Uitspraak
RECHTBANK ROTTERDAM
1.Het verloop van de procedure
- de dagvaarding, met producties;
- conclusie van antwoord
Rechtbank Rotterdam
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 december 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiser], de Managing Director van [verzoekster], en [verzoekster], een besloten vennootschap die een terminalterrein voor containertransport exploiteert. [eiser] vorderde wedertewerkstelling en betaling van achterstallig loon, een bonus en een ingehouden bedrag. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er een spoedeisend belang is bij de gevorderde voorziening, maar dat de vorderingen tot betaling van achterstallig loon en bonus reeds in een bodemprocedure zijn beslist, waardoor deze vorderingen in kort geding zijn afgewezen. De vordering tot wedertewerkstelling is voorwaardelijk toegewezen, afhankelijk van de intrekking van het verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst door [verzoekster]. De kantonrechter oordeelde dat, hoewel de arbeidsovereenkomst mogelijk eindigt, het niet zinvol is om [eiser] voor een korte periode terug te laten keren naar zijn werkplek, gezien hij al meer dan een jaar niet heeft gewerkt. De rechter heeft [verzoekster] veroordeeld tot toelating van [eiser] tot zijn werkplek, met een dwangsom van € 500,- per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 50.000,-. Tevens is [verzoekster] veroordeeld in de proceskosten.