ECLI:NL:RBROT:2019:10394

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 december 2019
Publicatiedatum
6 januari 2020
Zaaknummer
10/190333-19 / TUL VV: 10/661059-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van diefstal met braak en het (doen) uitgeven van vervalst geld; veroordeling voor opzetheling

Op 3 december 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 2001 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De zaak betrof meerdere tenlasteleggingen, waaronder diefstal met braak en het uitgeven van vervalst geld. De officier van justitie vorderde vrijspraak voor de diefstal en een gevangenisstraf voor de opzetheling van een iPhone X. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat hij betrokken was bij de diefstal, omdat er onvoldoende bewijs was dat hij op het moment van de inbraak in de woning aanwezig was. De rechtbank sprak de verdachte vrij van de eerste twee tenlasteleggingen, maar achtte de opzetheling van de iPhone X wel bewezen. De verdachte had de telefoon gekocht voor een laag bedrag, wat de rechtbank als aanwijzing voor de criminele herkomst beschouwde. De rechtbank legde een geldboete op van € 500,00, met aftrek van voorarrest, waardoor de verdachte uiteindelijk niets hoefde te betalen. De vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat de verdachte was vrijgesproken van de feiten die aan de vordering ten grondslag lagen. De proeftijd van een eerder opgelegde voorwaardelijke straf werd met een jaar verlengd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/190333-19
Parketnummer vordering TUL VV: 10/661059-17
Datum uitspraak: 3 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren op [geboortedatum verdachte] 2001 te [geboorteplaats verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, locatie De Schie,
raadsman mr. P.R. Hogerbrugge , advocaat te Vlaardingen.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 19 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Blanken heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 2 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden die zijn vermeld in het reclasseringsrapport van 22 oktober 2019 (een meldplicht, een verplichte ambulante behandeling en de verplichting om een opleiding te volgen of een dagbesteding te hebben in de vorm van werk);
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10/661059-17.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 1
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de onder 1 ten laste gelegde inbraak in de woning aan de [adres delict] te Rotterdam wettig en overtuigend kan worden bewezen. Bij het onderzoek in de woning is op de trap een stukje latex aangetroffen. De bewoners hebben verklaard dat zij dat stukje latex niet herkennen. Uit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut is gebleken dat het DNA-spoor dat is aangetroffen op dit stukje latex matcht met het DNA-profiel van de verdachte. Uit de historische verkeersgegevens (de zendmastgegevens) van de telefoon van de verdachte blijkt dat de verdachte in de nacht van 27 op 28 juli 2019 op de plaats delict is geweest. Dit betreft de datum waarop de bewoonster aan de [adres] diverse geluiden heeft gehoord die te maken kunnen hebben gehad met de inbraak. Gelet hierop is bewezen dat de verdachte bij de inbraak betrokken is geweest. De door de verdachte op de zitting afgelegde alternatieve verklaring voor deze feiten en omstandigheden is ongeloofwaardig, mede omdat hij hier op de zitting pas mee komt en deze daardoor niet meer verifieerbaar is.
Beoordeling
De rechtbank acht niet wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte betrokken is geweest bij de onder 1 ten laste gelegde woninginbraak. Daartoe is het volgende redengevend.
Op basis van het dossier is niet vast te stellen op welke datum en welk tijdstip de inbraak in de woning aan de [adres delict] te Rotterdam is gepleegd. Het enige dat kan worden vastgesteld is dat de inbraak is gepleegd in de periode van 19 juli 2019 tot 28 juli 2019 toen de bewoners op vakantie waren. Ook is niet bekend of er sprake was van één of meerdere inbrekers, hoe vaak er spullen uit de woning zijn meegenomen en of dit is gebeurd door dezelfde of verschillende personen.
Mede gelet op deze onduidelijkheden, kunnen de historische verkeersgegevens van de telefoon van de verdachte betreffende de nacht van 27 op 28 juli 2019 niet dienen als bewijs voor de betrokkenheid van de verdachte bij de inbraak. Daarbij moet allereerst worden opgemerkt dat de aangestraalde zendmast op een afstand van 500 meter van de [adres delict] staat. Daar komt bij dat deze historische gegevens niet erg specifiek zijn. Uit de gegevens blijkt dat de telefoon van de verdachte kort en wisselend is aangestraald op verschillende zendmasten, waaronder meerdere zendmasten op een nog grotere afstand van de plaats delict.
Gelet hierop blijft slechts over het stukje latex dat in de woning op de trap naar de eerste verdieping is aangetroffen en waarop een DNA-spoor is aangetroffen dat matcht met het DNA-profiel van de verdachte (de kans dat het van een ander is, is kleiner dan één op de één miljard). Dit feit roept zeker de nodige vragen op. De rechtbank acht dit enkele feit echter onvoldoende voor een bewezenverklaring. Het stukje latex betreft een verplaatsbaar object, zodat niet met zekerheid kan worden vastgesteld wanneer het DNA van de verdachte op dit stukje latex is gekomen en of de verdachte in de betreffende woning aan de [adres delict] aanwezig is geweest.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Vrijspraak feit 2
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 2 ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.3.
Bewijswaardering feit 3
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 3 ten laste gelegde opzetheling omdat niet kan worden bewezen dat de telefoon een door misdrijf verkregen goed betreft. Er kan niet worden vastgesteld dat de aangever zijn telefoon is kwijtgeraakt als gevolg van een strafbaar feit.
Beoordeling
Op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen stelt de rechtbank vast dat de onder de verdachte in beslag genomen telefoon, een Iphone X, van misdrijf afkomstig is. Vast staat dat dit de telefoon van de aangever betreft. De aangever heeft op 27 juli 2019 gemerkt dat die telefoon uit zijn broekzak verdwenen was. Hij heeft niet gemerkt dat die telefoon door iemand is weggenomen, maar dat doet niets af aan het feit dat iemand zich die telefoon (vervolgens) wederrechtelijk heeft toegeëigend. Dat de aangever twee weken later pas aangifte heeft gedaan, maakt niet dat moet worden getwijfeld aan de criminele herkomst van de telefoon. Het verweer wordt daarom verworpen.
Verder stelt de rechtbank het volgende vast. De verdachte heeft, uitgaand van zijn eigen verklaring hierover, de telefoon via Marktplaats gekocht voor een bedrag van € 50,- terwijl hij wist dat de nieuwwaarde van een Iphone X veel hoger is (naar verdachtes eigen schatting € 900,-). Een dergelijk laag aankoopbedrag is een aanwijzing voor de aanmerkelijke kans dat het een gestolen telefoon betreft en de verdachte wist dat ook. Hij heeft zowel bij de politie als op de terechtzitting verklaard dat hij wist dat als je zo’n telefoon voor die prijs koopt er sprake kan zijn van een gestolen toestel. Gelet hierop acht de rechtbank bewezen dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat de telefoon uit misdrijf verkregen was. Het voorwaardelijk opzet van de verdachte op de heling van deze telefoon is daarom bewezen. Dat de verdachte heeft verklaard nog aan de verkoper te hebben gevraagd of de telefoon gestolen was en deze hem zou hebben gezegd dat dit niet het geval was, pleit hem niet vrij – het geeft juist weer dat de verdachte zich bewust was van de aanmerkelijke kans dat de telefoon gestolen zou kunnen zijn. Dit geldt temeer nu de verdachte bij aankoop ook wist dat de telefoon nog met een voor hem en de verkoper onbekende code was vergrendeld.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzetheling van deze telefoon.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
3.
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 2019 tot en met 7 augustus 2019 te Rotterdam,
een iPhone X heeft verworven
envoorhanden gehad, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
opzetheling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan opzetheling van een telefoon. Hierdoor
heeft de verdachte een misdrijf dat door een ander is gepleegd, begunstigd. Dergelijke feiten bevorderen het plegen van diefstallen en berokkenen dus schade aan de slachtoffers.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 31 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor een vermogensdelict, namelijk in 2017 voor winkeldiefstal.
Voorts is gekeken naar de straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd, zoals die onder meer tot uitdrukking komen in de oriëntatiepunten voor straftoemeting zoals geformuleerd door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht.
Alles afwegend acht de rechtbank een geldboete van € 500,- met aftrek van de periode die de verdachte in voorarrest heeft gezeten, passend en geboden. Dat betekent dat een geldboete van € 0,- resteert.

8.Vordering benadeelde partij

Vordering
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 41.883,- aan materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente, en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Beoordeling
De benadeelde partij zal in zijn vordering niet-ontvankelijk worden verklaard omdat de verdachte van het onder 1 ten laste gelegde feit wordt vrijgesproken.
Nu de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in zijn vordering, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
Conclusie
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoeding geen inhoudelijke beslissing genomen.

9.Vordering tenuitvoerlegging

Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 26 januari 2018 van de meervoudige kamer van deze rechtbank (parketnummer: 10/661059-17) is de verdachte ter zake van vuurwapenbezit veroordeeld voor zover van belang tot een taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 10 februari 2018.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. Nu de verdachte in deze zaak geruime tijd (106 dagen) in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, acht de rechtbank het echter niet opportuun om die last te geven. De rechtbank zal in plaats daarvan de proeftijd verlengen met één jaar. Gelet op de jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat de verdachte zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een strafbaar feit, wordt het van belang geacht dat hij langer onder toezicht van de (jeugd)reclassering blijft.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 23 en 416 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte het onder 3 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
geldboete van € 500,00 (vijfhonderd euro);
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde geldboete in mindering wordt gebracht, volgens de maatstaf van € 50,- per dag, zodat na deze aftrek
€ 0 (nul euro) tebetalen geldboete resteert;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
verlengt de proeftijd van de bij vonnis van 26 januari 2018 van de meervoudige kamer van deze rechtbank (parketnummer: 10/661059-17) opgelegde voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 60 uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie, met 1 jaar.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.V. Scheffers, voorzitter,
en mrs. J.C. Tijink en C.G.E. Prenger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 3 december 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij in of omstreeks de periode van 19 juli 2019 tot en met 28 juli 2019 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, één of meer televisie(s), sieraden, horloge(s), zonnebril(len), (Long Champ) tas(sen), tafelgerei, (Samsonite) beautycase en/of een kluis (inhoudende onder meer: een geldbedrag (€2500,00)), in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer] , heeft weggenomen, in/uit een woning (gelegen aan de [adres delict] ) met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen, terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming;
(art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 4 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht)
2
hij op of omstreeks 7 augustus 2019 te Rotterdam, opzettelijk een bankbiljet van 50 euro die hij, verdachte, zelf heeft nagemaakt en/of vervalst en/of waarvan de valsheid en/of vervalsing hem, toen hij deze ontving bekend was met het oogmerk om deze als echt en onvervalst uit te geven en/of te doen uitgeven, in voorraad heeft gehad;
(art 209 Wetboek van Strafrecht)
3
hij in of omstreeks de periode van 27 juli 2019 tot en met 7 augustus 2019 te Rotterdam,
een goed te weten iPhone X heeft verworven, voorhanden gehad, en/of overgedragen, terwijl hij ten tijde van de verwerving of het voorhanden krijgen van dit goed wist dat het een door misdrijf verkregen goed betrof;
(art 416 lid 1 ahf/ond a Wetboek van Strafrecht)