ECLI:NL:RBROT:2019:10390

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
6 januari 2020
Zaaknummer
10/731003-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van aanranding en veroordeling voor bedreiging, vernieling en eenvoudige belediging

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 30 oktober 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op Bonaire, die werd beschuldigd van meerdere strafbare feiten. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de aanranding van de aangeefster, omdat er onvoldoende wettig bewijs was. De verklaring van de getuige werd als onbetrouwbaar beschouwd, en er was geen steunbewijs voor de verklaring van de aangeefster. De rechtbank oordeelde dat de aanranding niet bewezen kon worden.

De verdachte werd echter wel veroordeeld voor bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, vernieling van de hengel van de aangeefster, en eenvoudige belediging. De bedreiging werd bewezen op basis van de verklaring van de aangeefster en getuige, die bevestigde dat de verdachte een doodsbedreiging had geuit. De vernieling van de hengel werd ook bewezen door de verklaring van de aangeefster en getuige, die het incident had waargenomen. De belediging was bewezen door de eigen verklaring van de verdachte en de getuigenis van de aangeefster.

De rechtbank legde een voorwaardelijke gevangenisstraf van twee weken op, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht en deelname aan een leefstijltraining. De rechtbank overwoog dat de verdachte eerder was veroordeeld voor soortgelijke feiten en dat de opgelegde straf moest dienen om recidive te voorkomen. De rechtbank achtte het noodzakelijk om de verdachte te begeleiden in zijn reclassering en hem bewust te maken van de gevolgen van zijn gedrag.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/731003-18
Datum uitspraak: 30 oktober 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te Bonaire (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. J.M. Lintz, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Het onderzoek op de terechtzitting heeft plaatsgevonden op 16 oktober 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. E.M. Loppé heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 94 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 90 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met als dadelijk uitvoerbaar te verklaren bijzondere voorwaarden, te weten: (i) meewerken aan reclasseringstoezicht (meldplicht), ook als dat inhoudt deelname aan een leefstijltraining en (ii) zich houden aan een contactverbod ten aanzien van de aangeefster [naam aangeefster] ;
  • opheffing van het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis.

4.Vrijspraak feit 1

Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft het standpunt ingenomen dat de onder 1 ten laste gelegde aanranding van de aangeefster [naam aangeefster] wettig en overtuigend kan worden bewezen op basis van de verklaringen van de aangeefster en de getuige [naam getuige 1] . De getuige [naam getuige 1] heeft alleen verklaard dat hij heeft gezien dat de verdachte in de borst van de aangeefster kneep. De aangeefster heeft alleen verklaard over het grijpen in en duwen tegen haar vagina door de verdachte. Een en ander is voldoende voor het bewijs van zowel het knijpen in de borst als het betasten van de vagina, omdat niet voor alle onderdelen in de tenlastelegging twee bewijsmiddelen nodig zijn.
Beoordeling
De rechtbank acht de verklaring van de getuige [naam getuige 1] met betrekking tot de aanranding onvoldoende betrouwbaar. Uit zijn verklaring en de verklaring van de aangeefster volgt dat hij onder invloed van verdovende middelen was. Hij heeft verklaard dat hij niet zo heel veel van die avond heeft meegekregen omdat hij heel erg stoned was en daardoor niet precies meer weet wat er allemaal was gebeurd. Volgens de aangeefster was dit zelfs zo erg dat hij niets van incident heeft meegekregen. Daarbij komt dat [naam getuige 1] zijn getuigenis over het betasten van de borsten niet direct na het incident op 15 augustus 2018, maar pas later op
17 augustus 2018 in zijn tweede verklaring heeft afgelegd. Het is daarom niet uit te sluiten dat hij dit van de aangeefster heeft gehoord en niet zelf heeft gezien, zoals de raadsman heeft aangevoerd. Deze verklaring kan daarom niet voor het bewijs worden gebruikt.
Voor de verklaring van de aangeefster met betrekking tot de aanranding is verder geen steunbewijs voorhanden, zodat moet worden geconcludeerd dat hiervoor onvoldoende wettig bewijs is.
De onder 1 ten laste gelegde aanranding kan daarom niet worden bewezen. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

5.Bewijs feit 2

Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 2 ten laste gelegde bedreiging van de aangeefster [naam aangeefster] , omdat hiervoor onvoldoende wettig bewijs aanwezig is. Over de bedreiging met een mes heeft alleen de aangeefster verklaard. Met betrekking tot de verbale bedreiging wordt de aangifte wel ondersteund door de verklaring van de getuige [naam getuige 2] , maar de getuigen [naam getuige 3] en
[naam getuige 1] , die er ook bij aanwezig waren, hebben daar niets over verklaard.
Beoordeling
De onder 2 ten laste gelegde verbale bedreiging van de aangeefster is wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van de aangeefster wordt op het punt van de verbale bedreiging ondersteund door de verklaring van de getuige [naam getuige 2] . Mede op basis van de eigen verklaring van de verdachte staat vast dat de verdachte ruzie had met de aangeefster en dat de getuige [naam getuige 2] hiervan getuige is geweest. [naam getuige 2] heeft toen gehoord dat de verdachte een doodsbedreiging uitte tegen de aangeefster. Dat de andere aanwezigen, de getuigen [naam getuige 3] en [naam getuige 1] , hierover niets hebben verklaard, doet niets af aan het bewijs. Daarbij spelen de overwegingen omtrent de betrouwbaarheid van de verklaring van [naam getuige 1] ook een rol. [naam getuige 3] beschrijft bovendien wel dat de verdachte een dreigende houding aannam ten opzichte van de aangeefster, zodat deze verklaring in zoverre de aangifte steunt.
Voor de onder 2 ten laste gelegde bedreiging van de aangeefster met een mes is onvoldoende bewijs voorhanden. Alleen de aangeefster heeft hierover verklaard. De getuige [naam getuige 1] heeft wel verklaard dat hij heeft gezien dat de verdachte op enig moment een mes heeft gepakt. Hij heeft echter niet verklaard dat hij heeft gezien dat de verdachte daarmee de aangeefster heeft bedreigd. Ook wordt zijn verklaring, zoals hiervoor is overwogen, onvoldoende betrouwbaar geacht, met name omdat hij ten tijde van het incident onder invloed was van verdovende middelen. Bovendien is ter plaatse geen mes aangetroffen. Van de bedreiging met een mes wordt de verdachte daarom vrijgesproken.

6.Bewijs feit 3

Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte moet worden vrijgesproken van de onder 3 ten laste gelegde vernieling van de hengel van de aangeefster, omdat hiervoor onvoldoende wettig bewijs aanwezig is. Alleen de aangeefster heeft hierover verklaard.
Beoordeling
De onder 3 ten laste gelegde vernieling van de hengel van de aangeefster is wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van de aangeefster hierover wordt ondersteund door de verklaring van getuige [naam getuige 3] . Vast staat dat hij erbij aanwezig was en hij heeft verklaard dat hij heeft gezien dat de verdachte de hengel van de aangeefster vernielde. Bovendien zijn foto’s van de kapotte hengel bij de aangifte gevoegd.

7.Bewijs feit 4

Het onder 4 ten laste gelegde feit is wettig en overtuigend bewezen. Dit feit is door de verdachte bekend en wordt ondersteund door ander bewijs.

8.Bewezenverklaring

In bijlage II zijn de wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III is een opgave opgenomen van de wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 4 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
2.
hij op 15 augustus 2018 te Schiedam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte dreigend aan die [naam slachtoffer 1] gezegd dat hij haar dood ging maken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
3.
hij op 15 augustus 2018 te Schiedam opzettelijk en wederrechtelijk een hengel, toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , heeft vernield ;
4.
hij op 19 juni 2019 te gemeente Schiedam opzettelijk [naam slachtoffer 2] , in het openbaar mondeling, heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen:
"bitch niet roken" en
"ik ga je neuken, je man kan je zeker niet neuken",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

9.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
2.
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
3.
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen;
4.
eenvoudige belediging.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

10.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

11.Motivering straf

De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig aan een drietal feiten, waarbij hij zich hetzij fysiek dan wel verbaal agressief heeft gedragen. Hij heeft ruzie gekregen met een kennis van hem en heeft toen een doodsbedreiging naar haar geuit en ook haar hengel vernield. Met deze bedreiging heeft de verdachte bij het slachtoffer de nodige angstgevoelens teweeggebracht en de vernieling getuigt van weinig respect voor de eigendommen van anderen.
Verder heeft de verdachte op een later moment in het openbaar beledigende uitlatingen gedaan tegen een buurvrouw van hem. Hij heeft hiermee zijn buurvrouw in haar eer en goede naam aangetast.
Uit de justitiële documentatie van 25 september 2019 blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit betreft onder meer een recente veroordeling, op 27 augustus 2018, voor een op 31 mei 2018 gepleegde bedreiging. Daarbij is aan de verdachte onder meer een voorwaardelijke gevangenisstraf met bijzondere voorwaarden opgelegd. De proeftijd van deze straf loopt nog.
Antes GGZ, afdeling reclassering, heeft over de verdachte een rapport opgemaakt, gedateerd 23 september 2019. Dit betreft een voortgangsverslag dat is opgemaakt met betrekking tot het toezicht in het kader van de schorsing van de voorlopige hechtenis in de zaak met betrekking tot de feiten 1 tot en met 3. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
De verdachte komt zijn afspraken met de reclassering goed na en komt over het algemeen ook keurig op tijd op zijn meldplichtafspraken. De reclassering ondersteunt de verdachte op dit moment vooral op praktisch gebied. In het verleden was er bij de verdachte sprake van fors alcoholgebruik. Naar eigen zeggen heeft hij dit in de afgelopen periode sterk verminderd. Hij is door de toezichthouder aangemeld voor ambulante behandeling bij de forensische polikliniek van Antes GGZ, gelet op het verband dat wordt gezien tussen zijn alcoholgebruik en zijn delictgedrag. Bij het intakegesprek bleek echter dat hij zelf geen hulpvraag had en de forensische polikliniek zag, gelet op de risicotaxatie, weinig risicofactoren en mogelijkheden om over te gaan tot behandeling. De verdachte lijkt zijn alcoholgebruik nu redelijk onder controle te hebben, maar de reclassering vindt het toch van belang dat hij zich bewust wordt van de schadelijke gevolgen van overmatig alcoholgebruik en heeft hem daarom aangemeld voor de justitiële leefstijltraining. Hij staat op de wachtlijst in afwachting van een intakegesprek.
De verdachte heeft ook op de terechtzitting verklaard dat hij zijn alcoholgebruik heeft verminderd. Verder heeft hij verklaard mee te willen werken aan reclasseringstoezicht en de in het voortgangsverslag genoemde leefstijltraining.
Gezien de aard en ernst van deze feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van na te noemen duur. Bij de bepaling van de duur is acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Omdat de rechtbank - anders dan de officier van justitie - de onder 1 ten laste gelegde aanranding niet bewezen acht, komt zij tot een lagere gevangenisstraf dan door de officier van justitie is geëist. De rechtbank acht een gevangenisstraf voor de duur van twee weken passend en geboden.
Deze gevangenisstraf zal geheel voorwaardelijk worden opgelegd, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Met de officier van justitie acht de rechtbank reclasseringstoezicht en bijzondere voorwaarden noodzakelijk om het recidiverisico te verminderen. Deze voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Het verzoek van de officier van justitie om de bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren, wordt afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is, gelet op hetgeen bewezen is verklaard en de persoon van de verdachte zoals ook omschreven in het reclasseringsrapport, niet voldaan aan de daarvoor geldende voorwaarde dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.

12.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 57, 63, 266, 285 en 350 van het Wetboek van Strafrecht.

13.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

14.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 2 (twee) weken;
bepaalt dat deze gevangenisstraf
niet ten uitvoerzal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een
proeftijd, die wordt gesteld op
2 jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde zal zich melden bij Antes GGZ, afdeling reclassering, zo lang en frequent als die reclasseringsinstelling dat noodzakelijk vindt;
de veroordeelde zal deelnemen aan een gedragsinterventie, bestaande uit een leefstijltraining, indien en zo lang als voornoemde reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht;
de veroordeelde zal op geen enkele wijze contact (laten) opnemen, zoeken of hebben met [naam aangeefster] , geboren op [geboortedatum aangeefster] te [geboorteplaats aangeefster] , gedurende de proeftijd, of zoveel korter als de reclassering verantwoord vindt;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. M.K. Asscheman-Versluis, voorzitter,
en mrs. H.I. Kernkamp-Maathuis en C.G.E. Prenger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. A.K. van Zanten, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 15 augustus 2018 te Schiedam door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of door bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [naam slachtoffer 1] , heeft gedwongen tot het dulden van een of meer ontuchtige handeling(en), namelijk het knijpen in een borst en/of duwen
op/tegen, althans betasten van, de vagina van die [naam slachtoffer 1] , het geweld en/of een andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met andere feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het (onverhoeds) knijpen in een borst en/of duwen op/tegen, althans betasten van, de vagina van die [naam slachtoffer 1] ;
art 246 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 15 augustus 2018 te Schiedam [naam slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, immers heeft verdachte dreigend aan die [naam slachtoffer 1] gezegd dat hij haar dood ging maken, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of (daarbij) aan die [naam slachtoffer 1] een mes,
althans enig scherp en/of puntig voorwerp, getoond en/of voorgehouden;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 15 augustus 2018 te Schiedam opzettelijk en wederrechtelijk een hengel, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 1] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar gemaakt;
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 19 juni 2019 te gemeente Schiedam opzettelijk [naam slachtoffer 2] , in het openbaar mondeling, heeft beledigd, door haar de woorden toe te voegen:
"bitch niet roken" en/of
"ik ga je neuken, je man kan je zeker niet neuken",
althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
art 266 lid 1 Wetboek van Strafrecht