Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.De procedure
- de dagvaarding van 7 februari 2019,
- de conclusie van antwoord,
- de brief van 4 oktober 2019 aan de zijde van de Staat met aanvulling van de ontbrekende producties bij conclusie van antwoord,
- de akte uitlaten met productie van 16 oktober 2019 aan de zijde van SFR,
- het proces-verbaal van comparitie van 31 oktober 2019 en de tijdens de comparitie van partijen overgelegde spreekaantekeningen.
2.De feiten
Het project voldoet in ieder geval niet aan de in de aanvraag genoemde criteria. Er is nadrukkelijk geen sprake van een kwalificerende opleiding in de automatisering.”
omdat de aan de subsidie verbonden voorschriften niet worden nageleefd en onjuiste informatie is verschaft”en verzocht om terugbetaling van het reeds toegekende van subsidiebedrag van ƒ 338.000,00.
3.Het geschil
4.De beoordeling
beoordelingskader
“door zijn besluit van 29 augustus 1994 tot het intrekken c.q. stopzetten van de subsidie”(kort gezegd: door het nemen van een intrekkingsbesluit). Eerder al had de rechtbank vastgesteld dat de Staat
“door het doen leggen van conservatoir beslag ten laste van SFR […] onrechtmatig jegens SFR […] heeft gehandeld.”Dit vestigt aansprakelijkheid van de Staat, maar zij hoeft alleen de schade te vergoeden die door het onrechtmatig handelen is veroorzaakt. Anders geformuleerd: er moet causaal verband bestaan tussen het onrechtmatig handelen van de Staat en de gestelde schade. De rechtbank moet dat causaal verband in deze schadestaatprocedure beoordelen.
€ 7.712,00(2 punten × tarief VIII à € 3.856,00)