ECLI:NL:RBROT:2019:10339

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
30 december 2019
Zaaknummer
10/750195-18
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schending van ambtsgeheim door politieambtenaar met vertrouwelijke informatie over aanhouding

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 18 december 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een politieambtenaar die beschuldigd werd van het schenden van zijn ambtsgeheim. De verdachte had vertrouwelijke informatie over een bevriende relatie, die gesignaleerd stond en op het punt stond te worden aangehouden, aan deze persoon verstrekt. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 30 januari 2017, terwijl hij als politieambtenaar werkzaam was, opzettelijk deze informatie heeft gedeeld, wat in strijd is met artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht. De officier van justitie had een taakstraf van 80 uren geëist, subsidiair 40 dagen vervangende hechtenis. De verdediging pleitte voor vrijspraak, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte opzettelijk vertrouwelijke informatie had opgevraagd en gedeeld, wat wettig en overtuigend bewezen werd geacht. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder het feit dat hij niet eerder was veroordeeld en de gevolgen die deze zaak voor hem had gehad, zoals zijn ontslag uit het politiekorps. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 80 uren met een proeftijd van twee jaar, waarbij de rechtbank de mogelijkheid openhield om de taakstraf ten uitvoer te leggen indien de verdachte zich niet aan de voorwaarden hield.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/750195-18
Datum uitspraak: 18 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. G.A.J. Purperhart, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 december 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. R.E.I. Steen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 80 (tachtig) uren, subsidiair 40 (veertig) dagen vervangende hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit. De verdachte heeft alleen aan [naam] (hierna: [naam] ) verteld dat hij gesignaleerd stond. Hiermee heeft hij geen geheim als bedoeld in artikel 272 van het Wetboek van Strafrecht geschonden. Subsidiair is betoogd dat de verdachte het (voorwaardelijk) opzet daarop niet heeft gehad.
Beoordeling
Door de verdachte is verklaard dat [naam] , een bevriende relatie, hem op 30 januari 2017 heeft gebeld met de vraag of hij gesignaleerd stond. Volgens de verdachte heeft hij toen gezegd dat als dat zo was [naam] zichzelf moest melden. Hij heeft naar eigen zeggen na dat telefoongesprek nog in zijn diensttelefoon gekeken en gezien dat [naam] inderdaad gesignaleerd stond. Hierop heeft hij, aldus de verdachte, [naam] teruggebeld en hem verteld over de signalering.
Dat de verdachte daarbij niet heeft verteld dat [naam] de volgende dag thuis zou worden aangehouden, acht de rechtbank niet aannemelijk. De rechtbank wijst in dit verband op het proces-verbaal van bevindingen ( [nummer proces-verbaal] ) van 24 mei 2018, waaruit volgt dat de verdachte op 30 januari 2017 op drie momenten tussen 23.21 uur en 23.46 uur vertrouwelijke informatie uit de politiesystemen heeft opgevraagd betreffende [naam] . Deze systemen zijn niet voor de burger toegankelijk. Naar eigen zeggen had de verdachte [naam] vóór raadpleging van deze systemen al geadviseerd om zich te melden als hij gesignaleerd stond, zodat de enige redelijke verklaring voor het terugbellen kan zijn dat de verdachte over nieuwe informatie beschikte. Daarnaast volgt uit de verklaring van getuige [naam getuige] dat [naam] van de verdachte had gehoord dat hij zou worden aangehouden en dat hij daarom met haar bij haar moeder is gaan slapen. Toen de politie op 31 januari 2017 bij [naam] voor de deur stond om hem aan te houden, was er niemand aanwezig. Wel had [naam] een briefje achtergelaten dat hij zichzelf zou melden.
Door zo te handelen heeft de verdachte naar het oordeel van de rechtbank bewust - dus met opzet - vertrouwelijke informatie opgezocht en na het inzien daarvan [naam] daarover (nader) geïnformeerd. Daarmee is het ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 30 januari 2017 te Rotterdam een geheim waarvan hij, verdachte, wist dat hij uit hoofde van ambt, te weten als politieambtenaar werkzaam bij de [naam afdeling] van de Politie Eenheid [naam politiekorps] , verplicht was te bewaren, opzettelijk heeft geschonden,
immers heeft hij, verdachte
:
de interne, vert
rouwelijke en/of geheime informatie dat [naam] gesignaleerd stond en op 31 januari 2017 zou worden aangehouden, aan die [naam] verstrekt;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Enig geheim waarvan hij weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat hij uit hoofde
van ambt verplicht is het te bewaren, opzettelijk schenden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feit waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schending van zijn ambtsgeheim. Hij heeft als politieagent in de computersystemen van de politie vertrouwelijke informatie bekeken over de signalering en aanhouding van een bevriende relatie en heeft deze informatie aan die persoon verstrekt. Deze bevriende relatie heeft vervolgens de aanhouding niet afgewacht, maar is bij zijn schoonouders gaan slapen. Hiermee heeft de verdachte de integriteit van het overheidsapparaat geschonden. Het is duidelijk dat in deze computersystemen voorkomende informatie bedoeld is om te worden geraadpleegd wanneer dit noodzakelijk is uit hoofde van de functie en dat het uitdrukkelijk niet de bedoeling is dat dergelijke informatie in handen komt van onbevoegde derden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De rechtbank is van oordeel dat de ernst van het feit, zelfs in een lichte(re) variant als bewezen is verklaard, in beginsel een (beperkte) vrijheidsstraf of een taakstraf van forse duur rechtvaardigt. De rechtbank houdt echter rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de verregaande gevolgen die onderhavige zaak al heeft gehad. De verdachte is oneervol ontslagen uit het politiekorps en daarnaast heeft de weinig genuanceerde aandacht vanuit de media voor deze zaak zijn weerslag gehad op de verdachte en zijn omgeving. Verder overweegt de rechtbank dat het een relatief oude zaak betreft, iets dat ook een licht strafmatigende werking heeft.
Deze omstandigheden in acht genomen, maken dat de rechtbank de voorgenomen straf voorwaardelijk zal opleggen, met de voorwaarde die hierna wordt genoemd. Daaraan wordt een proeftijd van twee jaren verbonden. Deze voorwaardelijke straf dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 272 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
80 (tachtig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
40 (veertig) dagen;
bepaalt dat deze taakstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 30 januari 2017 te Rotterdam, althans in Nederland
een geheim waarvan hij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden
dat hij uit hoofde van ambt, beroep en/of wettelijk voorschrift dan wel van
vroeger ambt en/of beroep, te weten als politieambtenaar werkzaam bij de
[naam afdeling] van de Politie Eenheid [naam politiekorps] ,
verplicht was te bewaren,
opzettelijk heeft geschonden, immers heeft hij, verdachte;
de interne, vertouwelijke en/of geheime informatie dat [naam]
gesignaleerd stond en op 31 januari 2017 zou worden aangehouden,
aan die [naam] verstrekt;
art 272 lid 1 Wetboek van Strafrecht