8.3.Beoordeling
Benadeelde partij [naam benadeelde 1]
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 1] door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de kleding (vest Nike, broek River Island, schoenen Air Force One, T-shirt Nike, sokken en ondergoed) toewijzen tot een bedrag voor € 150,-. Gelet op het feit dat de post vervoerskosten door de verdachte niet is weersproken zal het gevorderde bedrag van € 109,73 worden toegewezen. De reparatiekosten voor de telefoon zullen worden toegewezen tot een bedrag van € 35,- omdat blijkens de bijgevoegde bon deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de gederfde inkomsten toewijzen tot een bedrag van € 1.000,-.
De benadeelde partij zal met betrekking tot voornoemde posten voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij zal niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van de post huishoudelijke hulp, omdat niet is gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.
Ook zal de benadeelde partij in de post studievertraging niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van dit deel van de vordering ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van deze delen van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling en standpuntwisseling tussen de benadeelde partij en de verdachte vereisen. De rechtbank is van oordeel dat om die reden de nadere behandeling van deze delen van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Deze delen van de vordering kunnen door deze beslissing nog wel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 1 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 10.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van dit deel van de vordering ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere behandeling en standpuntwisseling tussen benadeelde partij en verdachte vereisen. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kunnen door deze beslissing nog wel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht. De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 7 augustus 2019.
Omdat de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 1] (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
Affectieschade
De benadeelde partij [naam benadeelde 3] heeft een bedrag van € 5.850,79 gevorderd. Deze vordering strekt tot vergoeding van zogenoemde affectieschade en is gebaseerd op de op 1 januari 2019 in werking getreden regeling van artikel 51f, tweede lid, tweede volzin van het Wetboek van Strafvordering en artikel 6:107 van het Burgerlijk Wetboek en het daarop gebaseerde Besluit vergoeding affectieschade.
In tegenstelling tot de verdediging is de rechtbank van oordeel dat [naam benadeelde 3] als broer van het slachtoffer, omdat hij met hem in gezinsverband leeft, als naaste wel een schadevergoeding op basis van affectieschade kan verzoeken.
Eigen schuld
Voor wat betreft het verweer van de verdediging dat bij de beoordeling en begroting van de hoogte van de vordering van de affectieschade ook rekening moet worden gehouden met de eigen schuld [naam benadeelde 3] overweegt de rechtbank als volgt.
Met name op initiatief van [broer slachtoffer 2] is een afspraak georganiseerd met [naam slachtoffer 1] naar aanleiding van een conflict tussen het slachtoffer [naam slachtoffer 2] en [naam slachtoffer 1] . Op grond van de in het dossier bevindende door [broer slachtoffer 2] verstuurde WhatsApp berichten over deze afspraak, maakt de rechtbank op dat [broer slachtoffer 2] tezamen met [naam slachtoffer 3] en [naam slachtoffer 2] van plan was om [naam slachtoffer 1] in hun auto te krijgen voor een “goed gesprek” en dat als hij niet zou meewerken, hij dan wel naar de auto “gesleept zou worden”. Gelet op deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [broer slachtoffer 2] met een zekere mate van (tegen)geweld rekening had kunnen houden. [broer slachtoffer 2] heeft bij deze afspraak, die uitmondde in een vecht- en/of steekpartij, zelf ook geweld toegepast. De rechtbank is dan ook van oordeel dat de schade van [broer slachtoffer 2] mede het gevolg is van omstandigheden die deels aan hemzelf kunnen worden toegerekend, als bedoeld in artikel 6:101 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek. Dat laat onverlet dat [broer slachtoffer 2] heeft gezien dat zijn broertje, met wie hij onder één dak woont, in zijn rug was gestoken en daardoor in een levensbedreigende situatie terecht is gekomen. Gelet op het aandeel van [broer slachtoffer 2] in (de aanloop naar) de vechtpartij zal de rechtbank de gevorderde affectieschade verminderen tot een bedrag van € 2.000,-. Voor het overige zal de vordring van [broer slachtoffer 2] worden afgewezen.
De gevorderde materiële schadeposten van [broer slachtoffer 2] zullen niet ontvankelijk worden verklaard omdat hij geen rechtstreekse schade heeft geleden als gevolg van de onder 1 of 2 bewezen verklaarde strafbare feiten.
Benadeele partij [naam benadeelde 2]
De rechtbank is van oordeel dat vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij [naam benadeelde 2] door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks (materiële) schade is toegebracht. De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de kleding (broek Dsquared, riem Ferragamo, schoenen Balenciaga, sokken en ondergoed) toewijzen tot een bedrag voor € 150,-.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de gederfde inkomsten toewijzen tot een bedrag van € 1.000,-.
De benadeelde partij zal met betrekking tot voornoemde posten voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij zal voorts niet-ontvankelijk worden verklaard ten aanzien van de post die ziet op de huishoudelijke hulp omdat niet is gebleken dat deze kosten daadwerkelijk zijn gemaakt.
Ook zal de benadeelde partij in de post studievertraging niet-ontvankelijk worden verklaard.
Ten aan zien van alle bovenstaande posten geldt dat bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan, zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen, o.a. bestaande uit een nadere onderbouwing en een standpuntenwisseling tussen benadeelde partij en verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces vormt. Dit deel van de vordering kan nog wel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment en op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 10.000,-. De benadeelde partij zal voor het overige niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien de bewijsstukken ter onderbouwing van dit deel van de vordering ontoereikend zijn. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering en de omvang daarvan zou een uitgebreide nadere onderbouwing en standpuntenwisseling vereisen. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces vormt. Dit deel van de vordering kan nog wel bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 7 augustus 2019.
Omdat de vordering van de benadeelde partij [naam benadeelde 2] (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.