ECLI:NL:RBROT:2019:10393

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
6 januari 2020
Zaaknummer
10/241412-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs met een aanzienlijke hoeveelheid heroïne

Op 14 november 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, geboren in Iran en zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, die preventief gedetineerd was in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel. De verdachte werd beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid heroïne, met een totaalgewicht van 22.985 gram, wat in strijd is met artikel 2 onder C van de Opiumwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 26 november 2018 samen met medeverdachte(n) in een appartement in Rotterdam verbleef, waar heroïne werd aangetroffen. De verdachte had geen sleutel van het appartement, maar had wel toegang tot alle ruimtes, wat de rechtbank leidde tot de conclusie dat hij wetenschap had van de aanwezigheid van de drugs. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 2 jaren en 6 maanden geëist, wat de rechtbank passend achtte gezien de ernst van het feit en de maatschappelijke gevolgen van de handel in harddrugs. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 2 jaren en 6 maanden, met aftrek van voorarrest. De uitspraak is gedaan in tegenspraak, waarbij de verdediging vrijspraak bepleitte, maar de rechtbank oordeelde dat er voldoende bewijs was voor de schuld van de verdachte.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/241412-18
Datum uitspraak: 14 november 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Iran) op [geboortedatum verdachte] ,
zonder vaste woon-of verblijfplaats in Nederland,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Ter Apel,
raadsman mr. M.E. Olthof, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en 6 maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de wetenschap van de verdachte van de aanwezigheid van de in het appartement aan de [adres delict] in Rotterdam en in de bigshopper in de auto van medeverdachte [naam medeverdachte] aangetroffen heroïne.
Subsidiair is gesteld dat het feit alleen bewezen kan worden verklaard met betrekking tot de hoeveelheid van in totaal 6.511,8 gram, die door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is getest.
Meer subsidiair is aangevoerd dat ten aanzien van twee van de in beslag genomen zakken, die samen uitkomen op 994 gram, de uitslag van de indicatieve test niet is vermeld en daarom niet kan worden vastgesteld dat het om heroïne gaat.
Vaststaande feiten
Op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de verdachte op de zitting, stelt de rechtbank vast dat het volgende is gebeurd op 26 november 2018.
De verdachte was, samen met (onder andere) medeverdachte [naam medeverdachte] , in het appartement aan de [adres delict] in Rotterdam. Daarna zijn zij naar de auto gelopen waar [naam medeverdachte] in reed. [naam medeverdachte] had een bigshopper in zijn hand, die hij vanuit het appartement had meegenomen. Hij legde de bigshopper in de kofferbak van de auto en vervolgens zijn zij met deze auto weggereden. De politie heeft hen gevolgd en vervolgens aangehouden. Bij doorzoeking van de kofferbak is in de bigshopper een hoeveelheid bruin poeder aangetroffen. Uit later onderzoek is gebleken dat dit ongeveer 3 kg. heroïne betrof.
Daarna heeft er op diezelfde dag een doorzoeking plaatsgevonden in het appartement aan de [adres delict] in Rotterdam. Daarbij is in verschillende ruimtes van dit appartement (in de twee slaapkamers en in de keuken) een aantal tassen/zakken met bruin poeder aangetroffen, waarvan later is vastgesteld dat dit heroïne betrof.
De verdachte verbleef op 26 november 2018 en gedurende meerdere dagen daarvoor (ongeveer 6 dagen) in dit appartement en had geen sleutel van het appartement. Hij overnachtte daar ook. Hij kwam in alle ruimtes van het appartement, met uitzondering van de opslagruimte (de meterkast).
Er is heroïne aangetroffen in de afzuigkap en in lades van een kast in één van de twee slaapkamers. Ook lagen in de beide slaapkamers tassen/zakken met heroïne op de grond. Er lag een bigshopper met daarin een blauwe plastic tas met heroïne in de slaapkamer waar de verdachte overnachtte, vlak naast het bed waar hij op sliep. In de andere slaapkamer lag een plastic tas met heroïne op de grond voor de kast.
In het appartement zijn bij de doorzoeking ook diverse goederen aangetroffen die (vaak) worden gebruikt voor of bij de verwerking van verdovende middelen, zoals een weegschaal, een stofmasker en een zeef. De zeef lag samen met wat gereedschap in het bad.
Beoordeling
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in de auto en in de woning aangetroffen heroïne opzettelijk aanwezig heeft gehad. De verdachte bevond zich op het moment van zijn aanhouding al enkele dagen in het appartement. Hij had geen sleutel van het appartement en kon het appartement alleen met behulp van anderen verlaten, zodat hij veel tijd in het appartement moet hebben doorgebracht. Daarnaast had de verdachte toegang tot en maakte hij gebruik van alle ruimtes in het appartement, waaronder de badkamer. In de badkamer lag de zeef met gereedschap open en bloot in het bad, zodat de verdachte deze gezien moet hebben. Bovendien gaat het om een grote hoeveelheid heroïne, waarvan een behoorlijk deel zich bevond in een tas naast het bed van de verdachte. Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat de heroïne zich in de machtssfeer van de verdachte heeft bevonden en dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze heroïne. De verklaring van de verdachte dat hij niets afwist van de aangetroffen heroïne, is in het licht van het voorgaande ongeloofwaardig.
Met betrekking tot de ongeveer 3 kg. heroïne die in de auto is aangetroffen, is bewezen dat hij deze tezamen en in vereniging met een ander aanwezig heeft gehad. Hierbij was sprake van nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [naam medeverdachte] en dus van medeplegen.
De heroïne in de woning heeft hij alleen aanwezig gehad.
Met betrekking tot de hoeveelheid heroïne overweegt de rechtbank nog het volgende.
De resultaten van het onderzoek door het NFI met betrekking tot de vijf naar het NFI opgestuurde monsters en de indicatieve testen ten aanzien van de overige zakken met bruin poeder zijn, mede in samenhang bezien, voldoende voor het bewijs dat in al deze zakken heroïne zat. De politie hoeft geen onderbouwing te geven met betrekking tot de selectie van de monsters die naar het NFI worden gestuurd. Ook blijkt uit de SIN-nummers dat deze monsters uit verschillende zakken komen en niet uit dezelfde zak. Het op dit punt gevoerde verweer wordt daarom verworpen.
De verdediging voert wel terecht aan dat ten aanzien van twee van de in de woning in beslag genomen zakken (de zakken met de goednummers eindigend op [beslagnummer 1] en [beslagnummer 2] , zoals genoemd op pagina 45 en 46 van het dossier, die samen uitkomen op 994 gram) niet kan worden vastgesteld dat het om heroïne gaat, omdat de uitslag van de indicatieve test niet is vermeld.
Gelet hierop is bewezen dat het in totaal (inclusief de ongeveer 3 kg. in de auto) een hoeveelheid van 22.985 gram heroïne betrof.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 26 november 2018 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad 22.985 gram, van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
(medeplegen van) het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het aanwezig hebben van ongeveer 23 kg. heroïne. Het betreft een grote hoeveelheid heroïne, die onmiskenbaar bestemd is voor de handel. De handel in harddrugs leidt tot veel problemen in de maatschappij. Zo gaat dit vaak gepaard met diverse vormen van zware en georganiseerde criminaliteit, zoals geweldsfeiten en het witwassen van geld dat met de handel wordt verdiend. Ook zijn de gezondheids-risico’s voor gebruikers van heroïne groot. Deze drugs zijn namelijk erg verslavend en kunnen bij regelmatig gebruik schadelijke lichamelijke, psychische en sociale gevolgen met zich brengen. De verdachte heeft door zijn handelen hieraan bijgedragen. Hij heeft kennelijk geen enkele boodschap gehad aan al deze gevolgen, maar is er alleen op uit geweest om er zelf financieel beter van te worden. Dit wordt de verdachte aangerekend.
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 11 september 2019, waaruit blijkt dat de verdachte in Nederland niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten.
Verder wordt in aanmerking genomen dat de verdachte geen verblijfsstatus in Nederland heeft, omdat hij de Iraanse nationaliteit heeft en ook in Iran woont, en daarom geen recht heeft op voorwaardelijke invrijheidstelling.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusie.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste gevangenisstraf voor de duur van 2 jaren en 6 maanden passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Behalve op het reeds genoemde artikel, is gelet op artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikel 10 van de Opiumwet.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) jaren en 6 (zes) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. D.I. Hendriks-van Wel en M. Bakhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 26 november 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 23.979 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub
1 Wetboek van Strafrecht)