ECLI:NL:RBROT:2019:1024

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2019
Publicatiedatum
12 februari 2019
Zaaknummer
ROT 18/5241
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet tijdig nemen van een besluit op aanvraag om vrijstelling van de Participatiewet

In deze zaak heeft eiser op 11 juli 2018 een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [naam gemeente] voor vrijstelling van de verplichtingen van artikel 9 van de Participatiewet. Aangezien er geen besluit werd genomen, heeft eiser op 9 oktober 2018 een beroepschrift ingediend wegens het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestuursorgaan, in dit geval verweerder, binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een besluit had moeten nemen, zoals voorgeschreven in artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank heeft geconstateerd dat de beslistermijn is overschreden. Eiser heeft verweerder op 6 september 2018 schriftelijk medegedeeld dat hij in gebreke was met het tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft uiteindelijk op 24 september 2018 de aanvraag afgewezen, maar heeft op 25 september 2018 erkend dat niet tijdig was beslist en heeft eiser een dwangsom van € 80,- toegekend.

Eiser heeft in zijn beroepschrift verzocht om verweerder te veroordelen tot het nemen van een besluit op de aanvraag. Echter, dit beroepschrift is ingediend nadat verweerder al een besluit had genomen. Hierdoor heeft eiser geen procesbelang bij het instellen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard.

De rechtbank heeft op basis van artikel 6:20, derde lid, van de Awb geoordeeld dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ook betrekking heeft op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoetkomt. Aangezien verweerder niet geheel aan eiser tegemoet is gekomen, heeft de rechtbank het beroep doorverwezen naar verweerder ter behandeling als bezwaar. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team Bestuursrecht 1
zaaknummer: ROT 18/5241
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 februari 2019 als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht in de zaak tussen

[naam eiser] , te [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. R. Moghni,
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [naam gemeente], verweerder.

Procesverloop

Op 11 juli 2018 heeft eiser bij verweerder een aanvraag om vrijstelling van de verplichtingen van artikel 9 van de Participatiewet ingediend.
Op 9 oktober 2018 heeft eiser een beroepschrift ingediend wegens het uitblijven van een besluit op de aanvraag.

Overwegingen

1. Uit artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) volgt dat het bestuursorgaan in dit geval binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een besluit dient te nemen.
2. Op grond van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb kan een beroepschrift tegen het niet tijdig nemen van een besluit worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is tijdig een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken na de dag waarop de belanghebbende het bestuursorgaan schriftelijk heeft medegedeeld dat hij in gebreke is.
3. In dit geval is de beslistermijn overschreden.
4. Eiser heeft verweerder na afloop van de beslistermijn per faxbericht van 6 september 2018 schriftelijk medegedeeld dat hij in gebreke is tijdig een besluit te nemen op zijn aanvraag.
5. Bij besluit van 24 september 2018 heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen. Bij besluit van 25 september 2018 heeft verweerder erkend dat niet tijdig is beslist op de aanvraag en heeft verweerder eiser een dwangsom van € 80,- toegekend.
6. Eiser heeft in zijn beroepschrift verzocht verweerder te veroordelen tot het nemen van een besluit op de aanvraag. Dit beroepschrift is ingediend nadat verweerder het besluit op de aanvraag had genomen. Gelet hierop heeft eiser geen procesbelang bij het instellen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank zal daarom dit beroep niet-ontvankelijk verklaren.
7. Op grond van artikel 6:20, derde lid, van de Awb heeft het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit mede betrekking op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoet komt. Op grond van het vierde lid van dit artikel kan het beroep worden verwezen naar een ander orgaan waarbij bezwaar of beroep tegen het alsnog genomen besluit aanhangig is, dan wel kan of kon worden gemaakt of ingesteld.
8. Nu verweerder niet geheel aan eiser is tegemoetgekomen verwijst de rechtbank het beroep op grond van artikel 6:20, vierde lid, van de Awb naar verweerder ter behandeling als bezwaar.
9. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, rechter, in aanwezigheid van
mr. I. Geerink-van Loon, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 13 februari 2019.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij de rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.