ECLI:NL:RBROT:2019:10392

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
14 november 2019
Publicatiedatum
6 januari 2020
Zaaknummer
10/241362-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het opzettelijk en niet opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs

Op 14 november 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in Turkije, die werd beschuldigd van het opzettelijk en niet opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs, specifiek heroïne, zoals vermeld in artikel 2 onder C van de Opiumwet. De zaak werd behandeld door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de officier van justitie, mr. C.J. Kroon, vrijspraak van het primair ten laste gelegde eiste, maar tevens een bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde en een veroordeling tot 78 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest. Tijdens de zitting op 31 oktober 2019 is het bewijs tegen de verdachte besproken.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is. De rechtbank heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte de heroïne feitelijk aanwezig heeft gehad, ook niet in bewuste en nauwe samenwerking met anderen. Dit leidde tot de beslissing om de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging.

In de beslissing heeft de rechtbank ook het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven, dat eerder was geschorst. Het vonnis is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier, mr. A.K. van Zanten, en de oudste en jongste rechter waren buiten staat om het vonnis mede te ondertekenen. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan het vonnis gehecht, waarin de verdachte wordt beschuldigd van het opzettelijk aanwezig hebben van een aanzienlijke hoeveelheid heroïne op of omstreeks 26 november 2018 te Rotterdam.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/241362-18
Datum uitspraak: 14 november 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Turkije) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. M.J.C. Verlaan, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het primair ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het (impliciet) subsidiair ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot 78 dagen hechtenis met aftrek van voorarrest.

4.Vrijspraak

Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het primair ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen is. Ten aanzien van de (impliciet) subsidiair ten laste gelegde niet opzettelijke overtreding van artikel 2 onder C van de Opiumwet heeft de rechtbank op basis van het dossier niet de overtuiging gekregen dat de verdachte de heroïne feitelijk aanwezig heeft gehad, ook niet in bewuste en nauwe samenwerking met anderen. De verdachte zal worden vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. K.A. Baggerman, voorzitter,
en mrs. D.I. Hendriks-van Wel en M. Bakhuis, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 26 november 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
opzettelijk
aanwezig heeft gehad
ongeveer 23.979 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal
bevattende heroïne, zijnde heroïne
een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel
aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art 10 lid 3 Opiumwet, art 2 ahf/ond C Opiumwet, art 47 lid 1 ahf/sub
1 Wetboek van Strafrecht)