ECLI:NL:RBROT:2018:9737

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 november 2018
Publicatiedatum
27 november 2018
Zaaknummer
10/153315-18 en 10/199569-18 (gevoegd)
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak en veroordeling voor woninginbraak en poging tot woninginbraak met veelvuldige recidive

Op 22 november 2018 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van woninginbraak en poging tot woninginbraak. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van het tweede feit, omdat de herkenning door verbalisanten onvoldoende bewijs opleverde. De rechtbank oordeelde dat de camerabeelden van onvoldoende kwaliteit waren om een herkenning te baseren, en dat er naast de verklaringen van de aangevers onvoldoende bewijs was voor een bewezenverklaring van dit feit.

Voor het eerste feit, de woninginbraak, oordeelde de rechtbank dat er wel voldoende bewijs was. De verdachte was samen met anderen betrokken bij de inbraak in een woning, waarbij sieraden werden weggenomen. De rechtbank concludeerde dat de verdachte zich samen met een ander schuldig had gemaakt aan de woninginbraak, en dat hij daarbij een bijdrage van voldoende gewicht had geleverd.

De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 11 maanden op, rekening houdend met de ernst van de feiten en de veelvuldige recidive van de verdachte. Daarnaast werd de in beslag genomen fiets verbeurd verklaard, omdat deze was gebruikt bij de inbraak. De vorderingen van de benadeelde partijen werden deels toegewezen, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan een benadeelde partij.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummers: 10/153315-18 en 10/199569-18 (gevoegd)
Datum uitspraak: 22 november 2018
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de gevoegde zaken tegen de verdachte:
[naam verdachte] ,
geboren te [geboorteland verdachte] op [geboortedatum verdachte] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in Veldzicht Vreemdelingen te Balkbrug,
raadsman mr. R.T. Schrama, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 8 november 2018.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaardingen. De rechtbank heeft de feiten die in de gevoegde dagvaardingen zijn opgenomen van een doorlopende nummering voorzien. Die nummering zal worden aangehouden in dit vonnis. De teksten van de tenlasteleggingen zijn als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van hetgeen onder 1 primair, 2 en 3 ten laste is gelegd;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest;
  • verbeurdverklaring van de onder de verdachte inbeslaggenomen fiets;
  • oplegging van een schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van de hierna te noemen slachtoffers.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak feit 2
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat dit feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Daartoe is aangevoerd dat verbalisanten verdachte hebben herkend als de man die zichtbaar is op
stillsvan camerabeelden en die betrokken zou zijn bij de woninginbraak aan het [adres delict 1] te Rotterdam.
4.1.2.
Beoordeling
Het dossier bevat verklaringen van de aangevers, processen-verbaal van het uitkijken van de camerabeelden van de centrale toegangshal van de flat waarin de betreffende woning zich bevindt en van de camerabeelden van de openbare weg in de directe omgeving van deze woning. Verbalisanten hebben in een proces-verbaal van bevindingen van 21 juli 2018 gerelateerd dat zij op camerabeelden zien dat een man in een geel T-shirt op enig moment zonder tas de flat aan het [adres delict 1] betreedt, naar boven loopt en 45 minuten later de flat verlaat met een tas in zijn hand. Later blijkt dit de tas van aangeefster [naam slachtoffer 1] te zijn. De man in het gele T-shirt wordt aan de hand van een screenshot van de camerabeelden door verbalisanten herkend als de verdachte.
De rechtbank stelt vast dat de camerabeelden zich niet in het dossier bevinden en dat de herkenning door de verbalisanten gedaan is aan het hand van de zich in het dossier bevindende
stillsvan die camerabeelden. Naar het oordeel van de rechtbank zijn deze
stillsechter van onvoldoende kwaliteit om daar een herkenning op te baseren, ook omdat daarop het gezicht van de man in het gele T-shirt niet of nauwelijks is te onderscheiden. Nu de verklaringen van de verbalisanten evenmin onderscheidende kenmerken bevatten die tot de herkenning hebben geleid, kunnen deze herkenningen niet strekken tot het bewijs van het ten laste gelegde.
Nu de herkenningen niet voor het bewijs worden gebruikt, is er naast de verklaringen van aangevers onvoldoende bewijs voor een bewezenverklaring van dit feit.
4.1.3.
Conclusie
Hetgeen ten laste is gelegd onder 2 is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt, in navolging van het betoog van de verdediging, daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering feit 1
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit.
Daartoe is in de eerste plaats aangevoerd dat de verdachte stellig ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan dit feit en dat hij daartoe bij de politie een uitgebreide verklaring heeft afgelegd. In de tweede plaats is de doorzoeking van de schoudertas van de verdachte onrechtmatig geweest, zodat er sprake is van een vormverzuim. De in die schoudertas aangetroffen voorwerpen dienen te worden uitgesloten van het bewijs. Alsdan resteert onvoldoende bewijs. Er is bovendien geen sprake van medeplegen. Indien en voor zover al kan worden vastgesteld dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte(n), kan niet worden vastgesteld wat de bijdrage van de verdachte aan het misdrijf zou zijn geweest.
4.2.2.
Beoordeling
Op 2 augustus 2018 ziet getuige [naam getuige] drie mannen de [adres delict 2] in komen fietsen. Twee mannen betreden het portiek aan de [adres delict 2] . De derde man blijft buiten, naar de getuige vermoedt, om op de uitkijk staan. Op het moment dat verbalisanten ter plaatse komen zien zij de verdachte uit het portiek ter hoogte van de [adres delict 2] komen. Getuige [naam getuige] wijst de verdachte aan als één van de inbrekers. Daarop heeft de verbalisant een onderzoek ingesteld in de schoudertas van de verdachte. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat daarvoor geen wettelijke grondslag bestond, ten gevolge waarvan hetgeen in die tas is aangetroffen, te weten twee zogenoemde ‘flippers’, dient te worden uitgesloten van het bewijs. Dit is anders ten aanzien van de Bahco schroefsleutel en het cilinderslot. Deze zijn tijdens de latere, rechtmatige insluitingsfouillering aangetroffen in de tas van de verdachte en de gevolgen van het eerdere vormverzuim strekken zich niet uit tot de insluitingsfouillering. Dat de Bahco schroefsleutel en het cilinderslot al op een eerder moment door de verbalisanten zijn gezien of aangetroffen blijkt niet uit de op ambtseed opgemaakte processen-verbaal. De rechtbank verwerpt in zoverre het beroep van de verdediging op uitsluiting van de Bahco schroefsleutel en het cilinderslot van het bewijs.
Na het betreden van het portiek zijn door verbalisanten meerdere braaksporen aangetroffen aan de woning [adres delict 2] . Vervolgens is in de woning de medeverdachte [naam medeverdachte] aangetroffen met een tas vol met sieraden op zijn lichaam, waarvan later is gebleken dat het merendeel van deze sieraden toebehoort aan de bewoners van die woning. Op basis hiervan is de rechtbank van oordeel dat tussen de verdachte en zijn medeverdachte die in de woning is aangetroffen, sprake is geweest van een gezamenlijke uitvoering en een nauwe en bewuste samenwerking, waaraan de verdachte een bijdrage van voldoende gewicht heeft geleverd.
Ter plaatse heeft de verdachte verklaard dat hij bij een vriend vandaan kwam, maar dat hij niet wist in welke woning hij was geweest. Bij de politie en ter terechtzitting heeft de verdachte elke betrokkenheid ontkend. Hij heeft verklaard dat hij die dag alleen was en naar een doktersafspraak was gegaan, dat hij in de buurt van de [adres delict 2] liep en uit het niets om zijn legitimatie werd gevraagd, waarna hij werd aangehouden. De rechtbank stelt vast dat de verdachte wisselende verklaringen heeft afgelegd omtrent zijn aanwezigheid. Die verklaringen staan bovendien haaks op hetgeen de onafhankelijke getuige [naam getuige] heeft verklaard. Haar verklaring wordt bovendien ondersteund door de overige bewijsmiddelen.
Gezien het bovenstaande komt de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan de woninginbraak.
4.2.3.
Conclusie
Hetgeen ten laste is gelegd onder 2 is wettig en overtuigend bewezen.
4.3.
Bewijswaardering feit 3
4.3.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van dit feit. Daartoe is aangevoerd dat de verdachte stellig ontkent zich schuldig te hebben gemaakt aan het plegen van dit feit. Bovendien zijn de onderliggende stukken van het gedane onderzoek naar vingerafdrukken niet aan het dossier toegevoegd, zodat geen zelfstandig oordeel kan worden gevormd omtrent de betrouwbaarheid van het onderzoek. De bestaande onzekerheid dient in het voordeel van verdachte te worden uitgelegd, zodat de resultaten van het onderzoek niet zonder meer voor het bewijs kunnen worden gebezigd. Zonder die resultaten resteert onvoldoende bewijs.
4.3.2.
Beoordeling
Ter zitting is door de officier van justitie benadrukt dat er, naast de zich bij de rapportage van het onderzoek naar vingerafdrukken bevindende stukken, geen andere stukken zijn om aan het dossier toe te voegen. Het dossier is dan ook compleet.
Uit de resultaten van bedoeld onderzoek blijkt dat de vingerafdruk van de verdachte is aangetroffen op een zogenoemde sigarettenmaker in de woning van de aangever. Uit de aangifte blijkt dat deze sigarettenmaker voorafgaand aan de inbraak nog in een kast stond en dat deze dus door de dader moet zijn verplaatst. De rechtbank ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid of juistheid van de resultaten van het betreffende onderzoek, temeer niet nu de verdediging niets concreets heeft aangevoerd op grond waarvan twijfel zou kunnen ontstaan. .
4.3.3.
Conclusie
Feit 3 is wettig en overtuigend bewezen.
4.4.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
Feit 1 primair
hij op 2 augustus 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met anderen in een woning gelegen aan de [adres delict 2] ,
sieraden, die aan een ander dan aan verdachte en zijn
mededaders toebehoorde
n, te weten aan de familie [naam slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en zijn mededaders zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf hebben verschaft door middel van braak;
Feit 3
hij op 10 juli 2018 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening uit
een woning, gelegen aan de [adres delict 3] , weg te
nemen goederen toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , en zich daarbij de toegang tot
de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van
braak , met een breekvoorwerp de voordeur van
voornoemde woning heeft geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
diefstal door twee of meer verenigde personen waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak
en
poging tot diefstal waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal met braak in vereniging uit een woning en een poging tot diefstal met braak uit een woning. Om de woningen binnen te komen werden deuren vernield en eenmaal in de woningen werden kasten en lades doorzocht. Door aldus te handelen heeft de verdachte niet alleen schade en overlast veroorzaakt, maar heeft hij ook het gevoel van veiligheid van de bewoners aangetast. Bovendien roepen woninginbraken in het algemeen gevoelens van onveiligheid op in de samenleving. De woning is immers bij uitstek de plek waar men zich veilig moet kunnen voelen. Reden waarom tegen woninginbraken met kracht dient te worden opgetreden.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 19 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte zich in het verleden veelvuldig schuldig heeft gemaakt aan soortgelijke strafbare feiten.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies. Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een langere gevangenisstraf. De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf acht geslagen op de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS), meer in het bijzonder het oriëntatiepunt voor woninginbraken bij veelvuldige recidive. De rechtbank ziet geen aanleiding om af te wijken van deze oriëntatiepunten, zij het dat uiteraard ten aanzien van feit 3 rekening is gehouden met het feit dat het bij een poging is gebleven.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen, waaronder de hieronder besproken verbeurdverklaring, passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen fiets verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen fiets zal worden verbeurd verklaard, nu feit 1 met behulp van dit voorwerp is begaan.

9.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregel

Ten aanzien van feit 2 hebben [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] zich als benadeelde partijen in het geding gevoegd. Zij vorderen beiden een vergoeding van € 300,00 aan immateriële schade.
Ten aanzien van feit 3 heeft [naam benadeelde 3] zich als benadeelde partij in het geding gevoegd. Hij vordert een vergoeding van € 250,00 aan materiële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vorderingen van [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] . Voorts heeft de officier van justitie geconcludeerd tot niet-ontvankelijkheid van [naam benadeelde 3] in zijn vordering, omdat de vordering niet is onderbouwd.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft bepleit de vorderingen van [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] af te wijzen, nu vrijspraak wordt bepleit. De verdediging heeft tevens bepleit de vordering van [naam benadeelde 3] af te wijzen, omdat de vordering niet is onderbouwd.
9.3.
Beoordeling vorderingen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2]
De benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, nu aan de verdachte voor feit 2 geen straf of maatregel wordt opgelegd en artikel 9a Wetboek van Strafrecht niet wordt toegepast.
9.4.
Beoordeling vordering [naam benadeelde 3]
Nu is komen vast te staan dat door het onder 3 bewezenverklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht aan de voordeur van [naam benadeelde 3] en het gevorderde schadebedrag op dat punt de rechtbank redelijk voorkomt, zal de vordering, ondanks de betwisting door de verdediging, voor deze gestelde schadepost worden toegewezen.
De benadeelde partij zal voor de schade aan de kast niet-ontvankelijk worden verklaard, aangezien bewijsstukken ter onderbouwing van de vordering ontbreken. De rechtbank is van oordeel dat nadere behandeling van dit deel van de vordering een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 10 juli 2018.
Nu de vordering van de benadeelde partij deels zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
9.5.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [naam benadeelde 3] een schadevergoeding betalen van € 50,00, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2018 en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.
In deze procedure wordt over de gevorderde schadevergoedingen van de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] geen inhoudelijke beslissing genomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36f, 45, 57 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte feit 2 heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 primair en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 11 maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart verbeurd als bijkomende straf voor feit 1 primair:
- 1 herenfiets, kleur zilver, merk Victor Gaytany;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering;
veroordeelt de benadeelde partijen [naam benadeelde 1] en [naam benadeelde 2] in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [naam benadeelde 3] , te betalen een bedrag van
€ 50,00 (zegge: vijftig euro), bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 10 juli 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij [naam benadeelde 3] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij [naam benadeelde 3] gemaakt, tot op heden aan de zijde van deze benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij [naam benadeelde 3] te betalen
€ 50,00(hoofdsom,
zegge: vijftig euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 10 juli 2018 tot aan de dag van de algehele voldoening;
beveelt dat bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal van het bedrag van
€ 50,00 vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
1 dag;
toepassing van de vervangende hechtenis heft de betalingsverplichting niet op;
Dit vonnis is gewezen door:
mr. P. Putters, voorzitter,
en mrs. K. Bakker en W.J. Loorbach, rechters,
in tegenwoordigheid van D.J. Boogert en mr. A.M. in ’t Veld, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
(De jongste rechter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen)
Bijlage I
Tekst tenlastelegging parketnummer 10-153315-18
Feit 1
hij op of omstreeks 2 augustus 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
in/uit een woning gelegen aan de [adres delict 2] ,
(een) siera(a)d(en), in elk geval enig goed, dat geheel of ten
dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan de familie [naam slachtoffer 2] ,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of
dat/die weg te nemen siera(a)d(en) onder zijn/haar/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking en/of een valse sleutel,
door met een zogenaamde flipper de deur van die woning te
openen;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 2 augustus 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
ter uitvoering van het door verdachte en/of zijn mededader(s)
voorgenomen misdrijf om uit een woning gelegen aan de
[adres delict 2]
(een) siera(a)d(en) en/of (een) (ander(e) goed(eren) en/of
geldbedrag, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan
een ander dan aan verdachte en/of zijn mededader(s)
toebehoorde, te weten aan de familie [naam slachtoffer 2] ,
weg te nemen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen
en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder
zijn/haar/hun bereik te brengen door middel van braak en/of
verbreking en/of een valse sleutel, te weten een zogenaamde
flipper,
- ( met een fiets) hard tegen de portiekdeur van het
wooncomplex heeft/hebben gereden en/of
- met behulp van een zogenaamde flipper en/of gereedschap
de voordeur van de woning heeft/hebben geopend en/of
opengebroken en/of geforceerd en/of
- de woning heeft/hebben doorzocht en/of
- ( een) siera(a)d(en) in een tas heeft/hebben gedaan,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;
Feit 2
hij op of omstreeks 20 juli 2018 te Rotterdam
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans
alleen,
uit een woning gelegen aan het [adres delict 1]
een paspoort en/of laptop en/of siera(a)d(en) en/of kledng
en/of scheerapparaat en/of geldbedrag en/of portemonnee
en/of tas en/of chip/bankpas, in elk geval enig goed, dat
geheel of ten dele aan een ander dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s) toebehoorde, te weten aan [naam slachtoffer 4] en/of [naam slachtoffer 1]
,
heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot
de plaats van het misdrijf heeft/hebben verschaft en/of
dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/haar/hun
bereik heeft/hebben gebracht door middel van braak en/of
verbreking;
Tekst tenlastelegging parketnummer 10-199569-18
Feit 3
hij op of omstreeks 10 juli 2018 te Rotterdam
ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf
om met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening in/uit
een woning, gelegen op/aan de [adres delict 3] , weg te
nemen (een) goed(eren) en/of geldbedrag(en), in elk geval
enig(e) goed(eren) en/of geldbedrag(en),
geheel of ten dele toebehorende aan [naam slachtoffer 3] , in elk geval
aan een ander
of anderen dan aan verdachte, en zich daarbij de toegang tot
de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te
nemen goed(eren) en/of
geldbedrag(en) onder zijn bereik te brengen door middel van
braak en/of
verbreking en/of inklimming, met een breekvoorwerp, althans
een scherp en/of hard voorwerp, de voordeur van
voornoemde woning heeft geforceerd,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is
voltooid;