4.7[verzoeker] heeft aangevoerd dat hij ten gevolge van de kopstoot van [verweerder] letsel heeft opgelopen, bestaande uit drie beschadigde tanden, een gekneusde kaak, oorsuizen en minder gehoor aan linkerzijde (tinnitus), hoofdpijnklachten, vermoeidheidsklachten en psychische problemen. Op basis van de medische stukken kan worden vastgesteld dat [verzoeker] kort na het incident (en ook later nog) onder meer bezoeken heeft gebracht aan de huisarts, het ziekenhuis, de tandarts en psychologen. Uit deze stukken volgt naar het oordeel van de kantonrechter voorts voldoende dat [verzoeker] de klachten zoals door hem omschreven had/heeft alsmede dat deze klachten (direct dan wel indirect) een gevolg zijn van de kopstoot van [verweerder] . Anders dan door [verweerder] ter mondelinge behandeling gesteld, zijn er in de overgelegde medische stukken immers wel diagnoses te lezen. Opgemerkt wordt daarbij dat, zo blijkt uit de stukken, oorsuizen ook moeilijk is te objectiveren. Aanwijzingen dat die klachten ingebeeld, voorgewend of overdreven zijn, ziet de kantonrechter echter niet. Gesteld noch gebleken is voorts dat [verzoeker] deze klachten voor 8 oktober 2017 al had, dan wel dat deze klachten niet zijn te relateren aan het incident dat op 8 oktober 2017 heeft plaatsgevonden.
4.8.1[verzoeker] heeft aanspraak gemaakt op een voorschot ter zake van reis-en parkeerkosten, kosten voor huishoudelijke hulp/verzorging, ziektekosten, telefoon- en portokosten, kosten van rechtsbijstand en een bedrag aan smartengeld.
4.8.2De kantonrechter acht de kosten ter zake van reis- en parkeerkosten, ziektekosten en telefoon-en portokosten redelijk en toewijsbaar, nu deze kosten zijn te relateren aan de kopstoot van [verweerder] en de daaruit voortvloeiende klachten bij [verzoeker] . Voornoemde kosten zijn door [verzoeker] bovendien duidelijk gespecificeerd en onderbouwd en door [verweerder] onvoldoende gemotiveerd betwist, zodat in rechte van de juistheid daarvan wordt uitgegaan. Het voorschot op de reis- en parkeerkosten, ziektekosten en telefoon- en portokosten is dan ook toewijsbaar.
4.8.3[verweerder] heeft de verschuldigdheid van de kosten voor huishoudelijke hulp/verzorging uitdrukkelijk betwist. De kantonrechter is van oordeel, dat hoewel [verzoeker] voor zijn berekening heeft verwezen naar De Letselschade Richtlijn Huishoudelijk hulp hiermee niet, althans onvoldoende, is komen vast te staan dat [verzoeker] vòòr de kopstoot 20% van het huishouden voor zijn rekening nam en na het incident niet meer in staat was dit gedurende 13 weken te doen, alsmede dat hij in de drie weken na het incident gedurende vijf uur per dag verzorging nodig had. Het voorgaande is door [verweerder] immers betwist en door [verzoeker] niet onderbouwd, bijvoorbeeld middels overlegging van een schriftelijke verklaring van zijn moeder waaruit dit volgt. Deze schadepost is onvoldoende komen vast te staan, zodat een voorschot terzake daarvan in de onderhavige deelgeschilprocedure niet kan worden toegewezen.
4.8.4[verweerder] heeft eveneens betwist een bedrag aan smartengeld verschuldigd te zijn. De kantonrechter is van oordeel dat voldoende vaststaat dat [verzoeker] ten gevolge van de kopstoot van [verweerder] diverse lichamelijke klachten heeft gekregen, waarbij met name de tinnitus-klachten (oorsuizen) weer tot psychische klachten hebben geleid. Met name vanwege de nog steeds aanwezige tinnitus en de daaruit voortvloeiende klachten, welke langdurig van aard zijn, acht de kantonrechter een voorschot op het smartengeld ad € 4.500,- op zijn plaats.
4.8.5Een en ander betekent dat het voorschot in totaal € 5.646,93 bedraagt (betrekking hebbende op de reis- en parkeerkosten, ziektekosten, telefoon- en portokosten en het smartengeld).