Op 14 november 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van het medeplegen van het opzettelijk aanwezig hebben van harddrugs en witwassen. De verdachte, geboren in Turkije en preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Rotterdam, werd bijgestaan door zijn raadsman, mr. P.J. Silvis. De rechtbank oordeelde dat de verdachte op 26 november 2018 in Rotterdam opzettelijk ongeveer 3 kg heroïne aanwezig had, wat wettig en overtuigend bewezen werd geacht. De verdachte had bekend dat hij deze heroïne in zijn auto had vervoerd. Echter, de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor het medeplegen van het aanwezig hebben van bijna 21 kg heroïne die in een appartement was aangetroffen, wat leidde tot een partiële vrijspraak voor dat deel van de tenlastelegging.
Daarnaast werd de verdachte ook beschuldigd van witwassen van in totaal € 22.225,-, dat in de kofferbak van zijn auto en in zijn woning was aangetroffen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wist dat dit geld afkomstig was uit misdrijf, en dat hij dit geld had verborgen, wat leidde tot een bewezenverklaring van het witwassen. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 14 maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde de in beslag genomen geldbedragen en een auto verbeurd. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, maar oordeelde dat een gevangenisstraf noodzakelijk was om de maatschappij te beschermen tegen de gevolgen van drugshandel en witwassen.