ECLI:NL:RBROT:2019:1024
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet tijdig nemen van een besluit op aanvraag om vrijstelling van de Participatiewet
In deze zaak heeft eiser op 11 juli 2018 een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente [naam gemeente] voor vrijstelling van de verplichtingen van artikel 9 van de Participatiewet. Aangezien er geen besluit werd genomen, heeft eiser op 9 oktober 2018 een beroepschrift ingediend wegens het uitblijven van een besluit. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bestuursorgaan, in dit geval verweerder, binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag een besluit had moeten nemen, zoals voorgeschreven in artikel 4:13 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft geconstateerd dat de beslistermijn is overschreden. Eiser heeft verweerder op 6 september 2018 schriftelijk medegedeeld dat hij in gebreke was met het tijdig nemen van een besluit. Verweerder heeft uiteindelijk op 24 september 2018 de aanvraag afgewezen, maar heeft op 25 september 2018 erkend dat niet tijdig was beslist en heeft eiser een dwangsom van € 80,- toegekend.
Eiser heeft in zijn beroepschrift verzocht om verweerder te veroordelen tot het nemen van een besluit op de aanvraag. Echter, dit beroepschrift is ingediend nadat verweerder al een besluit had genomen. Hierdoor heeft eiser geen procesbelang bij het instellen van het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
De rechtbank heeft op basis van artikel 6:20, derde lid, van de Awb geoordeeld dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit ook betrekking heeft op het alsnog genomen besluit, tenzij dit geheel aan het beroep tegemoetkomt. Aangezien verweerder niet geheel aan eiser tegemoet is gekomen, heeft de rechtbank het beroep doorverwezen naar verweerder ter behandeling als bezwaar. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.