4.1.Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft primair vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs voor de wetenschap van de verdachte van de aanwezigheid van de in het appartement aan de [adres delict] in Rotterdam en in de bigshopper in de auto van medeverdachte [naam medeverdachte] aangetroffen heroïne.
Subsidiair is gesteld dat het feit alleen bewezen kan worden verklaard met betrekking tot de hoeveelheid van in totaal 6.511,8 gram, die door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) is getest.
Meer subsidiair is aangevoerd dat ten aanzien van twee van de in beslag genomen zakken, die samen uitkomen op 994 gram, de uitslag van de indicatieve test niet is vermeld en daarom niet kan worden vastgesteld dat het om heroïne gaat.
Vaststaande feiten
Op basis van de bewijsmiddelen, waaronder de verklaring van de verdachte op de zitting, stelt de rechtbank vast dat het volgende is gebeurd op 26 november 2018.
De verdachte was, samen met (onder andere) medeverdachte [naam medeverdachte] , in het appartement aan de [adres delict] in Rotterdam. Daarna zijn zij naar de auto gelopen waar [naam medeverdachte] in reed. [naam medeverdachte] had een bigshopper in zijn hand, die hij vanuit het appartement had meegenomen. Hij legde de bigshopper in de kofferbak van de auto en vervolgens zijn zij met deze auto weggereden. De politie heeft hen gevolgd en vervolgens aangehouden. Bij doorzoeking van de kofferbak is in de bigshopper een hoeveelheid bruin poeder aangetroffen. Uit later onderzoek is gebleken dat dit ongeveer 3 kg. heroïne betrof.
Daarna heeft er op diezelfde dag een doorzoeking plaatsgevonden in het appartement aan de [adres delict] in Rotterdam. Daarbij is in verschillende ruimtes van dit appartement (in de twee slaapkamers en in de keuken) een aantal tassen/zakken met bruin poeder aangetroffen, waarvan later is vastgesteld dat dit heroïne betrof.
De verdachte verbleef op 26 november 2018 en gedurende meerdere dagen daarvoor (ongeveer 6 dagen) in dit appartement en had geen sleutel van het appartement. Hij overnachtte daar ook. Hij kwam in alle ruimtes van het appartement, met uitzondering van de opslagruimte (de meterkast).
Er is heroïne aangetroffen in de afzuigkap en in lades van een kast in één van de twee slaapkamers. Ook lagen in de beide slaapkamers tassen/zakken met heroïne op de grond. Er lag een bigshopper met daarin een blauwe plastic tas met heroïne in de slaapkamer waar de verdachte overnachtte, vlak naast het bed waar hij op sliep. In de andere slaapkamer lag een plastic tas met heroïne op de grond voor de kast.
In het appartement zijn bij de doorzoeking ook diverse goederen aangetroffen die (vaak) worden gebruikt voor of bij de verwerking van verdovende middelen, zoals een weegschaal, een stofmasker en een zeef. De zeef lag samen met wat gereedschap in het bad.
Beoordeling
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de in de auto en in de woning aangetroffen heroïne opzettelijk aanwezig heeft gehad. De verdachte bevond zich op het moment van zijn aanhouding al enkele dagen in het appartement. Hij had geen sleutel van het appartement en kon het appartement alleen met behulp van anderen verlaten, zodat hij veel tijd in het appartement moet hebben doorgebracht. Daarnaast had de verdachte toegang tot en maakte hij gebruik van alle ruimtes in het appartement, waaronder de badkamer. In de badkamer lag de zeef met gereedschap open en bloot in het bad, zodat de verdachte deze gezien moet hebben. Bovendien gaat het om een grote hoeveelheid heroïne, waarvan een behoorlijk deel zich bevond in een tas naast het bed van de verdachte. Op grond van deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat bewezen is dat de heroïne zich in de machtssfeer van de verdachte heeft bevonden en dat de verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van deze heroïne. De verklaring van de verdachte dat hij niets afwist van de aangetroffen heroïne, is in het licht van het voorgaande ongeloofwaardig.
Met betrekking tot de ongeveer 3 kg. heroïne die in de auto is aangetroffen, is bewezen dat hij deze tezamen en in vereniging met een ander aanwezig heeft gehad. Hierbij was sprake van nauwe en bewuste samenwerking met medeverdachte [naam medeverdachte] en dus van medeplegen.
De heroïne in de woning heeft hij alleen aanwezig gehad.
Met betrekking tot de hoeveelheid heroïne overweegt de rechtbank nog het volgende.
De resultaten van het onderzoek door het NFI met betrekking tot de vijf naar het NFI opgestuurde monsters en de indicatieve testen ten aanzien van de overige zakken met bruin poeder zijn, mede in samenhang bezien, voldoende voor het bewijs dat in al deze zakken heroïne zat. De politie hoeft geen onderbouwing te geven met betrekking tot de selectie van de monsters die naar het NFI worden gestuurd. Ook blijkt uit de SIN-nummers dat deze monsters uit verschillende zakken komen en niet uit dezelfde zak. Het op dit punt gevoerde verweer wordt daarom verworpen.
De verdediging voert wel terecht aan dat ten aanzien van twee van de in de woning in beslag genomen zakken (de zakken met de goednummers eindigend op [beslagnummer 1] en [beslagnummer 2] , zoals genoemd op pagina 45 en 46 van het dossier, die samen uitkomen op 994 gram) niet kan worden vastgesteld dat het om heroïne gaat, omdat de uitslag van de indicatieve test niet is vermeld.
Gelet hierop is bewezen dat het in totaal (inclusief de ongeveer 3 kg. in de auto) een hoeveelheid van 22.985 gram heroïne betrof.