ECLI:NL:RBROT:2019:10407

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
19 december 2019
Publicatiedatum
6 januari 2020
Zaaknummer
588088 / HA RK 19-1510
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Burgerlijk procesrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard wegens beëindiging van de behandeling door de rechter

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2019 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker, die zich niet kon verenigen met de behandeling van zijn zaken door mr. S.W. Kuip. Het wrakingsverzoek werd ingediend tijdens een zitting op 28 november 2019, waar de rechter van oordeel was dat hij het verzoek zelf kon afdoen en de behandeling van de zaken kon voortzetten. Op 5 december 2019 heeft de rechter eindbeslissingen genomen in de zaken van verzoeker. De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk was, omdat de rechter de zaken van verzoeker niet meer behandelde na het geven van de eindbeslissingen. De wrakingskamer benadrukte dat het doel van wraking, namelijk de onpartijdigheid van de rechter te waarborgen, niet meer kon worden bereikt, aangezien de behandeling van de zaak al was geëindigd. Verzoeker had de mogelijkheid om in hoger beroep te gaan tegen de beslissingen van de rechter, maar de wrakingskamer kon niet oordelen over de juistheid van het oordeel van de rechter over zijn onpartijdigheid. De rechtbank verklaarde verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van mr. S.W. Kuip.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Meervoudige kamer voor wrakingszaken
Zaaknummer / rekestnummer: 588088 / HA RK 19-1510
Beslissing van 19 december 2019
op het verzoek van
[naam verzoeker],
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker,
strekkende tot wraking van:
mr. S.W. Kuip, rechter in de rechtbank Rotterdam, team familie (hierna: de rechter).

1.Het procesverloop en de processtukken

Ter zitting met gesloten deuren van deze rechtbank op 28 november 2019 heeft de rechter de mondelinge behandeling voortgezet van een tweetal familierechtelijke procedures, welke telkens zijn ingeleid met een verzoekschrift van verzoeker. Deze procedures hebben als kenmerken C/10/525764 / FA RK 17-3493 en C/10/568689 / FA RK 19-1628.
Bij die gelegenheid heeft verzoeker meermalen meegedeeld dat hij de rechter wraakt.
Op 28 november 2019 heeft verzoeker bij de Centrale Informatiebalie van de rechtbank een schriftelijk stuk ingediend, waarin hij zijn wrakingsverzoeken beschrijft.
De rechter heeft in de hiervoor beschreven familierechtelijke procedures op 5 december 2019 beschikkingen gegeven.
Aan de wrakingskamer zijn ter beschikking gesteld de dossiers van de hiervoor omschreven procedures, waarin zich onder meer bevinden:
  • het proces-verbaal van de hiervoor bedoelde zitting;
  • de beschikkingen van 5 december 2019.
Behalve de hiervoor genoemde stukken heeft de wrakingskamer voorts nog kennis genomen van:
  • de brief dd. 2 december 2019 van de secretaris van de wrakingskamer aan verzoeker;
  • het e-mailbericht dd. 3 december 2019, met bijlage, van verzoeker aan de secretaris van de wrakingskamer;
  • het e-mailbericht dd. 8 december 2019 van verzoeker aan de secretaris van de wrakingskamer;
  • het faxbericht dd. 9 december 2019 van verzoeker aan de wrakingskamer;
  • het e-mailbericht dd. 16 december 2019 van de secretaris van de wrakingskamer aan verzoeker.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Wraking is een middel ter verzekering van de onpartijdigheid van de rechter. Op grond van hetgeen is bepaald in artikel 36 Rv kan de rechter die een zaak behandelt worden gewraakt. Het middel is derhalve toegekend aan een partij die wenst te voorkomen dat een rechter die jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans aan een partij die dienaangaande bestaande vrees heeft die objectief gerechtvaardigd is, (nog langer) bemoeienis met de zaak zal hebben. Dat doel kan niet meer worden bereikt als de rechter reeds een einduitspraak heeft gedaan omdat de behandeling van de zaak daarmee is geëindigd.
2.2
Op 5 december 2019 heeft de rechter in de hiervoor omschreven procedures van verzoeker beschikkingen gegeven. Die beschikkingen zijn eindbeslissingen waarmee de behandeling van de zaken door de rechter is geëindigd.
2.3
Het wrakingsverzoek is weliswaar op 28 november 2019 en derhalve voor de uitspraak van de beschikkingen van de rechter ingediend, maar dat maakt het voorafgaande niet anders. Blijkens zijn beschikkingen is de rechter van oordeel geweest de wrakingsverzoeken zelf te kunnen afdoen en heeft hij de mondelinge behandeling van de zaken van verzoeker voortgezet en afgerond. Of dat oordeel juist is geweest, is niet ter beoordeling van de wrakingskamer.
Indien verzoeker meent dat de rechter niet correct heeft gehandeld en geoordeeld, staat hem de weg van hoger beroep ten dienste, waarbij hij ook zijn verzoeken tot wraking van de rechter opnieuw aan de orde kan stellen.
2.4
Uit het vorenstaande volgt dat de rechter de zaken van verzoeker niet meer behandelt. Verzoeker is daarom kennelijk niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking van de rechter. Verzoeker zal op die grond, met toepassing van het bepaalde in artikel 9.1, aanhef en onder c, van het Wrakingsprotocol van deze rechtbank niet-ontvankelijk worden verklaard in het verzoek.

3.De beslissing

De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in het verzoek tot wraking van mr. S.W. Kuip.
Deze beslissing is gegeven door mr. A.A. Kalk, voorzitter, mr. A.P. Hameete en
mr. W.M.P.M. Weerdesteijn, rechters en door de voorzitter uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 december 2019 in tegenwoordigheid van J.A. Faaij, griffier.
Verzonden op:
aan:
- verzoeker
- mr. S.W. Kuip
- mr. G.E. van der Pols
- Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond
- raad voor de kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht