ECLI:NL:RBROT:2019:10338

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
7 november 2019
Publicatiedatum
30 december 2019
Zaaknummer
10/093157-19 / TUL VV: 10/071158-17
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Mishandeling van een ambtenaar met oplegging van psychiatrische maatregel

Op 7 november 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die op 16 april 2019 een ambtenaar heeft mishandeld. De verdachte, die lijdt aan schizofrenie, heeft de ambtenaar met kracht in het gezicht geslagen tijdens de rechtmatige uitoefening van diens functie. De officier van justitie heeft gevorderd om de verdachte niet alleen te veroordelen, maar ook om hem te plaatsen in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar, op grond van artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het delict psychotisch was en dat zijn gedragskeuzes en gedragingen hierdoor zijn beïnvloed. De rechtbank heeft de verdachte als geheel ontoerekeningsvatbaar beschouwd en heeft hem ontslagen van alle rechtsvervolging. De rechtbank heeft echter wel de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis opgelegd, gezien de ernst van het feit en de risico's voor de samenleving. De verdachte is eerder veroordeeld en er zijn zorgen over zijn psychiatrische toestand, die de afgelopen periode zijn toegenomen. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf afgewezen, omdat de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis als effectiever werd gezien.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/093157-19
Parketnummer vordering TUL VV: 10/071158-17
Datum uitspraak: 7 november 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. M. Wever, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 7 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. A.L.M. de L’Isle heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • ontslag van alle rechtsvervolging;
  • oplegging van de maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis als bedoeld in artikel 37 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) voor de duur van één jaar;
  • afwijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in de zaak met parketnummer: 10/071158-17.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is wettig en overtuigend bewezen. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 16 april 2019 te Rotterdam, een ambtenaar, [naam slachtoffer] , gedurende en terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening heeft mishandeld door die de [naam slachtoffer] met kracht in het gezicht te stompen;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Mishandeling, terwijl het misdrijf wordt gepleegd tegen een ambtenaar gedurende
of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Standpunt verdediging partijen
De verdediging heeft verzocht aan de verdachte geen maatregel als bedoeld in art. 37 Sr op te leggen, maar de zaak af te doen met een (beperkte) straf.
Beoordeling
De rechtbank heeft kennis genomen van het rapport van de psychiater, dr. B.A. Blansjaar van 6 september 2019. Dit rapport houdt, kort samengevat, het volgende in.
Bij de verdachte is sprake van een ziekelijke stoornis, te weten schizofrenie. Ten tijde van het ten laste gelegde was de verdachte psychotisch en lijdende aan achtervolgingswaan. Dit bepaalde zijn gedragskeuzes en gedragingen. Daarom wordt geadviseerd het ten laste gelegde niet aan de verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico wordt daarbij als matig verhoogd geschat. Gezien de ernst en de lange duur van de schizofrene psychose is zowel uit zorgoogpunt alsook uit het oogpunt van recidivepreventie een klinische behandeling in een gesloten setting aangewezen, gedurende een langere periode en eventueel een aansluitende resocialisatie naar een beschermde woonomgeving. Gelet hierop wordt geadviseerd bij een bewezenverklaring het recidivegevaar te beperken door plaatsing van de verdachte in een Forensisch Psychiatrische Afdeling voor de duur van ten hoogste één jaar op grond van artikel 37 Sr.
Omdat deze conclusies van de psychiater gedragen worden door zijn bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een ziekelijke stoornis van de geestvermogens en het is onder invloed daarvan begaan. Aard en ernst ervan leiden ertoe dat het feit de verdachte in het geheel niet kan worden toegerekend. De verdachte wordt geheel ontoerekeningsvatbaar geacht.
De verdachte is gelet op het bovenstaande niet strafbaar ten aanzien van het bewezen verklaarde feit en zal om die reden worden ontslagen van alle rechtsvervolging.

7.Motivering maatregel

De maatregel die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Naar aanleiding van een melding van de moeder dat de verdachte zijn medicatie tegen psychoses weigerde in te nemen en daardoor zijn gedrag onregeld was geraakt, is de politie naar de woning gekomen. Eenmaal in de woning heeft de verdachte één van de agenten met zijn vuist in het gezicht geslagen, met letsel tot gevolg. De verdachte heeft met zijn handelen ernstige inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van die agent.
De rechtbank heeft in het uittreksel uit de justitiële documentatie van 25 oktober 2019 gelezen dat de verdachte eerder is veroordeeld.
Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 24 juli 2019. Hierin is geadviseerd aan de verdachte een strafrechtelijke reactie zonder bijzondere voorwaarden op te leggen. De reclassering ziet geen mogelijkheden om met interventies of toezicht de risico’s te beperken of het gedrag te veranderen. Gezien de ernst van de bij de verdachte geconstateerde psychopathologie ziet de reclassering ook geen mogelijkheden voor reclasseringsbegeleiding. Gelet hierop wordt het advies van de psychiater onderschreven.
Uit het rapport van psycholoog R.A.R. Bullens van 11 september 2019 blijkt dat de verdachte niet heeft meegewerkt aan het onderzoek en dat de onderzoeksvragen niet konden worden beantwoord.
Ten slotte is het rapport van psychiater B.A. Blansjaar van 6 september 2019 gelezen en hierboven is al aangegeven tot welke bevindingen en conclusies dit de rechtbank heeft gebracht.
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Hiervoor heeft de rechtbank reeds bepaald dat (en waarom) zij de verdachte geheel ontoerekeningsvatbaar acht. De verdachte heeft niet meegewerkt aan het onderzoek van de psycholoog. De psycholoog heeft zodoende geen advies kunnen uitbrengen. Gelet hierop kan op grond van artikel 37, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht voor oplegging van de maatregel zoals geadviseerd, worden volstaan met het advies van één gedragsdeskundige.
Uit het dossier en het verhandelde ter terechtzitting blijkt dat de verdachte al langer bekend is met ernstige psychiatrische problematiek. De zorgen over de verdachte zijn de afgelopen periode verder toegenomen. Bij de verdachte is sprake van een langdurige psychose. Hij verblijft in de woning van zijn moeder en brengt de dag, veelal in zijn kamer door in het donker. Naast de schizofrenie lijkt de verdachte ook depressief te zijn. Toen de politie naar aanleiding van een melding in de woning kwam, werd hij gewelddadig ten opzichte van een van hen. Meerdere pogingen om de verdachte in het kader van de Wet Bijzondere Opnemingen Psychiatrische Ziekenhuis (BOPZ) gedwongen op te laten nemen, met als doel zijn psychiatrische problematiek te behandelen, zijn tot op heden op niets uitgelopen. De verdachte heeft meermalen te kennen gegeven op dit punt nergens aan te willen meewerken.
Gelet op het voorgaande moet ernstig rekening worden gehouden met de kans op recidive van een geweldsmisdrijf. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte door zijn stoornis een gevaar oplevert voor zichzelf, voor anderen en voor de algemene veiligheid van personen of goederen. Gelet hierop acht de rechtbank plaatsing van de verdachte in een psychiatrisch ziekenhuis voor de duur van één jaar noodzakelijk.

8.Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van 23 juni 2017 van de politierechter in deze rechtbank is de verdachte ter zake van opzetheling veroordeeld voor zover van belang tot een onvoorwaardelijke geldboete en een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 1 (één) week, met een proeftijd van 2 (twee) jaar. De proeftijd is ingegaan op 8 juli 2017.
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde niet nageleefd dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuw strafbaar feit zou plegen.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank zal die last niet geven, omdat aan de verdachte een maatregel tot plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis zal worden opgelegd. Daardoor dient de tenuitvoerlegging van een week gevangenisstraf geen enkel redelijk doel en zal de vordering worden afgewezen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 37 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte voor het bewezen verklaarde niet strafbaar en ontslaat de verdachte ten aanzien daarvan van alle rechtsvervolging;
gelast dat de verdachte in
een psychiatrisch ziekenhuiszal worden geplaatst voor een termijn van
1 (één) jaar;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 23 juni 2017 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. M.J.M. van Beckhoven en W.A.F. Damen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 7 november 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 16 april 2019 te Rotterdam,
een ambtenaar, [naam slachtoffer] ,
gedurende en/of terzake van de rechtmatige uitoefening van zijn
bediening
heeft mishandeld door die de [naam slachtoffer] (met kracht) in/op/tegen het gezicht
te slaan en/of te stompen;
(art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht, art 304 ahf/sub 2 Wetboek van Strafrecht )