ECLI:NL:RBROT:2019:10337

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
30 december 2019
Zaaknummer
10194817-18 (ontneming)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in verband met hennepteelt

Dit vonnis betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde in een strafzaak die door de Rechtbank Rotterdam is behandeld. De zaak is voortgekomen uit een eerdere veroordeling op 4 oktober 2019, waarbij de veroordeelde was veroordeeld voor het opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet en diefstal. De rechtbank heeft op 18 december 2019 uitspraak gedaan over de vordering van de officier van justitie, mr. J.A. Castelein, die het wederrechtelijk verkregen voordeel heeft geschat op € 73.474,94. De veroordeelde heeft betoogd dat hij geen opbrengst heeft gehad van de hennepteelt, maar de rechtbank heeft dit verweer verworpen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde een hennepkwekerij had met 463 planten en dat er aanwijzingen waren voor eerdere oogsten. De berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op de bruto opbrengst van twee oogsten, minus de kosten voor elektriciteit en andere uitgaven. Uiteindelijk heeft de rechtbank het bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 73.000, dat door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald. De beslissing is genomen met inachtneming van de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde en is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf
Parketnummer: 10194817-18 (ontneming)
Datum uitspraak: 18 december 2019
Tegenspraak

VONNIS (ontneming) (mk)

Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, op de vordering als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht van de officier van justitie in de zaak tegen de veroordeelde:

[naam veroordeelde] ,

geboren op [geboortedatum veroordeelde] te [geboorteplaats veroordeelde] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres veroordeelde] , [woonplaats veroordeelde] .
ONDERZOEK OP DE TERECHTZITTING
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 december 2019.
VOORAFGAANDE VEROORDELING
Bij vonnis van deze rechtbank van 4 oktober 2019 is de veroordeelde veroordeeld wegens na te noemen strafbare feiten.
Van dat vonnis is een kopie, aangeduid als A, als bijlage aan dit vonnis gehecht. Deze bijlage
maakt deel uit van dit vonnis.
VORDERING
De vordering van de officier van justitie, mr. J.A. Castelein, zoals deze na wijziging ter terechtzitting van 4 december 2019 is komen te luiden, strekt tot het vaststellen van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel als bedoeld in artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht wordt geschat op € 73.474,94 en tot het opleggen aan de veroordeelde van de verplichting tot betaling aan de staat van dit geldbedrag ter ontneming van dat geschatte voordeel.
De vordering van de officier van justitie is uitsluitend gebaseerd op artikel 36e, eerste en tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht.
STANDPUNT VEROORDEELDE
De veroordeelde heeft betoogd dat hij geen enkele geslaagde oogst heeft gehad, zodat hij geen opbrengst heeft gehad van de hennepteelt. De vordering moet daarom worden afgewezen.
STRAFBARE FEITEN WAAROP DE VOORDEELSBEREKENING IS GEBASEERD
Blijkens het vonnis van 4 oktober 2019 is de veroordeelde veroordeeld ter zake van:

1. Het opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod;

2. Diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van verbreking.

Dit strafvonnis is inmiddels onherroepelijk.
BEOORDELING EN BEREKENING WEDERRECHTELIJK VERKREGEN VOORDEEL
In deze procedure wordt als vaststaand aangenomen dat de strafbare feiten door de
veroordeelde zijn begaan en dat hij door middel van en uit de baten van dit strafbare
feit mogelijk wederrechtelijk voordeel heeft verkregen.
Indien een dergelijk voordeel kan worden vastgesteld, dient hem dat te worden ontnomen.
De schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel is gebaseerd op de feiten
en omstandigheden die zijn opgenomen in de (in de voetnoten vermelde)
wettige bewijsmiddelen. Met betrekking tot de berekening van het geschatte voordeel
wordt het volgende overwogen.
Aantal oogsten
Op 24 januari 2017 is bij de veroordeelde een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met 463 planten. Daarnaast zijn goederen aangetroffen met daarop resten die sterk wijzen op eerdere oogsten. Verder is een grote hoeveelheid vuilniszakken aangetroffen, gevuld met restkluiten van hennepplanten met afgeknipte steel en wortel.
Dit wijst op de verwerking van hennepplanten tot gereed, verkoopbaar, product. Onderzoek naar een en ander heeft concrete aanwijzingen opgeleverd dat de kwekerij al in werking was sinds 26 april 2016 en dat er twee eerdere oogsten zijn geweest [1] . De rechtbank gaat uit van de juistheid daarvan. De enkele ontkenning van de veroordeelde is onvoldoende om tot een ander oordeel te komen.
Berekening opbrengst
De rechtbank volgt de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel, zoals deze in het rapport is opgenomen. Deze berekening is als volgt [2] .
Het netto wederrechtelijk verkregen voordeel wordt gesteld op:
Bruto opbrengst 2 oogsten X € 43.341,43 = € 86.682,86
Totale kosten 2 oogsten X € 3.596,44 = € 7.192,88
Wederrechtelijk verkregen voordeel = € 79.489,98
Elektriciteitskosten
De kosten ten behoeve van elektriciteit (voor zover deze is verbruikt ten behoeve van de hennepkwekerij) kunnen, afhankelijk van de verdere omstandigheden, in aftrek worden gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel. In deze zaak is gebleken dat de kosten voor elektriciteit, te weten een bedrag van € 6.015,04, bij de veroordeelde in rekening zijn gebracht door de energieleverancier en door hem zijn betaald. Dit bedrag zal daarom in mindering worden gebracht op het hierboven berekende voordeel, zodat resteert een bedrag van € 73.474,94.
Een en ander brengt mee dat het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt vastgesteld op een, ten gunste van de veroordeelde naar beneden afgerond, bedrag van € 73.000.
Deze schatting is gegrond op de feiten en omstandigheden die zijn vervat in de inhoud van de wettige bewijsmiddelen. De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist, in een aan dit vonnis te hechten bijlage worden opgenomen.
VASTSTELLING VAN HET TE BETALEN BEDRAG
Bepaald zal worden dat het gehele bedrag van het wederrechtelijk verkregen voordeel door de veroordeelde aan de staat moet worden betaald.
Bij deze beslissing zijn de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde in aanmerking genomen.
TOEPASSELIJKE WETTELIJKE VOORSCHRIFTEN
Deze beslissing is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
De rechtbank:
- stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat, vast op
€ 73.000 (zegge: drieënzeventigduizend euro);
- legt aan de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de staat
van € 73.000 (zegge: drieënzeventigduizend euro).
Dit vonnis is gewezen door:
mr. V.F. Milders, voorzitter,
en mrs. W.A.F. Damen en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2019.

Voetnoten

1.Zie het rapport van berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, gedateerd 17 maart 2017, alsmede de daarbij behorende bijlagen, pagina 4 t/m 6.
2.Zie het rapport van berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij, gedateerd 17 maart 2017, alsmede de daarbij behorende bijlagen, pagina 8.