5.15CTT zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de kosten van de procedure, tot op heden aan de zijde van [verweerder] vastgesteld op € 721,- aan salaris gemachtigde. Ook bij intrekking zal CTT de proceskosten van [verweerder] moeten betalen. De proceskosten van de werknemer zullen in dat geval eveneens worden vastgesteld op € 721,00 aan salaris voor de gemachtigde.
6. De beslissing
De kantonrechter:
Voor het geval de werkgever het verzoek tot ontbinding vóór 17 januari 2020 intrekt:
- veroordeelt CTT om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verweerder] te voldoen het achterstallig loon vanwege het niet toepassen van de loonsverhoging van 2% vanaf 1 januari 2019 tot aan het rechtsgeldig einde van de arbeidsovereenkomst, vermeerderd met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 van 10% voor zover het loon te laat is voldaan, alsmede met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de respectievelijke dat van opeisbaarheid van het salaris tot aan de dag van voldoening;
- veroordeelt CTT om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verweerder] te voldoen het bedrag van € 61,54 vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 oktober 2019 tot aan de dag van voldoening;
- veroordeelt CTT om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verweerder] te voldoen de bonus van € 17.595,00 bruto vermeerderd met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 van 10% alsmede met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 november 2019 tot aan de dag van voldoening;
- veroordeelt CTT in de proceskosten van [verweerder] tot aan deze uitspraak begroot op € 721,00 aan salaris voor de gemachtigde;
- verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
Voor het geval de werkgever het verzoek niet vóór 17 januari 2020 intrekt:
- ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 februari 2020;
- veroordeelt CTT om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verweerder] te voldoen de wettelijke transitie vergoeding ad € 7.800,45, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 maart 2020 tot aan de datum van voldoening;
- veroordeelt CTT om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verweerder] te voldoen een bedrag van € 100.000,- bruto aan billijke vergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 maart 2020 tot aan de datum van voldoening;
- veroordeelt CTT om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verweerder] te voldoen het achterstallig loon vanwege het niet toepassen van de loonsverhoging van 2% vanaf 1 januari 2019 tot 1 februari 2020 vermeerderd met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 van 10% alsmede met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf de respectievelijke dat van opeisbaarheid van het salaris tot aan de dag van voldoening;
- veroordeelt CTT om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verweerder] te voldoen het bedrag van € 61,54 vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 oktober 2019 tot aan de dag van voldoening;
- veroordeelt CTT om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [verweerder] te voldoen de bonus van € 17.595,00 bruto vermeerderd met de wettelijke verhoging van artikel 7:625 van 10% alsmede met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf 1 november 2019 tot aan de dag van voldoening;
- veroordeelt CTT in de proceskosten van [verweerder] tot aan deze uitspraak begroot op € 721,00 aan salaris voor de gemachtigde;
- wijst af het meer of anders gevorderde en verklaart deze beschikking wat de veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. M. Verkerk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31945