ECLI:NL:RBROT:2019:10336

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
30 december 2019
Zaaknummer
10/712000-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor verkeersongeval met zwaar lichamelijk letsel en onverzekerd rijden

Op 18 december 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 10 mei 2018 betrokken was bij een verkeersongeval te Spijkenisse. De verdachte, bestuurder van een BMW, reed met een snelheid van 70 tot 80 km/uur door een rood verkeerslicht en botste tegen een Peugeot, bestuurd door [naam slachtoffer 1], die groen licht had. Dit resulteerde in zwaar lichamelijk letsel voor zowel de bestuurder als de passagier van de Peugeot. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich zeer onvoorzichtig had gedragen, wat leidde tot de bewezenverklaring van de tenlasteleggingen, waaronder het rijden onder invloed van de Wegenverkeerswet en het rijden zonder verzekering. De officier van justitie had een taakstraf van 200 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid geëist. De rechtbank legde een taakstraf op van 200 uren, waarvan een deel voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor twee jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. Daarnaast werd een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor drie maanden opgelegd voor het rijden zonder verzekering. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen voor vergelijkbare feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/712000-19
Datum uitspraak: 18 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Groot-Brittanië) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsvrouw mr. K.C. van de Wijngaart, advocaat te Schiedam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 december 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.C. Visser heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde;
  • ten aanzien van het onder feit 1 primair ten laste gelegde: veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 200 (tweehonderd) uren, subsidiair 100 (honderd) dagen vervangende hechtenis, met als bijkomende straf een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 (twee) jaren, waarvan 1 (één) jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 (twee) jaren;
  • ten aanzien van het onder feit 2 ten laste gelegde: een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 3 (drie) maanden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het onder feit 2 ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijswaardering ten aanzien van feit 1
Standpunt verdediging
De verdediging heeft vrijspraak bepleit van het onder feit 1 primair ten laste gelegde. Gelet op de handelingen van de verdachte is geen sprake van schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW), maar van een inschattingsfout met enorme gevolgen, passende bij het onder feit 1 subsidiair ten laste gelegde.
Beoordeling
Voor een bewezenverklaring van artikel 6 WVW is vereist dat vast komt te staan dat een verdachte zich zodanig heeft gedragen in het verkeer dat een aan zijn schuld te wijten ongeval plaatsvindt. Of sprake is van schuld hangt af van het geheel van gedragingen van verdachte, de aard en de ernst daarvan en de overige omstandigheden van het geval. Niet reeds uit de ernst van de gevolgen van verkeersgedrag kan worden afgeleid dat sprake is van schuld. Ook een beperkte, tijdelijke, onoplettendheid in het verkeer hoeft nog geen schuld op te leveren. Concreet betekent dit, dat hoe erg de gevolgen van een ongeluk ook zijn, daaruit niet automatisch volgt dat de bestuurder strafrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Van schuld in de zin van artikel 6 WVW is pas sprake in het geval van (tenminste) een aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid. Om een zeer, dan wel aanmerkelijke mate van verwijtbare onvoorzichtigheid vast te stellen, dient de rechtbank te kijken naar alle vaststaande feiten en omstandigheden van het geval.
Vaststaat dat op 10 mei 2018 te Spijkenisse op het kruispunt van De Schenkelweg en de Maaswijkweg een verkeersongeval heeft plaatsgevonden, waarbij twee personenauto’s, te weten een BMW en een Peugeot, waren betrokken. De verdachte reed in een BMW en kwam uit de richting van de Vlinderveen en reed rechtdoor in de richting van de Groene Kruisweg. Ten tijde van het ongeval was hij zojuist een verkeerslicht gepasseerd. De Peugeot werd bestuurd door [naam slachtoffer 1] . Zij kwam uit de richting van de Groene Kruisweg en zij sloeg linksaf in de richting van de Maaswijkweg. Ook zij was ten tijde van het ongeval zojuist een verkeerslicht gepasseerd. Zowel [naam slachtoffer 1] als haar passagier [naam slachtoffer 2] heeft ten gevolge van het ongeval zwaar lichamelijk letsel opgelopen.
De rechtbank gaat er op basis van de verkeersongevallenanalyse (hierna: VOA) van uit dat de beide auto’s in rijtechnisch opzicht in voldoende staat verkeerden, dat geen infrastructurele oorzaak kon worden aangetoond voor het ongeval en dat zich ten tijde van het ongeval, dat bij daglicht plaatsvond, geen bijzondere weersomstandigheden hebben voorgedaan die van invloed kunnen zijn geweest op het ontstaan en/of het verloop van het ongeval.
Ter plaatse geldt een maximumsnelheid van 50 km per uur. De rechtbank stelt op basis van het dossier en de verklaring van de verdachte vast dat hij met circa 70 tot 80 km per uur en dus met een aanzienlijk hogere snelheid dan is toegestaan, het kruispunt is opgereden.
De verdachte heeft verklaard dat hij, ruim voordat hij de stopstreep bij het kruispunt passeerde, zag dat het voor zijn rijrichting geldende verkeerslicht op oranje stond en dat hij toen gas heeft bijgegeven. Hij heeft daarna niet meer naar het verkeerslicht gekeken. De rechtbank stelt vast dat de verdachte een voor zijn rijrichting rood licht uitstralend verkeerslicht is gepasseerd. Daartoe wijst zij op de uitkomsten van de VOA, de verklaring van [naam slachtoffer 1] en die van de getuigen [naam getuige 1] en [naam getuige 2] .
Deze combinatie van gedragingen, namelijk de hoge snelheid en het niet reageren op het rode stoplicht, is naar zijn aard en ernst zodanig dat de rechtbank van oordeel is dat de verdachte op zeer onvoorzichtige wijze zijn auto heeft bestuurd en dat het daardoor aan zijn schuld is te wijten dat er een verkeersongeval heeft plaatsgevonden met als gevolg zwaar lichamelijk letsel voor de twee inzittenden van de andere personenauto, [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] . Het onder feit 1 primair ten laste gelegde is daarmee wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 primair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 2 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1. primair,
hij op 10 mei 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer onvoorzichtig te rijden op de kruising, gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de Schenkelweg en de Maaswijkweg,,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
- met een snelheid van 70 à 80 km/uur, genoemde kruising is genaderd en
- vervolgens met die te hoge snelheid die kruising is opgereden terwijl het verkeerslicht bestemd voor zijn, verdachtes, rijrichting rood licht uitstraalde en
- zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en
- aldus rijdende niet tijdig heeft opgemerkt dat een personenauto die kruising inmiddels was opgereden en
- de bestuurder van die andere personenauto niet heeft laten voorgaan en
- vervolgens in botsing of aanrijding is gekomen met die andere personenauto,
waardoor:
- [naam slachtoffer 1] , bestuurder van die andere personenauto, zwaar lichamelijk letsel (te weten 4 gebroken ribben) , dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan, en
- [naam slachtoffer 2] , inzittende van die andere personenauto, zwaar lichamelijk letsel (te weten een halswervelbreuk, een sleutelbeenbreuk, een breuk van het borstbeen en een verwonding aan de tong) , dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
2.
hij op 10 mei 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, als bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gekentekend [kentekennummer] , daarmede heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Schenkelweg, zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:

1.Primair,

overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval
betreft waardoor een ander lichamelijk letsel wordt toegebracht, meermalen gepleegd;
2. als bestuurder van een motorrijtuig daarmee op een weg rijden zonder dat er voor dat motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen is gesloten en in stand gehouden.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft een verkeersongeval veroorzaakt door zich zeer onvoorzichtig in het verkeer te gedragen. De verdachte is met een veel te hoge snelheid door een rood stoplicht gereden en is daardoor vervolgens in botsing gekomen met een andere auto die groen licht had. De inzittenden van die auto, een ouder echtpaar, hebben door de heftige aanrijding zwaar lichamelijk letsel opgelopen. In de op zitting door de schoondochter voorgelezen slachtofferverklaring is duidelijk naar voren gebracht welke ingrijpende gevolgen het ongeval voor de slachtoffers heeft gehad. Zij ondervinden tot op de dag van vandaag nog hinder daarvan en kunnen niet meer hun leven leiden zoals dat voor het ongeval was. De rechtbank rekent de verdachte dit stevig aan.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 15 november 2019, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor het rijden onder invloed.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten is er in beginsel geen enkel beletsel om een gevangenisstraf van enkele maanden op te leggen. In lijn met de eis van de officier van justitie zal de rechtbank echter in plaats van een gevangenisstraf een forse taakstraf opleggen van na te noemen duur. Daarnaast zal de rechtbank aan de verdachte een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen voor de duur van twee jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Dit voorwaardelijk strafdeel dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Voor het onverzekerd rondrijden op de openbare weg zal de rechtbank aan de verdachte, mede gelet op zijn recidive, een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie maanden opleggen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 57, 62 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 6, 175 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994 en artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
ontzegtde verdachte
ten aanzien van het onder feit 1 primair bewezenverklaarde feitde bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
2 (twee) jaren;
bepaalt dat een gedeelte van deze ontzegging van de rijbevoegdheid, groot
1 (één) jaarniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
ontzegtde verdachte
ten aanzien van het onder feit 2 bewezenverklaarde feitde bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van 3 (drie) maanden;
veroordeelt de verdachte ten aanzien van het onder feit 1 primair bewezenverklaarde feit tot een taakstraf voor de duur van
200 (tweehonderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
100 (honderd) dagen.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2019.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 10 mei 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, als
verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig
(personenauto), zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten
verkeersongeval heeft plaatsgevonden door met dat motorrijtuig zeer, althans
aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend en/of onachtzaam en/of met
aanmerkelijke verwaarlozing van de te dezen geboden zorgvuldigheid heeft
gereden op de kruising, gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande
wegen, de Schenkelweg en de Maaswijkweg, althans op één van deze wegen,
welk genoemd rijgedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-met een snelheid van 70 à 80 km/uur, althans met een, mede gelet op de
omstandigheden, (veel) te hoge snelheid genoemde kruising is genaderd en/of
-(vervolgens) met die (veel) te hoge snelheid die kruising is opgereden
terwijl het verkeerslicht bestemd voor zijn, verdachtes, rijrichting rood
licht uitstraalde en/of
-zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn voertuig tot stilstand
kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte, de weg kon overzien en
waarover deze vrij was en/of
-(aldus rijdende) niet tijdig heeft opgemerkt dat een personenauto die
kruising (inmiddels) was opgereden en/of
-de bestuurder van die andere personenauto niet heeft laten voorgaan en/of
-(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met die andere personenauto,
waardoor:
- [naam slachtoffer 1] , bestuurder van die andere personenauto, zwaar lichamelijk
letsel (te weten 4 gebroken ribben) of zodanig lichamelijk letsel werd
toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening
van de normale bezigheden is ontstaan, en/of
- [naam slachtoffer 2] , inzittende van die andere personenauto, zwaar lichamelijk letsel (te
weten een halswervelbreuk, een sleutelbeenbreuk, een breuk van het borstbeen
en een verwonding aan de tong) of zodanig lichamelijk letsel werd toegebracht,
dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de uitoefening van de normale
bezigheden is ontstaan;
art 6 Wegenverkeerswet 1994
Subsidiair, voorzover het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 10 mei 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), daarmee rijdende op de
kruising, gevormd door de voor het openbaar verkeer openstaande wegen, de
Schenkelweg en de Maaswijkweg, althans op één van deze wegen, zich zodanig
heeft gedragen dat gevaar op die weg/wegen werd veroorzaakt, althans kon
worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg/wegen werd gehinderd, althans
kon worden gehinderd;
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
-met een snelheid van 70 à 80 km/uur, althans met een, mede gelet op de
omstandigheden, (veel) te hoge snelheid genoemde kruising is genaderd en/of
-(vervolgens) met die (veel) te hoge snelheid die kruising is opgereden
terwijl het verkeerslicht bestemd voor zijn, verdachtes, rijrichting rood
licht uitstraalde en/of
-zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn
voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij, verdachte,
de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
-(aldus rijdende) niet tijdig heeft opgemerkt dat een personenauto die
kruising (inmiddels) was opgereden en/of
-de bestuurder van die andere personenauto niet heeft laten voorgaan en/of
-(vervolgens) in botsing of aanrijding is gekomen met die andere personenauto;
art 5 Wegenverkeerswet 1994
2.
hij op of omstreeks 10 mei 2018 te Spijkenisse, gemeente Nissewaard, als
bestuurder van een motorrijtuig (personenauto), gekentekend [kentekennummer] , daarmede
heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Schenkelweg,
zonder dat er voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig de Wet
aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen was gesloten en in stand gehouden;
art 30 lid 4 Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen