplopen en hij zijn lasten niet meer zal kunnen betalen. Hetzelfde geldt voor zijn wens om zijn kind te zien. Voor een andere strafmodaliteit dan gevangenisstraf zijn de strafbare feiten te ernstig.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
De rechtbank is van oordeel dat daarbij een deel voorwaardelijk moet worden opgelegd met een proeftijd van 3 jaar als zogenaamde ‘stok achter de deur’ om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
3 (drie) maanden niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
mr. F. Wegman en mr. P.E. van Althuis, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 4 september 2019 te Terneuzen
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 452 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne en/of ongeveer 19,5 gram, in elk geval een
hoeveelheid van
een materiaal bevattende cocaïne,
zijnde heroïne en/of cocaïne
(telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst
I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die
wet;
2.
hij op of omstreeks 4 september 2019 te Terneuzen en/of Rotterdam,
munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te
weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie
III te weten
- 6 kogelpatronen (type fnb), kaliber 7.65 mm en/of
- 1 kogelpatroon (type geco), kaliber 7.65 mm en/of
- 6 kogelpatronen (type hp), kaliber 7.65 mm en/of
- 1 kogelpatroon (type s&b), kaliber 7.65 mmm
- 6 kogelpatronen (type sm), kaliber 7.62 x 39 mm en/of
- 2 kogelpatronen (type geco), kaliber 7.65 mm
- 5 kogelpatronen (type fnb), kaliber 7.65 mm
voorhanden heeft gehad;
3.
hij op of omstreeks 4 september 2019 te Rotterdam en/of Terneuzen
- een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet
wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1,
onder 3º van die wet in de vorm van een pistool/revolver van het merk
fn, type Model 1900, kaliber 7.65 mm
en
- een patroonhouder, geschikt/bestemd voor (een) wapen(s) van
categorie II en/of categorie III, te weten (een) vuurwapen(s)
voorhanden heeft gehad;
4.
hij op of omstreeks 31 augustus 2019 te Terneuzen en/of Rotterdam,
althans in Nederland
[naam slachtoffer 1] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [naam slachtoffer 1] een of meerdere filmpjes van een patroonhouder
met munitie toe te sturen en/of (een loop van) een vuurwapen en/of
daarbij (gedurende dat filmpje) de woorden toe te voegen: 'Dit heb ik
voor mensen van [naam slachtoffer 2] , ik kom binnenkort", althans woorden van
gelijke dreigende aard en/of strekking.