ECLI:NL:RBROT:2019:10395

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2019
Publicatiedatum
6 januari 2020
Zaaknummer
10/189505-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor diefstal in vereniging met braak op een binnenvaartschip te Schiedam

Op 3 december 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in vereniging met braak, gepleegd op 10 maart 2019 te Schiedam. De verdachte, geboren in Polen en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat het bewezen feit wettig en overtuigend was aangetoond. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en DNA-bewijs dat de verdachte op de plaats delict was geweest. De verdachte had samen met een ander ingebroken in een woning op een binnenvaartschip en verschillende goederen, waaronder een X-box en een JBL bluetooth speaker, weggenomen. De rechtbank oordeelde dat de inbraak een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners betekende en dat de verdachte geen aannemelijke verklaring had voor zijn aanwezigheid op het schip. Gelet op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, werd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank achtte het noodzakelijk om de verdachte een straf op te leggen die hem zou dwingen terug te keren naar zijn land van herkomst.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/189505-19
Datum uitspraak: 3 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] (Polen),
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Haaglanden, Penitentiair Psychiatrisch Centrum (PPC),
raadsman mr. G. Özveren, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Blanken heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij de ten laste gelegde inbraak in een woning (het matrozenverblijf) op een binnenvaartschip. Op één van de mokken die daar op de tafel zijn aangetroffen is wel DNA-materiaal aangetroffen dat overeenkomt met het DNA-profiel van de verdachte, maar daaruit kan nog niet direct volgen dat hij daar ook is geweest en dat hij betrokken is geweest bij de inbraak. Hiervoor is onvoldoende ondersteunend bewijs.
Beoordeling
Op basis van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank het volgende vast.
Op 10 maart 2019 lag het binnenvaartschip ‘ [naam binnenvaartschip] ’ afgemeerd aan de [plaats delict] te Schiedam. Omdat het weekend was, waren de schipper [naam schipper] (de aangever), zijn vrouw en de matroos [naam matroos] niet aanwezig. De getuige [naam getuige] , die schipper is van een ander schip dat daar lag afgemeerd, zag aan het begin van de middag twee voor hem onbekende mannen van boord van de ‘ [naam binnenvaartschip] ’ stappen. Hij heeft toen de aangever gebeld (omstreeks 13:30 uur) en dit aan hem meegedeeld. De aangever is direct daarna samen met zijn vrouw op het schip gaan kijken en toen bleek dat er was ingebroken in het matrozenverblijf (de woning van [naam matroos] ). Het hangslot waarmee de toegangsdeur was afgesloten, was niet meer aanwezig. Uit deze woning zijn een X-box, een JBL bluetooth speaker, vijf X-box spellen en een tv-antenne weggenomen.
Op de tafel in de woonkamer stonden twee mokken (koffiebekers). [naam matroos] heeft verklaard dat hij deze mokken in de kast had gezet voordat hij van boord was gegaan. Op beide mokken zijn speekselsporen aangetroffen. Het DNA-materiaal in het speekselspoor op één van deze mokken komt overeen met het DNA-profiel van de verdachte zoals opgenomen in de landelijke DNA-databank. De kans op een dergelijke match is kleiner dan één op de één miljard.
De getuige [naam getuige] heeft vrij uitgebreide signalementen gegeven van de twee mannen die hij op de ‘ [naam binnenvaartschip] ’ had gezien. De rechtbank heeft op de zitting waargenomen dat de verdachte past in het signalement dat [naam getuige] heeft gegeven van de man die in het proces-verbaal is aangeduid als man 2.
Op camerabeelden van 10 maart 2019 omstreeks 13:25 uur is te zien dat er twee mannen op de ‘ [naam binnenvaartschip] ’ liepen en vervolgens het schip verlieten. Eén van deze personen had een blauwe Albert Heijn-winkeltas in zijn handen. Beide personen droegen een donkere jas en één persoon droeg een muts. Dit komt overeen met de signalementen die [naam getuige] heeft gegeven.
Op grond van het voorgaande stelt de rechtbank vast dat het de verdachte is geweest die op 10 maart 2019 in het matrozenverblijf is geweest, daar gebruik heeft gemaakt van de koffiemok en vervolgens het schip rond 13:25 samen met een ander en een tas vol spullen heeft verlaten.
Deze feiten en omstandigheden zijn redengevend voor de betrokkenheid van de verdachte bij de (vlak na het vertrek van de verdachte geconstateerde) diefstal uit het matrozenverblijf. De verdachte heeft hiervoor geen redelijke, die redengevendheid ontzenuwende, verklaring gegeven.
De verklaring van de verdachte dat hij ergens (in Schiedam of ergens anders) buiten uit een mok alcohol heeft gedronken en iemand anders die mogelijk mee naar het schip heeft genomen, is onaannemelijk. Vast staat immers, dat de mokken afkomstig zijn uit de kast van het matrozenverblijf. Het geschetste scenario is bovendien niet te verenigen met de verklaring van de verdachte bij de politie dat hij op straat alleen uit plastic bekers dronk.
Mede gelet hierop, en gelet op de ontkenning van de verdachte ter terechtzitting dat hij op enig moment op het schip is geweest, acht de rechtbank een ander alternatief scenario ook niet aannemelijk geworden.
Conclusie
Het ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 10 maart 2019 te Schiedam tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een woning op een binnenvaartschip gemeerd aan de [plaats delict] , heeft weggenomen een X-box en een JBL bluetooth speaker en vijf X-box spellen en een tv-antenne, toebehorende aan [naam slachtoffer] , waarbij verdachte en zijn mededader zich de toegang tot de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft samen met een ander ingebroken in een woning op een binnenvaartschip en uit deze woning meerdere goederen weggenomen. Een woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen. Door een woninginbraak wordt een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners. Verder is bij deze inbraak ook schade toegebracht die moet worden hersteld en zijn er goederen weggenomen, hetgeen overlast en financieel nadeel oplevert voor de bewoner en de eigenaar van het schip.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland eerder is veroordeeld voor een vermogendelict, namelijk op 14 maart 2019 voor winkeldiefstal in vereniging.
De rechtbank heeft ook acht geslagen op het rapport dat Reclassering Nederland over de verdachte heeft opgemaakt, gedateerd 23 oktober 2019. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte heeft te kennen gegeven dat hij eind december 2018 voor werk naar Nederland is gekomen, maar wil terugkeren naar Noord-Ierland waar hij vandaan komt. Er zijn geen interventiemogelijkheden voor de reclassering. De verdachte heeft verblijfsrecht in Nederland, maar komt niet in aanmerking voor een uitkering of andere hulpverlening van instanties nu hij geen aantoonbaar werkverleden heeft van tenminste zes maanden, geen inschrijfadres in Nederland heeft en geen toekomstperspectief kan aantonen in Nederland.
De reclassering acht een werkstraf ook niet uitvoerbaar, omdat de verdachte dakloos is, wil terugkeren naar zijn land van herkomst en niet verzekerd is. De reclassering adviseert daarom om bij een veroordeling aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, zodat hij daarna kan terugkeren naar Noord-Ierland.
Conclusie
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusie.
Gezien de ernst van het feit kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Deze gevangenisstraf zal, mede gelet op hetgeen de reclassering heeft geadviseerd, geheel onvoorwaardelijk worden opgelegd. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank ook gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd, zoals die onder meer tot uitdrukking komen in de oriëntatiepunten voor straftoemeting van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 63 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en C.G.E. Prenger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 december 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 10 maart 2019 te Schiedam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in of uit een woning op een binnenvaartschip gemeerd aan de [plaats delict] , heeft weggenomen een X-box en/of een JBL bluetooth speaker en/of vijf, althans één of meer X-box spellen en/of een tv-antenne, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of die weg te nemen goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak/verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)