ECLI:NL:RBROT:2019:10344

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 december 2019
Publicatiedatum
30 december 2019
Zaaknummer
10/751106-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering in dienstbetrekking en verjaring van schuldwitwassen

Op 9 december 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in de Dominicaanse Republiek. De zaak betreft beschuldigingen van verduistering in dienstbetrekking en schuldwitwassen. De rechtbank heeft de tenlastelegging beoordeeld, waarbij de verdachte werd beschuldigd van het verbergen en verhullen van de herkomst van geldbedragen in de periode van 1 november 2008 tot en met 12 juli 2016. De officier van justitie, mr. R. Dhoen, heeft vrijspraak gevorderd voor het impliciet primair ten laste gelegde (gewoonte)witwassen en niet-ontvankelijkheid voor het impliciet subsidiair ten laste gelegde schuldwitwassen dat voor 12 september 2012 zou zijn gepleegd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de tenlastelegging voldoende duidelijkheid bood voor de verdachte om zich te verdedigen. De rechtbank oordeelde dat niet bewezen kon worden dat de verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van de geldbedragen, wat leidde tot vrijspraak voor het impliciet primair ten laste gelegde feit. Voor het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit (schuldwitwassen) dat voor 5 november 2013 was gepleegd, werd de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard, aangezien het vervolgingsrecht was verjaard.

De rechtbank concludeerde dat er geen bewijs was voor schuldwitwassen na 5 november 2013 tot en met 12 juli 2016, en sprak de verdachte ook daarvan vrij. De benadeelde partij, vertegenwoordigd door mr. K.D.M. de Lange, werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering tot schadevergoeding, omdat de verdachte niet schuldig was bevonden aan de ten laste gelegde feiten. De kosten van de benadeelde partij werden begroot op nihil. Het vonnis werd uitgesproken door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de jongste rechter buiten staat om te ondertekenen.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/751106-18
Datum uitspraak: 9 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum verdachte] te [geboorteplaats verdachte] (Dominicaanse Republiek),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] .
Raadsman mr. F.G.L. van Ardenne, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 18, 19 en 25 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R. Dhoen heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het impliciet primair ten laste gelegde (gewoonte)witwassen;
  • niet-ontvankelijkverklaring voorzover het betreft het impliciet subsidiair ten laste gelegde schuldwitwassen begaan voor 12 september 2012;
  • vrijspraak van het impliciet subsidiair ten laste gelegde schuldwitwassen begaan vanaf 12 september 2012 tot en met 12 juli 2016;
  • niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij [naam benadeelde] voor zover het betreft de materiële vordering; toewijzing van € 1.285,00 aan proceskosten.

4.Geldigheid dagvaarding

4.1
De raadsman heeft aangevoerd dat de tenlastelegging slechts verwijst naar pagina 5 van het zaaksdossier en daarom niet voldoet aan de eisen van duidelijkheid, begrijpelijkheid en feitelijkheid. Het is onvoldoende inzichtelijk welk verwijt verdachte wordt gemaakt en er kan geen goede verdediging worden gevoerd. De dagvaarding moet dus nietig worden verklaard.
4.2
De rechtbank volgt dit standpunt niet. Met de in de tenlastelegging vermelde verwijzing naar ‘pagina 5 relaas Zaaksdossier [naam medeverdachte] ’ wordt voldoende duidelijk om welke witwasbedragen en witwasgedragingen het gaat. Voor de verdachte was tegen de achtergrond van het dossier duidelijk wat haar werd verweten en waartegen zij zich moest verdedigen, zoals ook is gebleken uit de verklaringen van de verdachte ter terechtzitting en het pleidooi van haar raadsman.

5.Ten aanzien van het impliciet primair ten laste gelegde ((gewoonte) witwassen)

Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden bewezen dat de verdachte wetenschap had van de criminele herkomst van de geldbedragen. Dit betekent dat de verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.

6.Ten aanzien van het impliciet subsidiair tenlastegelegde (schuldwitwassen)

Ontvankelijkheid van de officier van justitie
Schuldwitwassen kon voor 1 januari 2015 worden bestraft met een gevangenisstraf van maximaal een jaar en kan vanaf 1 januari 2015 met een gevangenisstraf van maximaal twee jaar worden bestraft. Artikel 70 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat in beide gevallen het recht tot strafvervolging door verjaring vervalt na 6 jaar. De rechtbank merkt de dag van betekening van de dagvaarding op 5 november 2019 aan als eerste daad van vervolging. Dit betekent dat het vervolgingsrecht van de officier van justitie ter zake van alle schuldwitwashandelingen gepleegd voor 5 november 2013 is verjaard.
De officier van justitie zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging van de verdachte.
Gelet op het voorgaande komt de rechtbank niet toe aan de beoordeling of de verdachte zich voor 5 november 2013 schuldig heeft gemaakt aan ‘schuldwitwassen’.
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsman is de rechtbank van oordeel dat er geen overboekingen van [naam bedrijf] via de bankrekening van de medeverdachte (verdachte’s echtgenoot) naar de gezamenlijke rekening van verdachte en de medeverdachte hebben plaatsgevonden na 5 november 2013 tot en met 12 juli 2016. Dit betekent dat de verdachte van het overige dient te worden vrijgesproken.

7.Vordering benadeelde partij

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde] , [adres benadeelde] , gemachtigde mr. K.D.M. de Lange, advocaat te
‘s-Gravenhage, ter zake van het ten laste gelegde feit.
De benadeelde partij vordert een hoofdelijke vergoeding van € 1.002.027,55 aan materiële schade met daarover de wettelijke rente en een vergoeding van € 7.712,00 aan proceskosten en oplegging van de maatregel tot schadevergoeding.
Nu de verdachte zal worden vrijgesproken van het impliciet primair ten laste gelegde en de officier van justitie deels niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vervolging ten aanzien van het impliciet subsidiair ten laste gelegde, de verdachte daarvan voor het overige zal worden vrijgesproken, aan haar geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht geen toepassing heeft gevonden, zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in haar vordering.
De benadeelde partij zal worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.

8.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

9.Beslissing

De rechtbank:
verklaart de dagvaarding geldig;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het impliciet primair ten laste gelegde feit ((gewoonte)witwassen) heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte voor zover het betreft het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit (schuldwitwassen) gepleegd voor 5 november 2013;
verklaart de officier van justitie voor het overige ontvankelijk in de vervolging voor zover het betreft het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit (schuldwitwassen) gepleegd vanaf 5 november 2013 tot en met 12 juli 2016;
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het impliciet subsidiair ten laste gelegde feit (schuldwitwassen) heeft begaan vanaf 5 november 2013 tot met 12 juli 2016 en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde] , [adres benadeelde] , niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partij [naam benadeelde] , [adres benadeelde] , in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.H.J. Stemker Köster, voorzitter,
mr. I.W.M. Laurijssens en mr. C. Vogtschmidt, rechters,
in tegenwoordigheid van A. Gaal, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
zij op één of meer tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 1
november 2008 tot en met 12 juli 2016 te Barendrecht althans (elders) in
Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
van een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere (grote) geldbedragen
(zie p. 5 relaas Zaaksdossier [naam medeverdachte] ), de werkelijke aard en/of de
herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing
heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de
rechthebbende was en/of wie dit voorwerp voorhanden had,
en/of
B
een of meerdere voorwerpen, te weten een of meerdere (grote) geldbedragen (zie
p. 5 relaas Zaaksdossier [naam medeverdachte] ) heeft verworven, voorhanden gehad,
overgedragen en/of omgezet, en/of van een of meerdere voorwerpen, te weten een
of meerdere (grote) geldbedragen (zie p. 5 relaas Zaaksdossier [naam medeverdachte] )
gebruik heeft gemaakt,
terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) wist(en), althans
redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat dit/die voorwerp(en) –
onmiddellijk of middellijk - (mede) afkomstig was/waren uit enig misdrijf
en/of van het plegen van witwassen een gewoonte heeft/ hebben gemaakt.