Op 3 december 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van diefstal in vereniging met braak, gepleegd op 10 maart 2019 te Schiedam. De verdachte, geboren in Polen en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie had een gevangenisstraf van vier maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat het bewezen feit wettig en overtuigend was aangetoond. De rechtbank baseerde haar oordeel op getuigenverklaringen en DNA-bewijs dat de verdachte op de plaats delict was geweest. De verdachte had samen met een ander ingebroken in een woning op een binnenvaartschip en verschillende goederen, waaronder een X-box en een JBL bluetooth speaker, weggenomen. De rechtbank oordeelde dat de inbraak een ernstige inbreuk op de persoonlijke levenssfeer van de bewoners betekende en dat de verdachte geen aannemelijke verklaring had voor zijn aanwezigheid op het schip. Gelet op de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, werd een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden opgelegd, met aftrek van voorarrest. De rechtbank achtte het noodzakelijk om de verdachte een straf op te leggen die hem zou dwingen terug te keren naar zijn land van herkomst.