ECLI:NL:RBROT:2019:10403

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
23 december 2019
Publicatiedatum
6 januari 2020
Zaaknummer
10/700261.18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkrachting van een minderjarige met geweld en bedreiging

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 23 december 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van verkrachting en bedreiging. De verdachte heeft op 24 november 2018 in Rhoon, gemeente Albrandswaard, de toen 15-jarige [naam slachtoffer 1] gedwongen tot seksuele handelingen door geweld en bedreiging. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte de slachtoffer bij haar keel heeft vastgepakt en haar heeft gedwongen tot seks, ondanks haar herhaalde protesten. De verdachte ontkende aanvankelijk de seksuele handelingen, maar gaf later toe dat er seks had plaatsgevonden, waarbij hij claimde dat dit vrijwillig was. De rechtbank heeft echter geconcludeerd dat de verklaringen van de verdachte niet geloofwaardig waren en dat de seksuele handelingen onder dwang hebben plaatsgevonden. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 28 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, en heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder een meldplicht en een contactverbod met het slachtoffer. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, [naam benadeelde 1], voor zowel materiële als immateriële schade. De rechtbank heeft de vorderingen van de benadeelde partij grotendeels toegewezen, met inachtneming van de wettelijke rente.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/700261.18
Datum uitspraak: 23 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
waarnemend raadsvrouw mr. S. Splinter, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 december 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.A. Castelein heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 (primair) en 2 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en met als bijzondere voorwaarden een meldplicht en ambulante behandeling zoals geadviseerd door de reclassering in het rapport van 6 juni 2019;
  • oplegging van een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr), te weten een contactverbod met [naam slachtoffer 1] en haar ouders, gedurende 5 jaar, waarbij 1 maand vervangende hechtenis dient te worden toegepast bij elke overtreding van dat verbod, met een maximum van 6 maanden;
  • dadelijke uitvoerbaarheid van de op te leggen bijzondere voorwaarden en van de op te leggen vrijheidsbeperkende maatregel;
  • opheffing van de schorsing van de voorlopige hechtenis per datum van de uitspraak.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak (feit 2; bedreiging)
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de vader van [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd. In het dossier bevindt zich een tapgesprek waarin de verdachte de ten laste gelegde bewoordingen heeft geuit. Deze bewoordingen zijn terechtgekomen bij de vader van [naam slachtoffer 1] . Bovendien heeft de verdachte bekend dat hij de bewoordingen heeft geuit.
4.1.2.
Beoordeling
Niet ter discussie staat dat de verdachte de bewoordingen zoals deze zijn ten laste gelegd heeft geuit. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is of deze woorden in juridische zin moeten worden gezien als een bedreiging zoals is bedoeld in artikel 285 Sr. Hierbij is onder meer van belang dat in de term ‘bedreiging’ een opzet-eis ligt besloten. Het opzet moet er op gericht zijn dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte zal raken van de bedreiging.
De vader van [naam slachtoffer 1] is via de politie op de hoogte gebracht van het tapgesprek waarin de verdachte de bewoordingen telefonisch heeft geuit. Gebleken is dat de verdachte de uitlatingen heeft gedaan in een, gelet op de inhoud, vertrouwelijk telefoongesprek met zijn (ex-)vriendin [naam ex-vriendin verdachte] . Hieruit kan niet worden afgeleid dat verdachtes opzet er op was gericht dat de vader van [naam slachtoffer 1] op de hoogte zou raken van de inhoud van het telefoongesprek dat hij voerde met [naam ex-vriendin verdachte] . Voorts bevat het dossier geen aanwijzingen dat de verdachte zich er van bewust was dat de telefoongesprekken waaraan hij deelnam werden afgeluisterd, noch dat hij er rekening mee moest houden dat de inhoud van het gesprek via een andere weg bij de vader van [naam slachtoffer 1] bekend zou worden. In het bijzonder hoefde hij ook niet te verwachten dat [naam ex-vriendin verdachte] de inhoud van het gesprek mogelijk zou doorspelen. Gelet hierop acht de rechtbank dan ook niet bewezen dat de verdachte wetenschap heeft gehad van een aanmerkelijke kans dat de vader van [naam slachtoffer 1] op de hoogte zou raken van de bedreiging, laat staan dat de verdachte die kans ten tijde van het telefoongesprek bewust heeft aanvaard.
Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank niet bewezen acht dat het opzet van de verdachte, ook niet in voorwaardelijke vorm, er op was gericht dat de vader van [naam slachtoffer 1] op de hoogte zou geraken van de als bedreigend aan te merken uitlatingen van de verdachte.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 2 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering (feit 1; verkrachting)
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft – overeenkomstig haar overgelegde schriftelijke pleitnota – vrijspraak bepleit, omdat niet kan worden bewezen dat de verdachte [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het ondergaan van seksuele handelingen, nu zij daarmee heeft ingestemd. Daarnaast dient aan de betrouwbaarheid en juistheid van de verklaring van [naam slachtoffer 1] te worden getwijfeld.
4.2.2.
Beoordeling
Op 24 november 2018 heeft de zedenpolitie een informatief gesprek gevoerd met [naam slachtoffer 1] . Daarin vertelde zij dat zij de avond daarvoor met haar vriendin [naam 1] bij [naam 2] thuis was. Daar waren ook nog twee andere jongens, namelijk de verdachte en [naam 3] . [naam slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij die avond/nacht gedwongen werd om seks te hebben met de verdachte. Ondanks dat zij meermalen heeft aangegeven dat zij geen seks met hem wilde, heeft de verdachte haar hiertoe gedwongen. De verdachte heeft [naam slachtoffer 1] bij haar keel vastgepakt, haar benen vastgehouden en omhoog getild en vervolgens zijn penis in haar vagina gebracht. [naam slachtoffer 1] heeft op 26 november 2018 nogmaals een verklaring afgelegd bij de politie, die grotendeels overeenkomt met haar eerder afgelegde verklaring. De verdachte bekent in zijn derde verhoor bij de politie dat hij seks heeft gehad met [naam slachtoffer 1] , maar hij verklaart dat dit vrijwillig heeft plaatsgevonden.
Vrijwillig karakter seksuele handelingen?
Op grond van de verklaringen van zowel [naam slachtoffer 1] en de verdachte staat vast dat [naam slachtoffer 1] en de verdachte op 24 november 2018 seks hebben gehad. De lezingen over de vrijwilligheid of onvrijwilligheid van dit seksuele contact liggen echter ver uiteen. Gezien de ontkennende verklaring van de verdachte dient de verklaring van [naam slachtoffer 1] in voldoende mate te worden ondersteund door ander bewijsmateriaal om aan de bewijsminimumregel van artikel 342 lid 2 van Wetboek van Strafvordering te kunnen voldoen. De rechtbank is van oordeel dat hiervan sprake is en licht dit als volgt toe.
Nadat [naam slachtoffer 1] vanuit de slaapkamer waar de seks met de verdachte heeft plaatsgevonden beneden is teruggekomen, is zij direct naar haar vriendin [naam 1] gelopen en heeft zij tegen [naam 1] verteld dat er iets ergs is gebeurd. [naam 1] heeft hierover verklaard dat zij zag dat [naam slachtoffer 1] verdrietig en in shock was en dat ze [naam slachtoffer 1] zo helemaal niet kent. Ook wanneer [naam slachtoffer 1] de volgende dag aan haar moeder vertelt wat er is gebeurd, neemt de moeder van [naam slachtoffer 1] hevige emoties bij haar dochter waar. Blijkens de aangifte van de moeder van [naam slachtoffer 1] en de verklaring van [naam 1] blijkt [naam slachtoffer 1] hen nagenoeg hetzelfde te hebben verteld als zij later tegen de politie heeft verklaard. [naam slachtoffer 1] is in haar verklaringen zeer open geweest en heeft gedetailleerde en consistente verklaringen afgelegd.
Ook de verklaring van [naam slachtoffer 1] dat zij door de verdachte in haar nek is vastgepakt vindt steun in het dossier. Tijdens haar verhoor op 26 november 2018 zien verbalisanten namelijk een lange donkerbruinkleurige plek aan de linkerzijde van de hals van [naam slachtoffer 1] . Daarnaast ziet ook de moeder van [naam slachtoffer 1] een verkleuring in de nek bij [naam slachtoffer 1] en blijkt uit de letselbeschrijving van de forensisch arts dat het letsel in de nek van [naam slachtoffer 1] , een onderhuidse bloeduitstorting, past bij toegebracht letsel en kan passen bij de aangegeven toedracht.
De verdachte heeft in zijn eerste en tweede verhoor bij de politie stellig ontkend dat hij seks heeft gehad met [naam slachtoffer 1] . Pas in zijn derde verhoor heeft de verdachte verklaard dat hij seks heeft gehad met [naam slachtoffer 1] en dat dit vrijwillig was, omdat hij het wel vier keer van tevoren had gevraagd.
Daarnaast blijkt uit door hem gevoerde telefoongesprekken en chatberichten dat hij direct na 24 november 2018 heeft geprobeerd om zijn vrienden over te halen om (onjuiste) verklaringen bij de politie af te leggen waaruit zou blijken dat er die avond niets was gebeurd. De verdachte heeft zelfs zijn (ex-)vriendin [naam ex-vriendin verdachte] gevraagd om voor hem te liegen door hem een vals alibi te geven. Dit valt niet te rijmen met de laatste verklaring van de verdachte dat er vrijwillige seks zou hebben plaatsgevonden. De verdachte heeft hier ook geen enkele verklaring of aannemelijke uitleg voor gegeven.
Verder verklaart de verdachte eerst dat hij alleen een arm om de schouder van [naam slachtoffer 1] heeft gehad. Als hem wordt gevraagd DNA af te staan, verklaart hij dat zij hem heeft gekust en dat hij dat was vergeten. Als hij vervolgens met de geconstateerde striemen in de nek bij [naam slachtoffer 1] wordt geconfronteerd, verklaart hij dat dit mogelijk komt doordat hij met haar heeft gestoeid en hierbij haar voor de grap bij de nek en armen heeft vastgehouden en dat er al striemen in haar nek aanwezig waren.
Al het voorgaande doet afbreuk aan de geloofwaardigheid van de diverse verklaringen van de verdachte en draagt bij aan de overtuiging van de rechtbank dat de seks tussen de verdachte en [naam slachtoffer 1] onder dwang heeft plaatsgevonden.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank er van overtuigd dat de verdachte [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot seks met hem.
4.2.3.
Conclusie
Het verweer wordt verworpen. Bewezen is dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1.
hij op 24 november 2018 te Rhoon, gemeente
Albrandswaard,
door geweld
enandere feitelijkheden [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het
ondergaan van een handeling die bestond uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 1] ,
hebbende verdachte die [naam slachtoffer 1] gedwongen te dulden dat verdachte zijn penis
in haar vagina heeft geduwd/gebracht,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkheden hierin dat
- hij tegen haar heeft gezegd:
* "Ik wil graag seks met jou hebben" en
* "Je moet wel, want ik ben de baas en jij moet naar mij luisteren",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking, en
- hij haar stevig/hard bij haar keel en lichaam heeft vastgepakt en
vastgehouden entegen haar lichaam heeft geduwd en
- hij haar heeft ontkleed en
- hij aan haar verbale en/of non-verbale protesten voor bij is gegaan en
- er sprake was van fysiek overwicht en
- hij (aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
verkrachting.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op 24 november 2018 schuldig gemaakt aan verkrachting van de toen nog 15-jarige [naam slachtoffer 1] . [naam slachtoffer 1] heeft meermalen te kennen gegeven geen seks met de verdachte te willen. Desondanks heeft de verdachte haar gedwongen tot seks door haar onder andere bij haar keel vast te pakken, haar broek en onderbroek naar beneden te trekken en haar benen op een dusdanige wijze vast te houden dat zij niet weg kon en de verdachte zijn gang kon gaan. Door op dergelijke wijze te handelen heeft de verdachte op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke en geestelijke integriteit van [naam slachtoffer 1] . De verdachte heeft zich enkel laten leiden door zijn eigen behoeften en verlangens, zonder daarbij rekening te houden met [naam slachtoffer 1] .
[naam slachtoffer 1] is er steeds van uitgegaan dat zij onbeschermde seks met de verdachte had gehad. Hierdoor heeft zij geruime tijd medicatie moeten slikken ter voorkoming van een eventuele Hiv-besmetting en heeft zij al die tijd in onzekerheid geleefd. De verdachte heeft bijgedragen aan deze onzekere en uiterst vervelende situatie voor [naam slachtoffer 1] . Daaraan kan niet afdoen dat de verdachte op de zitting ineens zei een condoom te hebben gebruikt; een verklaring die de rechtbank bovendien erg ongeloofwaardig en onaannemelijk vindt.
De rechtbank rekent dit alles de verdachte aan.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
20 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Reclassering Nederland heeft twee rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 juni 2019 en 9 december 2019. In deze rapporten adviseert de reclassering om aan de verdachte – indien hij schuldig wordt bevonden – een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met als bijzondere voorwaarden: een meldplicht, ambulante behandeling en een contactverbod met [naam slachtoffer 1] en de vader van [naam slachtoffer 1] . De rechtbank heeft acht geslagen op dit rapport.
Gelet op wat de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet gelet op deze voorwaarden geen aanleiding om, zoals gevorderd door de officier van justitie, daarnaast ook een vrijheidsbeperkende maatregel op grond van artikel 38v Sr op te leggen.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zal de op te leggen bijzondere voorwaarde, inhoudende het contactverbod, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Bij de ernst van het bewezen verklaarde misdrijf en de duur van de op te leggen straf past dat de schorsing van de voorlopige hechtenis per direct wordt opgeheven. Dit betekent dat de gevangenhouding herleeft.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregel

Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 223,60 aan materiële schade en een vergoeding van € 7.500,00 aan immateriële schade.
Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] ter zake van het onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 150,00 aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat de vorderingen van de benadeelde partijen allebei integraal dienen te worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging verzoekt primair om de benadeelde partijen – gelet op het verzoek tot vrijspraak – niet-ontvankelijk te verklaren. Subsidiair dienen de gevorderde bedragen te worden gematigd en dient het door [naam benadeelde 1] ontvangen bedrag van het Schadefonds Geweldsmisdrijven (hierna: Schadefonds) in mindering te worden gebracht op het toe te wijzen bedrag.
8.3.
Beoordeling
Benadeelde partij [naam benadeelde 2]
De benadeelde partij [naam benadeelde 2] zal in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde feit.
Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 primair bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, zal de vordering ten aanzien van het materiële gedeelte geheel worden toegewezen.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij ook rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,00, zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Gelet op artikel 6 lid 4 Wet schadefonds geweldsmisdrijven, zoals deze bepaling luidt vanaf 1 april 2019, komt de uitkering uit het schadefonds niet in mindering op de door de verdachte te betalen schadevergoeding. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 24 november 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de eventuele kosten van tenuitvoerlegging.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 1] een schadevergoeding betalen van
€ 5.223,60, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36f en 242 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 28 (achtentwintig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot
10 (tien) maanden niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 (drie) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde zal zich melden bij Reclassering Nederland, zolang en frequent als die reclasseringstelling noodzakelijk vindt;
2. de veroordeelde zal zich ambulant laten behandelen voor zijn (seksueel grensoverschrijdende) gedrag door polikliniek ‘De Waag’ te Rotterdam, of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. Deze behandeling is reeds gestart en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering toepasselijk vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de behandelaar in kwestie geeft ten aanzien van de behandeling;
3. de veroordeelde zal op geen enkele wijze – direct of indirect – contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam slachtoffer 1] , geboren [geboortedatum slachtoffer] -2003, zolang Reclassering Nederland en/of het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vinden. De politie ziet toe op handhaving van dit verbod;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder 3 genoemde bijzondere voorwaarde dadelijk uitvoerbaar is;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft per heden de schorsing van de voorlopige hechtenis van de verdachte op;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de verdachte om aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] , te betalen een bedrag van
€ 5.223,60 (zegge: vijfduizendtweehonderdrieëntwintig euro en zestig cent), bestaande uit € 223,60 aan materiële schade en € 5.000,00 aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 24 november 2018 tot aan de dag van voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de eventuele kosten van tenuitvoerlegging;
legt aan de verdachte de
maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij te betalen
€ 5.223,60 (zegge: vijfduizendtweehonderdrieëntwintig euro en zestig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 24 november 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
61 dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R.J.A.M. Cooijmans, voorzitter,
en mrs. D.F. Smulders en P.E. van Althuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. D. den Haan, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 23 november 2018 en/of 24 november 2018 te Rhoon, gemeente
Albrandswaard,
door geweld of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of bedreiging met geweld of
(een) andere feitelijkhe(i)d(en) [naam slachtoffer 1] heeft gedwongen tot het
ondergaan van (een) handeling(en) die bestond(en) uit of mede bestond(en) uit
het seksueel binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 1] ,
hebbende verdachte die [naam slachtoffer 1] gedwongen te dulden dat verdachte zijn penis
in haar vagina heeft geduwd/gebracht,
en bestaande dat geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) en/of die bedreiging
met geweld of die andere feitelijkhe(i)d(en) hierin dat
- hij (dwingend) (meermalen) tegen haar heeft gezegd:
* "Ik wil graag seks met jou hebben" en/of
* "Je moet wel, want ik ben de baas en jij moet naar mij luisteren",
althans woorden van gelijke (dreigende) aard/strekking, en/of
- hij haar (stevig/hard) bij haar keel en/of lichaam heeft vastgepakt en/of
vastgehouden en/of tegen haar lichaam heeft geduwd en/of
- hij haar heeft ontkleed en/of
- hij aan haar (verbale en/of non-verbale) protesten voor bij is gegaan en/of
- er sprake was van een psychisch en/of fysiek overwicht en/of
- hij (aldus) een voor haar dreigende situatie heeft doen ontstaan;
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 23 november 2018 en/of 24 november 2018 te Rhoon,
gemeente Albrandswaard,
met [naam slachtoffer 1] (geboren op [geboortedatum slachtoffer] 2003),
die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had
bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft
gepleegd, die beston(en) uit of mede bestond(en) uit het seksueel
binnendringen van het lichaam van die [naam slachtoffer 1] , hebbende verdachte
- zijn penis in de vagina van die [naam slachtoffer 1] geduwd en/of gebracht;
2.
hij op of omstreeks 26 november 2018 te Rotterdam, in elk geval in Nederland,
[naam slachtoffer 2] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of
met zware mishandeling,
door in een telefoongesprek met een derde over die [naam slachtoffer 2] te zeggen:
- " Ik schiet die kankeragent met zijn eigen wapen nog door zijn hoofd nog"
en/of
- " Ik zal ze alle twee, als ik ze alle drie een kogel pomp an leven ze niet meer",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.