ECLI:NL:RBROT:2019:10335

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
18 december 2019
Publicatiedatum
30 december 2019
Zaaknummer
10/121438-19 en 10/191299-19 (ter terechtzitting gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging doodslag en veroordeling voor verkeersdelicten met alcoholgebruik

Op 18 december 2019 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van poging tot doodslag en andere verkeersdelicten. De zaak betreft een incident op 18 mei 2019 te Capelle aan den IJssel, waar de verdachte onder invloed van alcohol met een bestelauto tegen marktkramen aanreed, terwijl er mensen aanwezig waren. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf en een taakstraf, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was voor de poging tot doodslag. De rechtbank sprak de verdachte vrij van dit verwijt, maar verklaarde wel bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan verkeersdelicten, waaronder het rijden onder invloed van alcohol en het vernielen van goederen. De verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke hechtenisstraf van één maand, een taakstraf van 80 uren, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor vier maanden. Daarnaast werden vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot schadevergoeding voor materiële en immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummers: 10/121438-19 en 10/191299-19 (ter terechtzitting gevoegd)
Datum uitspraak: 18 december 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte],
geboren te [geboorteplaats verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] , [woonplaats verdachte] ,
raadsman mr. E.J.M. van Daalhuizen, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 4 december 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De tekst van de beide tenlasteleggingen is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C.J. Kroon heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder parketnummer 10/121438-19 feit 1 primair en feit 2 ten laste gelegde en het onder parketnummer 10/191299-19 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 100 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 98 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en een ontzegging van de rijbevoegdheid (verder: OBM) voor de duur van 12 maanden, met aftrek, waarvan 8 maanden voorwaardelijk;
  • veroordeling van de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen vervangende hechtenis.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het feit dat onder 2 is ten laste gelegd en het onder parketnummer 10/191299-19 ten laste gelegde feit zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewijsoverweging feit 1 onder parketnummer: 10/121438-19
De verdachte heeft met de door hem bestuurde bakwagen gereden in een straat waar eerder die dag een braderie was gehouden. Inmiddels was de braderie afgelopen, maar er was nog wel een aantal mensen (volwassenen en kinderen) aanwezig. Men was aan het opruimen. De verdachte is met de bakwagen tegen kramen aangereden, en dit aan beide zijden van de straat. Getuigen beschrijven dat de verdachte slingerend reed. Bij een ademanalyse werd, kort na het besturen van de bakwagen, vastgesteld dat zijn ademalcoholgehalte 540 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bedroeg.
Volgens de officier van justitie levert dit gedrag een poging doodslag op. De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is, of op basis van de beschikbare bewijsmiddelen met de wettelijk vereiste mate van zekerheid kan worden vastgesteld dat van de verdachte kan worden gezegd dat hij, minstens in voorwaardelijke zin, opzettelijk heeft geprobeerd een of meer mensen van het leven te beroven dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, of dat hij die mensen heeft bedreigd. Voor al deze misdrijven is tenminste voorwaardelijk opzet vereist.
Over de snelheid waarmee de verdachte reed, wordt sterk uiteenlopend verklaard, maar alle getuigen spreken over een onder de gegeven omstandigheden veel te hoge snelheid. Uit de beschikbare technische gegevens over de snelheid die daadwerkelijk is gereden, blijkt echter van een snelheid van (maximaal) ongeveer 20 kilometer per uur. De rechtbank stelt vast dat de verdachte daar toen zodanig heeft gereden dat hij (nagenoeg) alle getuigen zeer ernstig heeft laten schrikken. Deze emotie heeft, zo lijkt het, de waarneming met betrekking tot de snelheid die de verdachte zou hebben gereden sterk in zijn nadeel beïnvloed. Mede vanwege die (lagere) snelheid hebben alle betrokkenen meer tijd gehad om te voorkomen dat zij, al dan niet door ingrijpen van een derde, geraakt zouden worden door de bakwagen die de verdachte bestuurde.
Het voorgaande betekent dat de rechtbank niet tot het oordeel komt dat de verdachte met een zodanig hoge snelheid heeft gereden dat hij welbewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij een of meer personen zou raken en (aldus) opzettelijk die ander(en) van het leven zou beroven of zwaar lichamelijk letsel zou toebrengen. Hij heeft door de wijze waarop hij heeft gereden wel ernstig onoordeelkundig en ook zeer gevaarzettend verkeersgedrag laten zien. Hieruit blijkt echter naar het oordeel van de rechtbank niet dat hij (voorwaardelijk) opzet had om de daar aanwezige mensen te bedreigen met een misdrijf tegen het leven gericht of met zware mishandeling.
Het bovenstaande leidt ertoe dat de verdachte zal worden vrijgesproken van het onder 1 primair en subsidiair omschreven strafrechtelijke verwijt. Wel volgt daaruit dat hij daar en toen in zeer ernstige mate de verkeersveiligheid in gevaar heeft gebracht en daardoor zonder enige aanleiding een aantal mensen heel erg heeft laten schrikken en een of meer van hen mogelijk ook wel in gevaar heeft gebracht, zodat het onder 1 meer subsidiair ten laste gelegde bewezen zal worden verklaard.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 10/121438-19 ten laste gelegde feiten 1 meer subsidiair en 2 en het onder parketnummer: 10/191299-19 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Parketnummer: 10/121438-19
1.
meer subsidiair,
hij op 18 mei 2019 te Capelle aan den IJssel als bestuurder van een voertuig (bestelauto, merk Iveco, voorzien van kenteken [kentekennummer] ), heeft gereden op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, de Doormanstraat, en zich toen zodanig heeft gedragen dat gevaar op die weg werd veroorzaakt of kon worden veroorzaakt, welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl hij, verdachte, mede door het gebruik van alcoholhoudende drank verkeerde in een toestand dat gevaar bestond voor het niet voortdurend onder controle hebben van een door hem bestuurd voertuig en dat gevaar bestond dat hij als bestuurder niet voortdurend in staat was handelingen te verrichten die van hem werden vereist,
- ondanks voornoemde toestand (als bedoeld in artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994) een voertuig is gaan besturen en blijven besturen en
- de Doormanstraat is ingereden en
- zijn aandacht niet voortdurend op de weg en het verkeer op die weg heeft gehad en
- op [naam slachtoffer 1] en twee dochters van die [naam slachtoffer 1] en [naam slachtoffer 2] en een dochter van die [naam slachtoffer 2] genaamd [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 4] en een dochter van die [naam slachtoffer 4] en twee tot op heden onbekend gebleven kinderen, af is gereden en
- tegen meerdere marktkramen is aangereden;
2.
hij op 18 mei 2019 te Capelle aan den IJssel opzettelijk en wederrechtelijk
meerdere marktkramen, en goederen uit de kraam van [naam slachtoffer 6] ,
diegeheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam bedrijf] en die [naam slachtoffer 6] toebehoorden, heeft vernield
en/ofbeschadigd;
Parketnummer: 10/191299-19
hij op 18 mei 2019 te Capelle aan den IJssel als bestuurder van een motorrijtuig,(bedrijfsauto (bestelauto)), dit motorrijtuig heeft bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8, derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 540 microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een
rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van categorie B is afgegeven;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
Parketnummer: 10/121438-19

1.Meer subsidiair,

overtreding van artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, meermalen gepleegd;

2. opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander
toebehoort, vernielen of beschadigen, meermalen gepleegd.
Parketnummer: 10/191299-19
Overtreding van artikel 8, derde lid, onderdeel a van de Wegenverkeerswet 1994.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft als beginnend bestuurder onder invloed van alcohol gereden en daarbij gevaar op de weg veroorzaakt. Hij heeft de bakwagen waarin hij reed onvoldoende onder controle weten te houden en daardoor heeft hij meerdere marktkramen die langs de weg stonden, geraakt en vernield/beschadigd. Bovendien bevonden zich in en rondom die kramen nog personen, onder wie kinderen, die zich uit de voeten moesten maken om niet ook geraakt te worden.
Met dit onverantwoorde gedrag heeft de verdachte in zeer ernstige mate de verkeersveiligheid en personen in gevaar gebracht. Zijn handelen heeft bij de betrokken personen de nodige paniek en angst veroorzaakt, zoals ook is te lezen in de schriftelijke slachtofferverklaringen van [naam slachtoffer 1] . en [naam slachtoffer 2] . Daarnaast zijn spullen van anderen vernield Vernielingen zijn vaak hinderlijk voor de eigenaar vanwege de maatregelen die moeten worden genomen en de kosten voor vervanging of reparatie van het vernielde. Dit alles wordt de verdachte flink aangerekend.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 23 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Het rijgedrag van de verdachte heeft een aantal mensen heel erg laten schrikken en een of meer van hen mogelijk ook wel in gevaar gebracht. Om de ernst hiervan te benadrukken zal de rechtbank aan de verdachte een voorwaardelijke hechtenisstraf voor de duur van één maand opleggen en een forse voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid. Verder zal aan de verdachte een taakstraf worden opgelegd. Voor het rijden onder invloed zal aan de verdachte een onvoorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid worden opgelegd van vier maanden. De duur van deze ontzegging is gelijk aan de duur dat het rijbewijs van de verdachte al ingevorderd is geweest.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.Vorderingen benadeelde partijen/ schadevergoedingsmaatregelen

8.1.
De benadeelde partij [naam benadeelde 1]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 1] te [vestigingsplaats benadeelde 1] , vertegenwoordigd door [naam] , ter zake van het onder parketnummer 10/121438-19 onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 2.230,-- aan materiële schade (exclusief BTW), vermeerderd met de wettelijke rente.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft aangevoerd dat de vordering onvoldoende is onderbouwd. Daarbij komt nog dat de werkgever van de verdachte heeft aangegeven dat de benadeelde partij zich bij de verzekeraar van de werkgever heeft gemeld, omdat de verdachte reed in een bedrijfsauto.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat de vordering van de benadeelde partij onvoldoende is onderbouwd, omdat daarbij geen stukken zijn overgelegd. Om de schade vast te kunnen stellen zou een nadere onderbouwing moeten worden gevraagd, die dan bovendien inhoudelijk verder zou moeten worden besproken. Een dergelijke nadere behandeling zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De benadeelde partij zal daarom in de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
Omdat de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
8.2.
De benadeelde partij [naam benadeelde 2]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 2] , vertegenwoordigd door gemachtigde [naam gemachtigde] te Breda, ter zake van onder parketnummer 10/121438-19 onder 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 861,40,-- aan materiële schade en een vergoeding van € 250,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast vordert de benadeelde partij een vergoeding van de proceskosten van € 484,--.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering, voor zover het de materiële schade betreft, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Er kan onvoldoende worden vastgesteld dat de immaterieel gevorderde schade in direct verband staat met het bewezenverklaarde, zodat dit deel van de vordering dient te worden afgewezen.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft geconcludeerd dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering voor wat betreft de immaterieel gevorderde schade en de materieel gevorderde schade, voor zover die ziet op de kapotte verpakkingen en handelswaar. Dit deel van de vordering is onvoldoende onderbouwd. Het overig gevorderde is toewijsbaar.
Beoordeling
Omdat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10/121438-19 onder 2 bewezenverklaarde feit rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht en de omvang en hoogte van een deel van deze schade niet is weersproken, zal dat deel van de gevorderde schadevergoeding, die de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, worden toegewezen. Het betreft de post ‘transparant marktzeil’, waarvan de totale schade een bedrag van € 361,40 bedraagt.
Het deel van de vordering van de benadeelde partij dat betrekking heeft op de kostenpost ‘kapotte verpakkingen en handelswaar’, alsook de immaterieel gevorderde schade is naar het oordeel van de rechtbank onvoldoende onderbouwd, omdat stukken daarvoor ontbreken. Om de schade vast te kunnen stellen zou een nadere onderbouwing moeten worden gevraagd, die dan bovendien inhoudelijk verder zou moeten worden besproken. Een dergelijke nadere behandeling zou een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De benadeelde partij zal daarom voor dat gedeelte van de vordering niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 mei 2019.
Omdat de vordering van de benadeelde partij gedeeltelijk zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op € 484,-- aan salaris van de advocaat.
8.3.
De benadeelde partij [naam benadeelde 3]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 3] , wonende [woonplaats benadeelde 3] ter zake van de onder parketnummer 10/121438-19 onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 550,-- aan immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de vordering gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10/121438-19 onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 550,--.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 mei 2019.
Omdat de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
8.4.
De benadeelde partij [naam benadeelde 4]
Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [naam benadeelde 4] , wonende [woonplaats benadeelde 4] ter zake van de onder parketnummer 10/121438-19 onder 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 219,89 aan materiële schade en een vergoeding van € 550,-- aan immateriële schade.
De benadeelde partij heeft naar aanleiding van het verweer van de verdediging ter terechtzitting de vordering aangepast, in die zin dat het bedrag dat ziet op het verlies van het arbeidsvermogen door een periode van vijf maanden gedeeld moet worden. Op basis van deze nieuwe berekening wordt een bedrag van € 154,29 gevorderd. Voor het overige heeft de benadeelde partij de vordering gehandhaafd, zodat een bedrag resteert van € 181,32.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich ten aanzien van de aangepaste materiele en de immateriële schadevergoeding gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
Beoordeling
Omdat is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer 10/121438-19 onder 1 meer subsidiair bewezenverklaarde feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding van € 181,32, zoals ter terechtzitting aangepast, door de verdachte niet (meer) is weersproken, zal die vordering, die de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt, worden toegewezen.
Daarnaast is vast komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder parketnummer: 10/121438-19 bewezenverklaarde rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 550,--.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 18 mei 2019.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 62 en 350 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 5, 8, 176, 177 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/121438-19 onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft gepleegd en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het onder parketnummer 10/121438-19 onder 1 meer subsidiair en het onder 2 ten laste gelegde feit en het onder parketnummer 191299-19 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte
ten aanzien van het onder parketnummer 10/121438-19 onder feit 1 meer subsidiair bewezenverklaardetot
hechtenisvoor de duur van
1 (één) maand;
bepaalt dat
de hechtenisniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
ontzegtde verdachte
ten aanzien van het onder parketnummer 10/121438-19 onder feit 1 meer subsidiair bewezenverklaardede bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
8 (acht) maanden;
bepaalt dat
de ontzegging van de rijbevoegdheidniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan in beide gevallen een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
80 (tachtig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
74 (vierenzeventig) urente verrichten taakstraf resteert;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
37 (zevenendertig) dagen;
ontzegtde verdachte
ten aanzien van het onder parketnummer 10/191299-19 bewezenverklaarde feitde bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de tijd van
4 (vier) maanden.
bepaalt dat de duur van deze ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen, wordt verminderd met de duur van de invordering en inhouding van het rijbewijs op grond van artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, dat bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart
de benadeelde partij [naam benadeelde 1]niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt
de benadeelde partij [naam benadeelde 1]in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam benadeelde 2], te betalen een bedrag van
€ 361,40 (zegge: driehonderdéénenzestig euro en veertig eurocent), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart
de benadeelde partij [naam benadeelde 2]niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde partij [naam benadeelde 2]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] begroot op
€ 484,-- aan salaris voor de advocaaten in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de
benadeelde partij [naam benadeelde 2]te betalen
€ 361,40 (zegge: driehonderdéénenzestig euro en veertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 361,40 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
7 (zeven) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan
de benadeelde partij [naam benadeelde 2]tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam benadeelde 3] ,te betalen een bedrag van
€ 550,-- (zegge: vijfhonderdvijftig euro), bestaande uit immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde partij [naam benadeelde 3]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de
benadeelde partij [naam benadeelde 3]te betalen
€ 550,-- (zegge: vijfhonderdvijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 550,-- vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
11 (elf) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan
de benadeelde partij [naam benadeelde 3]tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] en omgekeerd;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan
de benadeelde partij [naam benadeelde 4], te betalen een bedrag van
€ 731,32 (zegge: zevenhonderdéénendertig euro en tweeëndertig eurocent), bestaande uit € 181,32 aan materiële schade en € 550,-- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 18 mei 2019 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door
de benadeelde partij [naam benadeelde 4]gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van
de benadeelde partij [naam benadeelde 4]te betalen
€ 731,32 (zegge: zevenhonderdéénendertig euro en tweeëndertig eurocent),vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 18 mei 2019 tot aan de dag van de algehele voldoening; beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van € 731,32 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
14 (veertien) dagen; toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan
de benadeelde partij [naam benadeelde 4]tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 4] en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. V.F. Milders en J. Fransen, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.E. Scholtens, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op 18 december 2019.
Bijlage I
Tekst tenlasteleggingen
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
Parketnummer: 10/121438-19
1
hij op of omstreeks 18 mei 2019 te Capelle aan den IJssel
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om
[naam slachtoffer 1] en/of twee dochters van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2]
en/of een dochter van die [naam slachtoffer 2] genaamd [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4]
en/of een dochter van die [naam slachtoffer 4] en/of twee tot op heden
onbekend gebleven kinderen
opzettelijk
van het leven te beroven,
althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen,
door met een busje, althans een voertuig, op die [naam slachtoffer 1] en/of die
dochters van die [naam slachtoffer 1] en/of die [naam slachtoffer 2] en/of die dochter
van die [naam slachtoffer 2] genaam [naam slachtoffer 3] en/of die [naam slachtoffer 4] en/of die
dochter van die [naam slachtoffer 4] en/of die twee tot op heden onbekend
gebleven kinderen, in, althans af, te rijden,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 mei 2019 te Capelle aan den IJssel
[naam slachtoffer 1] en/of twee dochters van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2]
en/of een dochter van die [naam slachtoffer 2] genaamd [naam slachtoffer 3] en/of [naam slachtoffer 4]
en/of een dochter van die [naam slachtoffer 4] en/of twee tot op heden
onbekend gebleven kinderen heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door door met een busje, althans een voertuig, op die [naam slachtoffer 1] en/of
die dochters van die [naam slachtoffer 1] /of die [naam slachtoffer 2] en/of die
dochter van die [naam slachtoffer 2] genaam [naam slachtoffer 3] en/of die [naam slachtoffer 4] en/of
die dochter van die [naam slachtoffer 4] en/of die twee tot op heden onbekend
gebleven kinderen, in, althans af, te rijden;
(art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 18 mei 2019 te Capelle aan den IJssel
als bestuurder van een voertuig (bestelauto, merk Iveco, voorzien van
kenteken [kentekennummer] ), heeft gereden op de voor het openbaar verkeer
openstaande weg, de Doormanstraat, en zich toen zodanig heeft
gedragen dat
gevaar op die weg werd veroorzaakt of kon worden veroorzaakt en/of
het verkeer op die weg werd gehinderd of kon worden gehinderd,
welk gedrag hierin heeft bestaan dat hij, verdachte, toen daar,
terwijl hij, verdachte, (mede) door het gebruik van alcoholhoudende
drank verkeerde in een toestand dat gevaar bestond voor het niet
voortdurend onder controle hebben van een door hem bestuurd
voertuig en/of dat gevaar bestond dat hij als bestuurder niet
voortdurend in staat was handelingen te verrichten die van hem werden
vereist,
- ondanks voornoemde toestand (als bedoeld in artikel 8 van de
Wegenverkeerswet 1994) een voertuig is gaan besturen en blijven
besturen en/of
- de voor een braderie afgesloten Doornmanstraat is ingereden en/of
- zijn aandacht niet voortdurend op de weg en/of het verkeer op die weg
heeft gehad en/of
-(bovendien) heeft gereden met een - mede gezien de omstandigheden
van een smalle straat, met daarop nog marktkramen, bestelauto's en
voetgangers- (veel) te hoge snelheid en/of
-(aldus doende) zijn snelheid niet zodanig heeft geregeld dat hij zijn
voertuig tot stilstand kon brengen binnen de afstand waarover hij,
verdachte, de weg kon overzien en waarover deze vrij was en/of
- op [naam slachtoffer 1] en/of twee dochters van die [naam slachtoffer 1] en/of [naam slachtoffer 2]
en/of een dochter van die [naam slachtoffer 2] genaamd [naam slachtoffer 3] en/of
[naam slachtoffer 4] en/of een dochter van die [naam slachtoffer 4] en/of twee tot
op heden onbekend gebleven kinderen, in, althans af, is gereden en/of
- tegen meerdere marktkramen is aangereden;
(art 5 Wegenverkeerswet 1994)
2
hij op of omstreeks 18 mei 2019 te Capelle aan den IJssel
opzettelijk en wederrechtelijk
meerdere marktkramen, althans delen van meerdere marktkramen
en/of een of meer goed(eren) uit de kraam van [naam slachtoffer 6] , in elk
geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander, te weten aan [naam bedrijf]
en/of die [naam slachtoffer 6] toebehoorde(n),
heeft vernield, beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
( art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
Parketnummer: 10/191299-19
hij op of omstreeks 18 mei 2019 te Capelle aan den IJssel als bestuurder
van een motorrijtuig,(bedrijfsauto (bestelauto)), dit motorrijtuig heeft
bestuurd na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het
alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek als bedoeld in artikel 8,
derde lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 540
microgram, in elk geval hoger dan 88 microgram alcohol per liter
uitgeademde lucht bleek te zijn, terwijl voor het besturen van dat
motorrijtuig een rijbewijs was vereist en nog geen vijf jaren waren
verstreken sedert de datum waarop aan hem voor de eerste maal een
rijbewijs is afgegeven, zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18
jaar had bereikt, dan wel zijnde een datum waarop hij de leeftijd van 18
jaar nog niet had bereikt en waarop hem voor het eerst een rijbewijs van
categorie B is afgegeven;
(art 8 lid 3 ahf/sub a onder 2° Wegenverkeerswet 1994, art 8 lid 3 ahf/sub a onder 3° Wegenverkeerswet 1994)