ECLI:NL:RBROT:2019:10233

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 november 2019
Publicatiedatum
23 december 2019
Zaaknummer
10-198654-19
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewezenverklaring mishandeling van broer en moeder met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 29 november 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die beschuldigd werd van mishandeling van zijn broer en moeder. De verdachte, geboren in Turkije en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, heeft zich schuldig gemaakt aan het meermalen stompen van zijn broer in het gezicht en het toedienen van een krachtige kopstoot aan zijn moeder. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft bekend en heeft geoordeeld dat er geen feiten of omstandigheden zijn die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.

De officier van justitie had een gevangenisstraf van 120 dagen geëist, waarvan 2 weken voorwaardelijk. De rechtbank heeft echter besloten om een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 90 dagen op te leggen, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. De rechtbank heeft hierbij rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft eerder geweldsdelicten gepleegd en er zijn aanwijzingen voor psychiatrische problematiek, maar hij heeft geweigerd mee te werken aan onderzoek hiernaar.

De rechtbank heeft geconcludeerd dat de verdachte strafbaar is en dat de opgelegde straf passend is, gezien de ernst van de feiten en de houding van de verdachte. De beslissing is genomen in tegenwoordigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken op de datum van de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10-198654-19
Datum uitspraak: 29 november 2019
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak
tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats verdachte] (Turkije) op [geboortedatum verdachte] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres verdachte] te [woonplaats verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in:
Penitentiaire Inrichting Haaglanden (PPC),
raadsvrouw H. Orduseven-Semerci
,advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2019.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie, mr. A.M.L. de L’Isle, heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 2 weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
Het ten laste gelegde is door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en nadien geen vrijspraak is bepleit. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 17 augustus 2019 te Rotterdam
[naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem
- meermalen in het gezicht en op het hoofd van die [naam slachtoffer 1] te stompen en
[naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar
- met kracht een kopstoot toe te dienen.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
mishandeling, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van zijn broer en zijn moeder in de woning van zijn moeder. Hij heeft zijn broer meerdere malen in zijn gezicht en op zijn hoofd gestompt en zijn moeder een krachtige kopstoot gegeven in haar gezicht. Met zijn agressieve en onaanvaardbare gedrag heeft de verdachte inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn broer en moeder in een omgeving waar zij zich veilig hadden moeten voelen.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
31 oktober 2019, waaruit blijkt dat de verdachte niet recentelijk maar wel eerder is veroordeeld voor geweldsfeiten.
Psycholoog dr. R.A.R. Bullens heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
22 oktober 2019. Psychiater drs. A. Gosker-Venis heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 25 oktober 2019. Beide deskundigen hebben geen advies kunnen geven over de toerekenbaarheid, het recidiverisico, behandelinterventies en een passend juridisch kader, gelet op de weigering van de verdachte om mee te werken aan het onderzoek. Er zijn op basis van de beschikbare dossierinformatie en het gedrag van de verdachte wel aanwijzingen voor psychiatrische problematiek, maar er is onvoldoende informatie beschikbaar om de onderzoeksvragen te beantwoorden.
Uit de voorgeleidingsrapportage van het Leger des Heils, afdeling jeugdbescherming en reclassering, gedateerd 20 augustus 2019, komt naar voren dat bij de verdachte sprake is van psychiatrische problematiek en dat er problemen zijn op diverse leefgebieden. De verdachte ontkent zijn problematiek echter, staat niet open voor hulpverlening en geeft aan niet te zullen meewerken aan bijzondere voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Anders dan door de officier van justitie is gevorderd, acht de rechtbank het opleggen van een voorwaardelijk strafdeel niet opportuun gelet op het reclasseringsadvies, de houding van de verdachte en de periode die de verdachte reeds in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht.
Aan de verdachte zal een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor kortere duur worden opgelegd dan de tijd dat hij reeds in voorarrest heeft doorgebracht. Daarom zal de rechtbank het bevel tot voorlopige hechtenis per direct opheffen.
Alles afwegend acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van negentig dagen met aftrek van de periode die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 90 (negentig) dagen;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. I.M.A. Hinfelaar, voorzitter,
en mrs. A.M. van der Leeden en C.G.E. Prenger, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 17 augustus 2019 te Rotterdam
[naam slachtoffer 1] heeft mishandeld door hem
- meermalen, althans eenmaal, in het gezicht en/of op het hoofd van die [naam slachtoffer 1] te slaan en/of te stompen en/of
[naam slachtoffer 2] heeft mishandeld door haar
- ( met kracht) een kopstoot toe te dienen.