ECLI:NL:RBROT:2018:9806

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 november 2018
Publicatiedatum
29 november 2018
Zaaknummer
7244409
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Proces-verbaal
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot herstel van arbeidsovereenkomst en billijke vergoeding in arbeidszaak

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 21 november 2018 uitspraak gedaan in een arbeidszaak tussen [verzoeker] en de naamloze vennootschap Reinis N.V. [verzoeker] verzocht om herstel van de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2018, alsook om een billijke vergoeding van € 75.000,00. De kantonrechter heeft de mondelinge behandeling geleid en partijen de gelegenheid gegeven om hun standpunten toe te lichten. Na een schorsing van de zitting om partijen de kans te geven tot een vergelijk te komen, heeft de kantonrechter vastgesteld dat partijen er niet in zijn geslaagd om tot een oplossing te komen.

De kantonrechter heeft vervolgens de gronden van de beslissing uiteengezet. Er was geen geschil over de noodzaak van de wijziging van de organisatiestructuur van Reinis, noch over het vervallen van de functie van [verzoeker]. De kantonrechter concludeerde dat de werkzaamheden van [verzoeker] daadwerkelijk waren komen te vervallen door de reorganisatie. Het was niet redelijk te verwachten dat Reinis een nieuwe functie zou creëren om [verzoeker] in dienst te houden. De kantonrechter oordeelde dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst niet in strijd was met artikel 7:669 lid 1 jo 3 onderdeel b BW, en wees zowel het primaire als het subsidiaire verzoek van [verzoeker] af. Ook het verzoek om een billijke vergoeding werd afgewezen, omdat Reinis niet in strijd met artikel 7:669 lid 3 onder a BW had gehandeld. De proceskosten werden gecompenseerd.

De uitspraak werd gedaan door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

zaaknummer: 7244409 \ VZ VERZ 18-21109
datum: 21 november 2018
proces-verbaal van mondelinge uitspraak ex artikel 30p Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam
in de zaak van
[verzoeker] ,
woonplaats: [woonplaats] ,
verzoeker,
gemachtigde: mr. D.H.P.M. Müskens,
tegen
de naamloze vennootschap
Reinis N.V.,
gevestigd te: Spijkenisse,
verweerster,
gemachtigde: mr. F.W. van Herk.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [verzoeker] ” en “Reinis”.
Aanwezig is mr. A.J.M. van Breevoort, kantonrechter, bijgestaan door mr. H.C.C. Kan, griffier.
Na uitroeping van de zaak verschijnen:
- [verzoeker] in persoon, bijgestaan door de gemachtigde;
- Namens Reinis de heren [vertegenwoordiger 1] en [vertegenwoordiger 2] , bijgestaan door de gemachtigde.
De kantonrechter gaat over tot de mondelinge behandeling van het verzoek.
[verzoeker] heeft – kort gezegd – primair verzocht de arbeidsovereenkomst met Reinis met terugwerkende kracht vanaf 1 augustus 2018 te herstellen, subsidiair de arbeidsovereenkomst te herstellen en voorzieningen te treffen omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst en meer subsidiair Reinis te veroordelen om aan [verzoeker] te betalen een billijke vergoeding van € 75.000,00, onder verbeurte van een dwangsom en betaling van het achterstallig salaris, alsmede in de kosten van de procedure.
Ter zitting hebben partijen hun standpunten nader toegelicht en vragen van de kantonrechter beantwoord en hebben de gemachtigden zich bediend van een pleitnota. De kantonrechter heeft partijen in de gelegenheid gesteld te bezien of zij tot een vergelijk konden komen en daartoe de zitting geschorst. Vervolgens hebben partijen de kantonrechter te kennen gegeven dat zij er in der minne niet uitgekomen zijn. Daarna heeft de kantonrechter zijn voornemen geuit om op de voet van artikel 30p van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering in aanwezigheid van beide partijen mondeling uitspraak te doen. Met instemming van partijen heeft de kantonrechter de zitting voor korte tijd geschorst. Vervolgens heeft de kantonrechter mondeling uitspraak gedaan. De uitspraak luidt als volgt.

1.De gronden van de beslissing

1.1.
Niet in geschil tussen partijen is de noodzaak van de wijziging van de organisatiestructuur van Reinis. Voorts is tussen partijen niet in geschil dat de functie van [verzoeker] is komen te vervallen en dat dit een unieke functie betrof.
1.2.
Wat partijen verdeeld houdt is de vraag of de werkzaamheden van [verzoeker] zijn komen te vervallen.
1.3.
De kantonrechter beantwoordt die vraag bevestigend. Nog afgezien van het feit dat Reinis het aantal MKB klanten wil afbouwen en zich volledig is gaan richten op het inzamelen van publiek afval, is komen vast te staan dat de werkzaamheden die nog betrekking hebben op MKB klanten door de organisatiewijziging direct terecht zijn gekomen in de lijn stafstructuur, waardoor deze werkzaamheden zonder tussenkomst van een accountmanager sales afgewerkt kunnen worden. Het feit dat er op dit moment nog 400 zakelijke klanten bestaan, maakt dit niet anders.
1.4.
De wijziging van de organisatiestructuur waarbij de afdeling SMC in zijn geheel is opgeheven, brengt met zich dat de arbeidsplaats zoals die daar bestond noodzakelijkerwijs is komen te vervallen.
1.5.
Het kan van een werkgever niet verwacht worden dat hij bij het vervallen van een arbeidsplaats een nieuwe functie creëert uitsluitend om ervoor zorg te dragen dat er voor een werknemer een functie blijft bestaan binnen de onderneming.
1.6.
Het feit dat de gemeente Nissewaard enig aandeelhouder is van Reinis brengt niet noodzakelijkerwijs met zich dat Reinis had moeten onderzoeken of [verzoeker] in een functie bij de gemeente te werk gesteld had moeten worden.
1.7.
De kantonrechter is met [verzoeker] van oordeel dat op het moment dat de vacature voor een bedrijfsleider werd opengesteld het aannemelijk is dat in het concept van de wijziging van de structuur van de organisatie, de functie van [verzoeker] zou komen te vervallen. De kantonrechter is van oordeel dat [verzoeker] niet over de leidinggevende vaardigheden beschikt zoals die in de functie-eisen werden gesteld waarbij leiding moest worden gegeven aan 65 werknemers. Op grond daarvan rustte op Reinis niet de verplichting om [verzoeker] te wijzen op deze functie of te onderzoeken of hij voor deze functie in aanmerking zou kunnen komen. Een oordeel over het opleidingsniveau kan daardoor buiten beschouwing blijven.
1.8.
Het vorenstaande leidt ertoe dat niet geoordeeld kan worden dat de arbeidsovereenkomst in strijd met artikel 7:669 lid 1 jo 3 onderdeel b BW is opgezegd, zodat het verzoek om de arbeidsovereenkomst door Reinis te herstellen moet worden afgewezen. Zowel het primaire als het subsidiaire verzoek wordt afgewezen.
1.9.
Nu Reinis niet in strijd met artikel 7:669 lid 3 onder a BW heeft gehandeld, zal het toekennen van een billijke vergoeding zoals bedoeld in artikel 7:682 lid 1 onder b BW eveneens worden afgewezen.
1.10.
De overige daarmee samenhangende verzoeken zullen eveneens worden afgewezen.
1.11.
De kantonrechter acht termen aanwezig om de proceskosten tussen partijen te compenseren.

2.De beslissing

De kantonrechter,
wijst de verzoeken van [verzoeker] af;
bepaalt dat partijen ieder de eigen kosten van deze procedure dragen.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J.M. van Breevoort en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.