ECLI:NL:RBROT:2019:10060

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 november 2019
Publicatiedatum
18 december 2019
Zaaknummer
C/10/583284 / KG ZA 19-1016
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot afgifte van gangway afgewezen wegens onvoldoende bewijs van eigendom door eiseres

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 november 2019 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Bridges2000 B.V. en MRC Techniek Rotterdam B.V., de curator van MRC, en andere gedaagden. Bridges vorderde de afgifte van een gangway, waarvan zij stelde dat zij de eigenaar was. De rechtbank oordeelde dat Bridges onvoldoende bewijs had geleverd om haar eigendom van de gangway aan te tonen. De rechtbank wees erop dat MRC, ten tijde van de faillietverklaring, als eigenaar van de gangway werd beschouwd, en dat de eigendomsoverdracht niet meer mogelijk was na de faillietverklaring. De rechtbank concludeerde dat Bridges niet kon aantonen dat zij eigenaar was van de gangway of van de onderdelen ervan, en dat de pandrechten van de onderaannemers tegen haar konden worden ingeroepen. De vorderingen van Bridges werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de proceskosten. De uitspraak benadrukt het belang van bewijsvoering in eigendomsgeschillen en de gevolgen van faillissement voor eigendomsrechten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team handel en haven
zaaknummer / rolnummer: C/10/583284 / KG ZA 19-1016
Vonnis in kort geding van 28 november 2019
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BRIDGES2000 B.V.,
gevestigd te Rotterdam,
eiseres in conventie,
verweerster in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. A. Aaryf te Utrecht,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MRC TECHNIEK ROTTERDAM B.V.,
gevestigd te Schiedam,
gedaagde in conventie,
niet verschenen,
2.
[naam curator]
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
MRC TECHNIEK ROTTERDAM B.V.,
kantoorhoudende te Rotterdam,
gedaagde in conventie,
eiser in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. M. Kooiman te Rotterdam,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PIA AUTOMATION B.V.,
gevestigd te Tholen,
gedaagde in conventie,
verschenen bij haar bestuurder de heer [naam 1] ,
4. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MARINE REPAIR B.V.,
gevestigd te Dordrecht,
gedaagde in conventie,
verschenen bij haar bestuurder de heer [naam 2] ,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HYDRAUVISION SYSTEMS B.V.,
gevestigd te Schoondijke (gemeente Sluis),
gedaagde in conventie,
advocaat mr. I.P. de Groot te Rotterdam.
Partijen worden hierna enerzijds Bridges en anderzijds MRC, de curator, PIA, Marine Repair en Hydrauvision genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 1 november 2019, met producties en aanvullende producties;
  • de conclusie van antwoord, tevens voorwaardelijke eis in reconventie van de curator, met producties;
  • de mondelinge behandeling gehouden op 14 november 2019;
  • de pleitnota van Bridges;
- de pleitnota van Hydrauvision.
1.2.
Tijdens de mondelinge behandeling waren partijen in overleg met betrekking tot een minnelijke regeling. De voorzieningenrechter heeft daarom vonnis bepaald op heden en partijen tot 21 november 2019 in de gelegenheid gesteld alsnog tot een minnelijke regeling te komen. Bij brief van 21 november 2019 heeft Bridges de voorzieningenrechter verzocht om vonnis te wijzen.
1.3.
Vonnis is bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Bridges maakt haar bedrijf van het leveren en/of op basis van verhuur ter beschikking stellen van diverse soorten maritieme en offshore producten zoals bruggen, gangways, fenders en pontons.
2.2.
MRC is een constructiebedrijf dat zich toelegt op de reparatie en het onderhoud van machines voor algemeen gebruik en machineonderdelen.
2.3.
Bridges heeft in het verleden in opdracht van het Havenbedrijf Antwerpen N.V. (hierna: Havenbedrijf Antwerpen) werkzaamheden verricht.
2.4.
Havenbedrijf Antwerpen wenste op enig moment een bestaande loopbrug (overhaul) ten behoeve van cruiseschepen te doen renoveren en een tijdelijke loopbrug (hierna: Gangway) te doen construeren en vervolgens te huren. Havenbedrijf Antwerpen heeft hierover contact gehad met Bridges.
2.5.
Nadat was gebleken dat Bridges niet voor gunning van deze opdracht in aanmerking kwam hebben Bridges en MRC overleg gevoerd over een samenwerking, waarbij MRC zou optreden als hoofdaannemer en Bridges als onderaannemer.
2.6.
In het kader van de samenwerking tussen Bridges en MRC zijn documenten opgesteld, waaronder twee offertes van 9 februari 2017 en een “Nadere overeenkomst overhaul en tijdelijke verhuur cruiseterminal gangway, versie d.d. 18-4-2017” (hierna: de nadere overeenkomst).
2.7.
In een offerte van 9 februari 2017 van Bridges aan MRC staat het volgende vermeld:

Hierbij ontvangt u van de offerte en bevestiging op basis van contract afspraken zoals reeds voorgelegd, voor het bouwen van een zogenaamde SAB;
Bouwen in aluminium, uitschuifbaar, scharnierbaar en draaibaar € 26.000,00
(...)
U bouwt deze SAB af en eigendom blijft bij ons nadat is afgebouwd. (...) Indien akkoord ontvangen we graag uw ondertekende opdracht.
2.8.
In een andere offerte van 9 februari 2017 van Bridges aan MRC staat het volgende vermeld:

Hierbij ontvangt u van de offerte en bevestiging op basis van contract afspraken zoals reeds voorgelegd, voor het aanpassen Offshore Gangway;
Overkappen, hijsconstructie, antislip € 16.000,00
(...)
U bouwt deze Offshore Gangway af en eigendom blijft bij ons nadat is afgebouwd. (...) Indien akkoord ontvangen we graag uw ondertekende opdracht.
2.9.
In de nadere overeenkomst is voor zover hier van belang het volgende opgenomen:

Artikel 2 Uitgangspunten samenwerking
2.1
De samenwerking tussen Partijen betreft de aanbestedingen van Port of Antwerp met de referentienummers B(...) (inzake de Overhaul) respectievelijk B(...) (inzake lange termijnverhuur tijdelijke cruiseterminal gangway) en de eventueel daaruit voortvloeiende (opdracht)overeenkomsten.
2.2
Bij de inschrijving alsmede de eventuele uitvoering van de opdrachten geldt voor zover dit nodig is voor Port of Antwerp dat MRC als inschrijver c.q. hoofdaannemer is en Bridges2000 onderaannemer is.
2.3
MRC is machinefabriek en heeft eenmalig te maken met verhuur en gangways. Bridges2000 is gangway specialist en blijvend verhuurder, basis voor eenmalige samenwerking, dan wel samenwerkingen tussen MRC en BRIDGES2000.
2.4
Indien voor de lange termijn verhuur bedoelde tijdelijke cruiseterminal gangway niet wordt aangekocht tijdens het nu lopende project door Port of Antwerp, dan betaalt BRIDGES2000 in januari 2018 eenmalig een bedrag van 45.000 euro en is BRIDGES2000 vanaf dat moment 100% eigenaar van de speciaal vervaardigde cruiseterminal gangway.
2.4
Bij verkoop aan Port of Antwerp tijdens lopende project, of aan enig andere partij tijdens lopende project, zal Port of Antwerp 293.000 euro of meer betalen en zal BRIDGES2000 110.000 euro voor haar offshore Gangway ontvangen en de overige 183.000 euro marge gelijkelijk worden verdeeld tussen BRIDGES2000 en MRC.
2.5
Tijdens de gehele periode van verhuur, even lang als bedoelde verhuur termijn in overeenkomst tussen MRC en Port of Antwerp, ontvangt BRIDGES2000 3.000 euro huur per week. Hiervoor is MRC hierbij per direct een huurverplichting aangegaan, m.i.v. de huurperiode van POA.
2.6
Door MRC wordt niet betwist dat er op dit moment een bedrag openstaat ter hoogte van 42.840,- euro exclusief BTW.
2.7
Voor de het cumulatieve huurbedrag wordt factoring aangevraagd, waarbij MRC vanaf 1.8.2017 aan de factoringmaatschappij zal gaan betalen.
2.8
BRIDGES2000 zal gelijk, met andere woorden zo spoedig mogelijk overgaan tot levering van de bedoelde SAB aan MRC, nadat betaling van artikel 2.6 100% is gedaan en op de bank van BRIDGES2000 is ontvangen, dan wel € 10.000 gelijk op dinsdag 18.4.2017 en gesteld kan worden dat restant met zekerheid zal worden ontvangen voor of op vrijdag 21.4.2017.
(…)
Artikel 4 Financiële bepalingen
(…)
4.2
Voor de werkzaamheden inzake de lange termijn verhuur tijdelijke cruiseterminal gangway dient door BRIDGES2000 een aantal aanpassingen te worden gedaan de bestaande 40m lange offshore gangway en dient er een complete SAB (Ship Access Bridge) te worden vervaardigd, die BRIGDES2000 casco aan MRC zal leveren waarna assemblage door MRC zal geschieden.
4.3 (...)
Indien er gewerkt wordt met een marge bovenop de inkoopprijzen, offertes en overeenkomsten, zal deze tussen Partijen worden gedeeld overeenkomstig verdeling ½ marge voor MRC en ½ marge voor BRIDGES2000.
4.4
MRC is projectleider tijdens dit project en dient overeenkomstig deze taak goed inkoper te zijn en een positieve marge te bewaken.
4.5
MRC gaat vanaf heden een huurverplichting aan voor de offshore gangway ter hoogte van 3.000 euro exclusief BTW per week, gelijk lopend met de huurtermijnen van de voor de lange termijn verhuur bedoelde tijdelijke cruiseterminal gangway, m.i.v. de huurperiode van POA.
4.6
Indien voor de lange termijn verhuur bedoelde tijdelijke cruiseterminal gangway niet wordt aangekocht tijdens het nu lopende project door Port of Antwerp, dan betaalt BRIDGES2000 in januari 2018 eenmalig een bedrag van 45.000 euro en is BRIDGES2000 vanaf dat moment 100% eigenaar van de speciaal vervaardigde cruiseterminal gangway.
4.7
Bij verkoop aan Port of Antwerp tijdens lopende project, of aan enig andere partij tijdens lopende project, zal Port of Antwerp 293.000 euro of meer betalen en zal BRIDGES2000 110.000 euro voor haar offshore gangway ontvangen en de overige 183.000 euro marge gelijkelijk worden tussen BRIDGES2000 en MRC.
2.10.
MRC heeft de Gangway ter beschikking gesteld van het Havenbedrijf Antwerpen.
2.11.
De Gangway bestond uit drie elementen:
  • een speciaal voor Havenbedrijf Antwerpen ontworpen elektronisch koppelstuk;
  • de offshore gangway, een loopbrug tussen het koppelstuk en de schepen, (hierna: de loopbrug);
  • een casco ‘Ship access bridge’ (hierna: SAB), die de verbinding vormt tussen de wal en het koppelstuk.
2.12.
Zoals vermeld in 4.2 van de nadere overeenkomst, zijn de loopbrug en de SAB casco door Bridges geleverd aan MRC, waarna zij hieraan, al dan niet met de inzet van derden, aanpassingen heeft verricht. MRC heeft met behulp van PIA (voor de elektronica), Marine Repair (voor het staal) en Hydrauvision (voor de hydrauliek) het koppelstuk vervaardigd. MRC heeft het geheel geassembleerd tot de Gangway.
2.13.
Omstreeks februari 2018 heeft MRC ter zake van de Gangway-opdracht een vaststellingsovereenkomst gesloten met PIA, Marine Repair en Hydrauvision. In deze (ongedateerde) vaststellingsovereenkomst is de totale vordering van deze onderaannemers gefixeerd op € 440.000,00 inclusief BTW, rente en kosten. Ter zake van dat bedrag is MRC een afbetalingsregeling met die onderaannemers overeengekomen. Tot meerdere zekerheid voor de betaling van de restantschuld, heeft MRC ten gunste van de drie onderaannemers pandrechten gevestigd op de Gangway. Deze pandrechten (naar Belgisch recht) zijn op 9 februari 2018 in het daartoe bestemde register geregistreerd.
In de vaststellingsovereenkomst staat het volgende vermeld: “
MRC is eigenaar van een mobiele gangway welke zij verhuurt ..
2.14.
In 2018 is tussen Bridges en MRC een geschil ontstaan ter zake waarvan Bridges bij deze rechtbank een bodemprocedure aanhangig heeft gemaakt. In deze bodemprocedure vorderde Bridges onder meer betaling van openstaande facturen ter zake van de verhuur van de Gangway en de door haar geleverde materialen en diensten. Met betrekking tot de Gangway vorderde Bridges het volgende:

MRC te veroordelen om binnen 3 werkdagen na datum vonnis de volledige en onbeperkte eigendom van de gangway (zoals door MRC aan het Havenbedrijf ter beschikking gesteld) aan Bridges2000 en hiertoe alle benodigde leveringshandelingen te verrichten en/of hier medewerking aan te verlenen zoals maar niet beperkt tot het mededelen van deze eigendomsovergang aan het Havenbedrijf”;
2.15.
Bij vonnis van 27 maart 2019 (verbeterd op 24 april 2019) en gepubliceerd onder ECLI:NL:RBROT:2019:2918 heeft de rechtbank de vorderingen van Bridges grotendeels toegewezen.
Met betrekking tot de Gangway vermeldt het verbeterde dictumonderdeel 5.2 het volgende:

veroordeelt MRC om binnen drie werkdagen na de dag waarop dit vonnis is gewezen de eigendom van de Gangway (zoals door MRC aan Havenbedrijf Antwerpen ter beschikking gesteld) aan Bridges over te dragen en hiertoe alle benodigde leveringshandelingen te verrichten en/of hier medewerking aan te verlenen zoals, maar niet beperkt tot, het mededelen van deze eigendomsovergang aan Havenbedrijf Antwerpen
2.16.
In dit vonnis (hierna: het Vonnis) heeft de rechtbank voor zover hier van belang het volgende overwogen:
“4.1
Bridges vordert nakoming. Zij stelt daartoe - kort weergegeven - het volgende. Bridges heeft op grond van de contractuele relatie tussen partijen diverse materialen en diensten aan MRC geleverd. Voorts is MRC in de nadere overeenkomst jegens Bridges een huurverplichting aangegaan. Daarmee heeft MRC zich jegens Bridges verplicht wekelijks een bedrag van € 3.000,00 aan huurpenningen te voldoen. Bridges heeft voor de door haar geleverde materialen en diensten en ter zake van de huur facturen aan MRC doen toekomen. Een factuurbedrag van € 229.436,57 is onbetaald gebleven. Per datum dagvaarding dient dit te worden vermeerderd met een bedrag van € 9.319,61 aan wettelijke rente. Tezamen bedraagt dit € 238.756,18. Met dat bedrag verrekent Bridges het door haar per januari 2018 aan MRC verschuldigde bedrag van € 45.000,00 (zie artikelen 2.4 en 4.6 nadere overeenkomst). Per saldo resteert dan € 193.756,18. Daarnaast heeft Bridges op grond van de artikelen 2.4 en 4.6 van de nadere overeenkomst recht op levering aan haar van de Gangway.
4.2.
De vordering van Bridges zal grotendeels worden toegewezen. De rechtbank motiveert dit als volgt.
(...)
4.33.
Bij brief van 29 januari 2018 van haar toenmalige advocaat heeft Bridges MRC als volgt bericht (productie 4 bij dagvaarding):
“Op basis van artikel 2.4 en artikel 4.6 Overeenkomst is Bridges2000 gerechtigd om door middel van een eenmalige betaling van EUR 45.000,- de volledige eigendom te verkrijgen van de voor Port of Antwerp vervaardigde en aan haar verhuurde cruiseterminal gangway (hierna de “Gangway”).
Hierbij maakt Bridges2000 aanspraak op haar recht tot levering van de eigendom van de Gangway inclusief onderliggende huurovereenkomst met Port of Antwerp en verzoekt zij MRC haar volledige medewerking hieraan te verlenen. Deze medewerking dient te bestaan uit alle voor de levering van de eigendom van de Gangway noodzakelijke (rechts)handelingen zoals maar niet beperkt tot mededeling van de levering van de eigendom van de Gangway aan Port of Antwerp. Bridges2000 verzoekt en voor zover nodig sommeert zij MRC hierbij om binnen 3 dagen na heden de bijgevoegde verklaring te ondertekenen en te retourneren (scan per e-mail en origineel per post). Bij gebreke van een deugdelijke medewerking van MRC zullen wij deze medewerking gerechtelijk afdwingen.
Voor de betaling van het betreffende bedrag groot EUR 45.000,- maakt Bridges2000 aanspraak op verrekening op grond van artikel 6:127 BW. Hierbij verrekent zij dan ook het betreffende bedrag groot EUR 45.000,- met het tot op heden door MRC aan Bridges2000 verschuldigde bedrag groot EUR 186.937,98. Per saldo resteert er vervolgens een door MRC aan Bridges2000 te betalen bedrag groot EUR 141.937,98. Indien en zodra MRC voor de levering van de Gangway een factuur met BTW aan Bridges2000 doet toekomen zal de daarop verschuldigde BTW eveneens met het nog door MRC verschuldigde bedrag worden verrekend.
Gelet op het feit dat de inhoud van dit schrijven is gericht op rechtsgevolg doen wij MRC dit schrijven rechtstreeks toekomen met een kopie aan haar advocaat mr. R. Slotboom.”
(...)
4.35.
De vordering van Bridges om MRC te veroordelen haar medewerking te verlenen aan overdracht van de eigendom van de Gangway aan Bridges zal de rechtbank toewijzen. Bridges kan daar ingevolge hetgeen partijen zijn overeengekomen immers aanspraak op maken.
4.36.
De rechtbank zal de veroordeling van MRC om haar medewerking te verlenen aan overdracht van de eigendom van de Gangway echter niet versterken met een dwangsom. Bridges heeft niet weersproken dat MRC ten behoeve van drie (andere) onderaannemers pandrecht(en) op de Gangway heeft gevestigd. Zolang die onderaannemers nog niet volledig zijn afbetaald, zal het voor MRC naar redelijke verwachting niet mogelijk zijn om het daarheen te leiden dat Bridges zoals zij vordert "de volledige en onbeperkte eigendom van de Gangway" verkrijgt. Een dwangsom kan worden opgelegd om een prikkel tot nakoming te vormen. Een dwangsom behoort niet te worden opgelegd daar waar nakoming (nog) niet mogelijk is.
2.17.
Bij vonnis van 12 maart 2019 is MRC in staat van faillissement verklaard met benoeming van de curator als zodanig. Op het moment van de faillietverklaring was de bodemprocedure in staat van wijzen.
2.18.
In het faillissement is tweemaal een afkoelingsperiode van twee maanden gelast.
2.19.
Op 6 mei 2019 heeft Bridges tegen het Vonnis hoger beroep ingesteld. In de appeldagvaarding heeft Bridges gevorderd om het Vonnis te vernietigen en de vorderingen van Bridges in eerste aanleg alsnog volledig toe te wijzen. Het hoger beroep is nog niet aangebracht. De curator heeft om schorsing van het hoger beroep verzocht.
2.20.
Bij brief van 31 juli 2019 heeft de curator aan Bridges meegedeeld dat hij niet kan overgaan tot afgifte van de Gangway, aangezien hij er gelet op het Vonnis en de in de bodemprocedure door partijen ingenomen standpunten van uitgaat dat de Gangway ten tijde van de faillietverklaring eigendom was van MRC, zodat het fixatiebeginsel van artikel 20 Faillissementswet (Fw) aan de levering van de Gangway in de weg staat. Hierbij heeft de curator erop gewezen dat MRC in het Vonnis is veroordeeld tot overdracht en dat Bridges dat ook had gevorderd.
2.21.
De Gangway bevindt zich (in gedemonteerde staat) onder Havenbedrijf Antwerpen.
2.22.
De curator heeft de Gangway laten taxeren. De taxatiewaarde bedraagt € 50.000,- bij liquidatie en € 270.000,- bij onderhandse verkoop.
2.23.
In een e-mail van 3 april 2019 heeft Havenbedrijf Antwerpen aan de advocaat van Bridges heeft Havenbedrijf Antwerpen laten weten het dispuut tussen Bridges en MRC/de curator met betrekking tot de eigendom van de Gangway af te wachten.
2.24.
Op 29 april 2019 heeft het Havenbedrijf Antwerpen een vordering van € 38.047,68 ingediend bij de curator. Volgens de verklaring van het Havenbedrijf is de vordering bevoorrecht op grond van de artikelen 17 en 20,4 van de (Belgische) Hypotheekwet.
2.25.
Bij e-mail van 17 oktober 2019 heeft de advocaat van de curator aan de advocaat van Bridges gevraagd of zij bereid is medewerking te verlenen aan (commerciële) verkoop van de Gangway. In antwoord hierop heeft de advocaat van Bridges laten weten dat Bridges eigenaar is van de Gangway en dat zij deze zo snel mogelijk in haar bezit wenst te krijgen.

3.Het geschil

3.1.
In conventie vordert Bridges, samengevat:
I.
primair: gedaagden te veroordelen binnen drie dagen na betekening van dit vonnis schriftelijk opdracht te geven aan het Havenbedrijf Antwerpen tot afgifte en vrijgave aan Bridges van de Gangway, bestaande uit 1) een SAB, 2) een offshore gangway en 2) een elektrisch koppelstuk in zijn geheel of gedeeltelijk welke door het Havenbedrijf Antwerpen via een huurovereenkomst met MRC in gebruik is geweest en zich bevindt in de macht van Havenbedrijf Antwerpen, met bepaling dat indien gedaagden weigerachtig zijn om aan deze veroordeling te voldoen, dit vonnis in de plaats treedt van de instemmende wilsverklaring van gedaagden, inhoudende vervangende toestemming om de Gangway aan Bridges af te geven c.q. vrij te geven zodat Bridges [na] deze afgifte en vrijgave vrijelijk, kosteloos, onbezwaard en onbeperkt over de Gangway kan beschikken;
subsidiair: gedaagden te verbieden om de Gangway te verplaatsen te vervreemden of bezwaren en alle handelingen te staken en gestaakt te houden die Bridges – met betrekking tot de Gangway in relatie tot het eigendomsvraagstuk en het betwiste pandrecht – in haar vermogen kunnen raken totdat in de procedure in hoger beroep tegen (de voorzieningenrechter begrijpt:) het Vonnis van 27 maart 2019 onherroepelijk uitspraak is gedaan over het vraagstuk bij wie de eigendom van de Gangway rust, zulks op straffe van een eenmalig hoofdelijk te verschijnen boete van € 1.000.000,-;
II. gedaagden hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 50.000,- als voorschot op vergoeding van de schade die Bridges lijdt en heeft geleden als gevolg van het door toedoen van gedaagden niet kunnen beschikken over de Gangway; althans tot betaling van een in goede justitie te bepalen geldbedrag;
een en ander met (hoofdelijke) veroordeling van gedaagden in de proceskosten.
3.2.
Aan deze vordering legt Bridges het volgende ten grondslag.
Bridges is eigenaar van de Gangway, althans van ten minste twee van de drie delen ervan, en zij heeft daarom recht op afgifte van de Gangway. De in het Vonnis neergelegde veroordeling tot overdracht moet dan ook worden uitgelegd als een verplichting van MRC om mee te werken aan de teruggave van de Gangway aan Bridges. De pandrechten van PIA, Marine Repair en Hydrauvision zijn ongeldig, aangezien MRC ten tijde van de vestiging ervan niet beschikkingsbevoegd was. Indien de vordering tot afgifte niet toewijsbaar is, heeft Bridges er recht op en belang bij dat het de curator, PIA, Marine Repair en Hydrauvision wordt verboden om de Gangway te verplaatsen, te vervreemden of te bezwaren.
Aangezien Bridges door toedoen van gedaagden niet over de Gangway kan beschikken, loopt zij huurinkomsten mis. Zij heeft daarom een spoedeisend belang bij de toewijzing van haar vorderingen. Daarnaast heeft Bridges recht op betaling van € 50.000,- als voorschot op de vergoeding van de door haar geleden schade.
3.3.
De verschenen gedaagden voeren ieder voor zich – maar met verwijzing naar elkaar – gemotiveerd verweer en concluderen tot afwijzing van het gevorderde.
3.4.
In voorwaardelijke reconventie, voor het geval in conventie de primaire vordering onder I. wordt toegewezen, vordert de curator Bridges te veroordelen tot betaling van € 11.720,00 aan de curator, bij wijze van boedelbijdrage, met veroordeling van Bridges in de proceskosten.
3.5.
Bridges voert hiertegen verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
In deze procedure moet worden beoordeeld of het in zodanig hoge mate waarschijnlijk is dat de vorderingen van Bridges in een bodemprocedure worden toegewezen dat het verantwoord is daarop bij wijze van voorziening bij voorraad vooruit te lopen. Dit betekent dat de primaire, dan wel subsidiaire vordering onder I. alleen kan worden toegewezen indien met de vereiste mate van zekerheid kan worden aangenomen dat Bridges eigenaar is van Gangway en dat de pandrechten van PIA, Marine Repair en Hydrauvision niet tegen haar kunnen worden ingeroepen. Daarnaast moet worden beoordeeld of Bridges – met inachtneming van de eisen die in kort geding gelden voor toewijzing van een geldvordering – aanspraak kan maken op een bedrag van € 50.000,- als voorschot op de door haar gestelde schade.
Spoedeisend belang
4.2.
Aangezien Bridges aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd dat zij eigenaar is van de Gangway en dat de curator voornemens is deze te gelde te maken, heeft zij bij haar vordering een voldoende spoedeisend belang.
MRC
4.3.
Bridges heeft haar vordering ingesteld tegen zowel MRC als tegen de curator.
Aangezien de grondslag van de vordering van Bridges gelegen is in de door haar gestelde eigendom van (een gedeelte van) de Gangway en op vergoeding van de door haar gestelde schade, had zij de vordering op grond van artikel 25 Fw uitsluitend tegen de curator moeten instellen. De vorderingen tegen MRC zijn daarom ongegrond en deze worden dus afgewezen.
Eigendom Gangway
4.4.
Aangezien MRC vóór het wijzen van Vonnis failliet is gegaan en eigendomsoverdracht daardoor niet meer mogelijk is, dient beoordeeld te worden of Bridges, zoals zij stelt, eigenaar is van de Gangway. Indien dat het geval is, moet de curator de Gangway aan haar afgeven. Dit staat tussen partijen terecht niet ter discussie.
4.5.
In dictumonderdeel 5.2 van het Vonnis is MRC veroordeeld om de eigendom van de Gangway aan Bridges over te dragen. Hieruit volgt dat naar het oordeel van de rechtbank MRC op dat moment, en dus ook ten tijde van de faillietverklaring, eigenaar was van de Gangway. Deze veroordeling sluit ook aan bij de vorderingen van Bridges in de bodemprocedure en het hoger beroep, waarin zij levering (eigendomsoverdracht) van de Gangway heeft gevorderd. Deze vorderingen impliceren dat zij in die procedures het standpunt heeft ingenomen dat zij geen eigenaar was van de Gangway, althans dat zij in ieder geval niet de volledige eigendom had.
4.6.
In dit kort geding heeft Bridges het standpunt ingenomen dat zij desalniettemin wel eigenaar is van de Gangway, althans van twee onderdelen ervan. Het ligt op haar weg om feiten of omstandigheden naar voren te brengen waaruit zou moeten volgen dat – in weerwil van het Vonnis – die eigendom wel bij haar rust.
4.7.
Vast staat dat MRC de Gangway heeft verhuurd aan Havenbedrijf Antwerpen en dat MRC zich daarmee naar buiten toe heeft gepresenteerd als rechthebbende op de Gangway. Dat het volgens Bridges van begin af aan de bedoeling was dat zij de Gangway zou verhuren aan Havenbedrijf Antwerpen, maar dat zij er noodgedwongen voor heeft gekozen om te werken door middel van een samenwerkingsconstructie waarbij MRC hoofdaannemer was en Bridges onderaannemer, is voor de eigendomskwestie niet relevant. Gelet op het objectieve karakter van het goederenrecht dient de eigendom te volgen uit de feiten die naar buiten toe kenbaar zijn.
4.8.
Bridges beroept zich allereerst op artikel 4.6 van de nadere overeenkomst (zie 2.9), waar staat dat Bridges in januari 2018 na betaling van € 45.000,- (op dat moment) 100% eigenaar van de Gangway wordt. Dit betoog kan niet worden gevolgd. Om na de betaling/verrekening in januari 2018 eigenaar te worden, diende een leveringshandeling (bezitsverschaffing) plaats te vinden. Bridges heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht waaruit volgt dat een dergelijke handeling – bijvoorbeeld op de voet van artikel 3:115 sub c BW, die zij in de bodemprocedure vorderde – heeft plaatsgevonden, ook niet na het verzoek daartoe van 28 januari 2018 van de voormalig advocaat van Bridges, geciteerd in rov. 3.33 van het Vonnis.
4.9.
Bridges heeft voorts gesteld dat zij eigenaar is gebleven van de (van haar afkomstige) loopbrug en de SAB en dat zij daarom, door natrekking, ook eigenaar is geworden van het koppelstuk en daarmee van de gehele Gangway. Ook dit is tegenover de betwisting door gedaagden niet aannemelijk geworden.
4.10.
Bridges heeft de loopbrug en de SAB casco geleverd aan MRC, waarna MRC daaraan aanpassingen heeft verricht en deze met het koppelstuk heeft geassembleerd tot de Gangway. Bridges beroept zich op het eigendomsvoorbehoud (volgens haar verklaring een standaardvoorwaarde) dat is opgenomen in de offertes voor de loopbrug en de SAB (zie 2.7 en 2.8). De offertes zijn evenwel niet ondertekend door MRC en in de nadere overeenkomst is ook geen eigendomsvoorbehoud opgenomen. In 2.8 van die overeenkomst staat ten aanzien van de SAB juist dat Bridges die aan MRC levert.
4.11.
Bridges heeft zich tegenover het verweer van gedaagden ook niet uitgelaten over wat de gevolgen van de aanpassingen en assemblage zijn voor de door haar gestelde eigendom. Niet valt uit te sluiten dat sprake is van zaaksvorming met betrekking tot de SAB en/of de loopbrug.
4.12.
Zonder nadere toelichting die Bridges niet heeft gegeven, kan de door haar gestelde eigendom van de SAB en de loopbrug ook niet worden afgeleid uit rov. 4.29 en 4.32 van het Vonnis. Daar is enkel een gespreksverslag weergegeven, waaruit volgt dat Bridges het recht op koop had. De in de dagvaarding ingenomen stelling dat de in de nadere overeenkomst vermelde koopprijs van € 45.000,00 enkel betrekking had op het koppelstuk en dat Bridges daarom al eigenaar was van de overige delen wordt ook nergens door bevestigd en ter zitting heeft Bridges bovendien weer een ander standpunt ingenomen over de achtergrond van de € 45.000,-.
4.13.
Ook indien zou komen vast te staan dat Bridges wel eigenaar was van de SAB en de loopbrug, volgt daaruit nog niet dat zij ook eigenaar is van de gehele Gangway. Gedaagden hebben de stelling van Bridges dat de SAB en/of de loopbrug het hoofdbestanddeel van de Gangway zijn gemotiveerd betwist. Zij hebben betoogd dat juist het door MRC vervaardigde koppelstuk de hoofdzaak is, aangezien dat deel “het brein en de spieren” van de Gangway vormt en ook 70% van de waarde zou vertegenwoordigen. Wie van partijen op dit punt gelijk heeft, kan zonder nader onderzoek – waarvoor de procedure in kort geding zich niet leent – niet worden vastgesteld.
4.14.
De slotsom van het voorgaande is dat Bridges onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zij eigenaar is van de Gangway en/of van de SAB en de loopbrug. Dit betekent dat de onder I. primair gevorderde afgifte moet worden afgewezen. Hierbij merkt de voorzieningenrechter nog op dat Bridges niet heeft onderbouwd op welke grond die afgifte ten aanzien van PIA, Marine Repair en Hydrauvision zou kunnen worden toegewezen.
4.15.
In het verlengde van de afwijzing van de afgifte moet ten aanzien van de curator ook het subsidiair onder I. gevorderde verbod worden afgewezen. Nu Bridges de door haar gestelde eigendom niet aannemelijk heeft gemaakt, kan zij de curator niet verbieden de Gangway te vervreemden, bezwaren of verplaatsen. Daar komt bij dat Bridges in het door haar gestelde hoger beroep opnieuw levering vordert en in dat hoger beroep, gelet op de door de curator verzochte schorsing, ook niet op korte termijn een uitspraak te verwachten is.
Pandrechten
4.16.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen met betrekking tot de eigendom van de Gangway en de onderdelen ervan, neemt de voorzieningenrechter tot uitgangspunt dat ook ten tijde van de verpanding Bridges geen eigenaar was van de Gangway. Dit betekent dat niet aannemelijk is geworden dat MRC ten tijde van de verpanding beschikkingsonbevoegd was en dat de pandrechten van PIA, Marine Repair en Hydrauvision tegen Bridges kunnen worden ingeroepen. Op grond van hiervan moet het subsidiair onder I. gevorderde verbod ook ten aanzien van deze partijen worden afgewezen.
4.17.
Ten overvloede overweegt de voorzieningenrechter dat, indien zou komen vast te staan dat Bridges ten tijde van de verpanding eigenaar was van de Gangway en dat MRC ten tijde van de verpanding (deels) beschikkingsonbevoegd was, dan geldt dat niet valt uit te sluiten dat PIA, Marine Repair en Hydrauvision naar Belgisch recht mogelijk aanspraak kunnen maken op derdenbescherming. Uit niets blijkt dat PIA, Marine Repair en Hydrauvision op de hoogte waren van de door Bridges gestelde eigendom.
Geldvordering
4.18.
Nu de gestelde eigendom van Bridges onvoldoende aannemelijk is, moet ook haar geldvordering worden afgewezen. Hierbij merkt de voorzieningenrechter nog op dat Bridges niet heeft onderbouwd waarom PIA, Marine Repair en Hydrauvision hoofdelijke aansprakelijkheid zouden hebben voor de gestelde schade. Tot slot heeft Bridges de door haar gestelde schade ook niet onderbouwd en ook niet aannemelijk gemaakt dat zij de voor Havenbedrijf Antwerpen op maat gemaakte Gangway werkelijk had kunnen verhuren. Dit betekent dat de geldvordering hoe dan ook zou zijn afgewezen en de kosten terzake nodeloos zijn gemaakt.
Slotsom en proceskosten
4.19.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat alle vorderingen van Bridges moeten worden afgewezen. Zij zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten worden als volgt begroot:
  • aan de zijde van MRC op nihil;
  • aan de zijde van de curator op € 1.894,00, waarvan € 914,00 aan griffierecht en € 980,00 aan salaris advocaat;
  • aan de zijde van Hydraulics op eveneens € 2.972,00, waarvan € 1.992,00 aan griffierecht en € 980,00 aan salaris advocaat;
  • aan de zijde van PIA en Marine Repair voor ieder op € 1.992,00 aan griffierecht;
Voorwaardelijke reconventie
4.20.
Aangezien de gevorderde afgifte in conventie wordt afgewezen behoeft de voorwaardelijk ingestelde vordering in reconventie geen beoordeling meer.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt Bridges in de proceskosten:
aan de zijde van MRC begroot op nihil;
aan de zijde van de curator begroot op € 1.894,00;
aan de zijde van PIA begroot op € 1.992,00;
aan de zijde van Marine Repair begroot op € 1.992,00;
aan de zijde van Hydraulics begroot op € 2.972,00.
5.3.
veroordeelt Bridges in de na dit vonnis voor de curator ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Bridges niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak;
5.4.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.F.L. Geerdes en in het openbaar uitgesproken op 28 november 2019.
3077/676