ECLI:NL:RBROT:2019:10258
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Vonnis over bewijslevering en bevrijdende verjaring van eigendom van berging
In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Rotterdam op 19 december 2019, is de kantonrechter geconfronteerd met een geschil over de eigendom van berging A85. De eiseres, vertegenwoordigd door mr. W.T.M. Uilhoorn, heeft de gedaagde, vertegenwoordigd door mr. F. Benjaddi van Stichting Achmea Rechtsbijstand, aangeklaagd. De kern van het geschil draait om de vraag of de gedaagde door bevrijdende verjaring eigenaar is geworden van de berging, wat inhoudt dat hij deze gedurende een periode van twintig jaar in bezit heeft gehad zonder dat de rechthebbende, in dit geval de eiseres, daartegen heeft opgetreden.
De procedure omvatte verschillende stappen, waaronder een tussenvonnis van 4 april 2019, getuigenverhoren en akten van beide partijen. De getuige, mevrouw [getuige], verklaarde dat zij in 1995 in de woning is gaan wonen en in het bezit was van een sleutel voor berging A85, maar dat zij pas later besefte dat deze sleutel bij die berging hoorde. De rechter oordeelde dat de gedaagde niet in zijn bewijslevering is geslaagd, omdat uit de getuigenverklaring niet kon worden afgeleid dat de getuige de berging voor 28 of 30 december 1997 in bezit had genomen.
De kantonrechter concludeerde dat de gedaagde niet door bevrijdende verjaring eigenaar was geworden van de berging. De primaire vordering van de eiseres werd toegewezen, en de gedaagde werd veroordeeld om de berging binnen drie dagen na betekening van het vonnis leeg en ontruimd ter beschikking te stellen aan de eiseres, met een dwangsom van € 250,- per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 25.000,-. Daarnaast werd de gedaagde veroordeeld in de proceskosten, inclusief nakosten en wettelijke rente. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.